Dag 326-330 (18-22 juli): Veel nieuwe dieren bij Graaff-Reinet en land nr. 23, Lesotho


Dag 326. Opnieuw een koude nacht; nét geen nachtvorst denk ik. De lucht is bijna helder en mijn spullen zijn gelukkig droog de nacht door gekomen. Ik waag me onder de douche, maar dat valt niet mee. De geiser is zo wispelturig dat ik er brandwonden op mijn buik aan over houd. Ik ben langer bezig met het proberen om een acceptabele temperatuur te vinden tussen de enige standen die de geiser kent (bloedheet of ijskoud), dan met wassen. Na het douchen en inpakken loop ik naar de woonkamer, waar een eenvoudig ontbijtbuffet klaar staat. Eenvoudig, maar wel prima in orde. En had ik al gezegd dat het gratis is?

Ik rijd pas om 10 uur weg, omdat ik nog een filmpje van 3 GB geüpload wil krijgen waar ik gisteravond mee begonnen was. Dat lukt gelukkig. Intussen bereid ik me voor op vandaag. Ik heb zo weinig tijd gehad om me voor te bereiden op Zuid Afrika dat ik nu echt met de dag leef. Ik weet meestal ‘s ochtends enigszins waar ik die dag naartoe ga. Vandaag wordt opnieuw een lange reisdag. Gisteren meer dan 500 km, en vandaag zo’n 360 km. Maar ik kies wel een hele mooie route uit, door de Prince Alfred Pass. Eerst volg ik de N2 over de Garden Route naar Knysna. Dat zou volgens Werner recentelijk grotendeels afgebrand moeten zijn, maar daar zie ik niets van. Het is – net als alle andere steden die ik gezien heb sinds Kaapstad – een enorm toeristisch en commercieel oord. Niet ongezellig hoor. Maar het is koud en ik heb geen tijd om hier rond te kijken. Even voorbij Knysna verlaat ik de Garden Route (waar ik eerlijk gezegd niet zoveel aan vind, maar dat kan komen door de kou en gebrek aan tijd) en rijd de R339 richting de Prince Alfred Pass op. Die leidt eerst door een township (wat een contrast!), en dan door een bos. Ik kan me de laatste keer niet herinneren dat ik door een bos heb gereden. Het zal ongetwijfeld ergens in Zambia geweest zijn, dus een maand of 3 geleden. Eerst rijd ik door een mastenbos met enorme naaldbomen. Daarna wordt de vegetatie afwisselender. Aanvankelijk is er asfalt, maar dat gaat vrij snel over in grind. Het is heerlijk om weer eens in een bos te zijn, maar van de bergen zie ik zo niets. Maar dat wordt na een tijdje helemaal goed gemaakt, wanneer het bos ophoudt en ik mijlenver kan uitzien over de groene bergen. De weg wordt steeds hobbeliger. De reisgids omschrijft het als ‘fairly rough’, en daar sluit ik me bij aan. Onprettig, maar geen moment gevaarlijk of lastig. Hoe verder ik kom, hoe mooier het lijkt te worden. Verkeer is hier nauwelijks, en dat is erg prettig, want soms is de weg te smal voor 2 voertuigen.

Op het hoogste punt van deze prachtige route ben ik van zeeniveau naar 1100 m geklommen. Aan het einde van de pas ben ik nog altijd ruim boven de 600 m, maar hier vlakt de grond af en rijd ik weer in de woestijn. Eentje met dor gras en allerlei cactussen. De weg is van asfalt en ik moet hem nog zo’n 230 km volgen om bij mijn bestemming te komen: Graaff-Reinet. De Garden Route (voor zover ik die gevolgd heb) was best mooi, maar ik vind dit toch veel mooier: eindeloze woestijnlandschappen. Ik kom weer langs leuke plaatsnamen als Avontuur, Vaalwater, Haarlem en Baviaanskloof. Even na 17 uur kom ik aan bij Graaff-Reinet, maar voor ik daar in rijd sla ik af om te kamperen bij Jesa, een camping die ik op internet heb gevonden. Op iOverlander stonden alleen 2 hele dure campings (220 rand of meer), maar deze kost slechts 75 rand (€5), heeft gratis wifi, gratis elektriciteit en een privé badkamer! Het ligt wel langs een vrij drukke weg en de plekken zijn niet veel groter dan parkeerplekken, maar aangezien ik de enige kampeerder ben, maakt me dat laatste weinig uit. De dame die me vriendelijk onthaalt vraagt me uit welk land mijn auto komt en klappert even met haar oren als ik haar over mijn reis vertel. Enthousiast antwoord ze dat ik de eerste wereldreiziger ben die ze ooit ontmoet heeft. Ik registreer, betaal en zet de auto onder het grote afdak. Dat moet beschermen tegen de zon in de zomer, maar het houdt de warmte ook aardig vast, want onder het afdak is het zowaar warm genoeg om tot 18:30 met slechts 1 trui rond te lopen.

Ik kook weer eens een potje á la beschikbaarheid. D.w.z. dat ik allerlei ingrediënten bij elkaar mik die ik in mijn koelkast en fouragekist vind. En verrek, het smaakt nog ook! Erbij braai ik een biefstukje (spotgoedkoop hier in ZA).

Dag 327. Pas tijdens het ontbijt besluit ik om hier een dagje te blijven. Er is genoeg te zien in de omgeving en ik ben het eventjes zat om hele dagen te rijden. Niettemin bestaat het grootste deel van mijn dagprogramma uit autorijden, maar dan wel heel anders. Eerst rijd ik naar het centrum van Graaff-Reinet. Dat staat vol met zgn. Cape Dutch architectuur, oftewel oud-Nederlandse bouwstijlen. Vrijwel alle gebouwen zijn wit geschilderd en veel huizen zijn uitstekend onderhouden. Toch proef ik een onprettige sfeer in de stad. De winkels die open zijn hebben een hek voor de deur en je moet aanbellen om binnen gelaten te worden. Dat is bedoelt tegen overvallen en roept bepaalt geen positieve atmosfeer op. Op straat hangen veel mensen rond die ik er onbetrouwbaar uit vind zien. Als ik mijn auto bij een mooi museumhuis parkeer en even rondloop, komt er een man van een eindje verderop mijn kant op lopen en blijft aan de overkant van de straat naar mijn auto staren. Overal (behalve hier) staan parkeerwachters in gele hesjes die de indruk versterken dat het hier niet veilig is. Het zal mijn verbeelding wel zijn, want ik ben dit soort dingen al vaker tegen gekomen, maar op de een of andere manier voelt het hier niet erg veilig. Ik blijf dus altijd in de buurt van de auto, wat betekent dat ik iedere keer de auto een stukje verderop moet parkeren. De Nederduitse Gereformeerde Kerk is een prachtexemplaar. Eén van de mooiste kerken die ik in heel Afrika gezien heb, doch niet eens zo heel bijzonder, gemeten naar Nederlandse maatstaven.

Ik ben klaar in de stad en rijd naar de Lakeview poort van het Camdeboo NP. Dit park omlijst vrijwel de gehele stad. Bij de poort krijg ik een vergunning met mijn Wildcard en een plattegrondje. Er is slechts 1 gamedrive-route door het park en die is ook nog eens vrij kort, maar dat geeft niet, want ik heb toch niet de hele dag de tijd hiervoor. En ondanks de beperkte lengte van de route zie ik verrassend veel nieuwe dieren. Natuurlijk zie ik struisvogels, springbokken, grondeekhoorns, oryxen en parelhoenders, maar ik zie ook elandantilopen en vervetapen (die heb ik al een tijdje niet meer gezien). Nieuw op de lijst zijn: witstaartgnoes (black wildebeest), bontebokken, Kaapse bergzebra’s en waarschijnlijk grijsbokken. Een indrukwekkende score voor zo’n klein park!

Aan het einde van de rit verlaat ik het park bij een andere poort, die gevestigd is aan een asfaltweg. Die brengt me enkele kilometers verderop bij de volgende poort, die toegang geeft tot de zgn. Valley of Desolation. Ik ga de poort door, maar rijd vervolgens eerst naar de Koedoeskloof 4×4 trail, een pad dat naar een erg mooi uitkijkpunt moet lopen en alleen geschikt is voor 4WD voertuigen. Vooraf ben ik nog niet zo zeker of ik het hele eind (slechts 7 km) ga rijden, maar een uurtje later sta ik toch bovenaan de berg. Het pad begint erg gemakkelijk, maar wordt steeds moeilijker. Vreselijk lastig, zoals de weg naar de Van Zyl’s Pas in Namibië, waar ik het op een gegeven moment opgaf, is het niet, maar het pad is wel erg steil en ligt vol losse stenen. Ik stel de kanarie weer aardig op de proef. Iedere keer neem ik me voor om dat niet meer te doen, omdat ik me geen dure reparaties meer kan veroorloven, maar iedere keer doe ik het toch weer… Maar gelukkig gaat het allemaal goed. Bovenaan lunch ik op een picknickplaats en loop vervolgens de laatste 300 meter naar het uitkijkpunt. Dat biedt – zoals beloofd – een waanzinnig mooi uitzicht over de Karoo, een dorre uitloper van de Kalahari woestijn. Voldaan met dit aanblik loop ik terug naar de auto en begin aan de terugtocht. In die 7 km ben ik een paar 100 meter gestegen, en die moet ik nu weer afdalen natuurlijk. Pas nu ik de afgrond zie die ik in rijd, besef ik hoe steil het pad is en hoe schitterend de omgeving. Afdalen gaat vaak nog langzamer dan stijgen, omdat je op zo’n steile helling absoluut geen vaart wil maken die je niet kan afremmen over de losse stenen. Meer dan 5 km/u ga ik doorgaans niet. In 4WD, in de eerste versnelling werkt het beste, maar soms ga ik zelfs daar nog te langzaam voor en moet volledig vertrouwen op de remmen. Gelukkig gaat ook dit weer prima en als ik weer veilig beneden ben bedank ik de auto dat hij me opnieuw niet in de steek gelaten heeft!

Terug op het asfalt rijd ik dan toch richting de Valley of Desolation, een indrukwekkende naam voor wat in feite niet meer is dan een mooie rotsformatie op grote hoogte. De weg is geheel geasfalteerd, maar heel erg steil. De kanarie moet flink grommen om de helling op te komen. Vlak voor de top is een uitkijkpunt met de leuk gevonden naam Toposcoop. Het biedt een weergaloos uitzicht over de wijde omgeving, met het kleine Graaff-Reinet in het midden.

Het hoogste punt van de rit tikt de 1500 m aan en tot mijn stomme verbazing zie ik op sommige plekken sneeuw in de berm liggen! Toch is het niet erg koud. Sterker nog: ik loop sinds een paar uur in een T-shirt, voor het eerst in dagen! Ik zet de auto neer op de parkeerplaats en loop naar een uitkijkplatform dat volgens het bord uitzicht moet bieden op de grootste vlag ter wereld, een Zuid Afrikaanse vlag gemaakt van kleurige woestijnplanten en zonnepanelen. Tot zover de theorie, want in de praktijk zie ik helemaal geen vlag. Een mooi uitzicht, dat wel, maar geen vlag. Een kort pad loopt nog iets verder omhoog tot aan een plek waar de enorme rotsformaties van Valley of Desolation van bovenaf te zien zijn. Erg imposant. Na een tweede uitkijkpunt splitst het pad. De ene kant leidt naar een wandeling van een uur, de andere kant terug naar de parkeerplaats. Het is tegen 17 uur, dus ik ga terug naar de auto. Tot aan de poort (zo’n 10 km rijden) hoef ik vrijwel geen gas te geven en moet zelfs in de tweede versnelling nog regelmatig bij remmen, zo steil is de afdaling. Een groepje struisvogels en elandantilopen doen me uitgeleide als ik het park verlaat.

Na deze geslaagde dag trakteer ik mezelf op een etentje. In de stad moet een goed en betaalbaar restaurantje zitten, genaamd Polka. Het is erg ‘boutiekerig’ en alle gasten zijn blank, maar het personeel is vriendelijk, de atmosfeer uitstekend en het eten is al net zo goed. Ik bestel boboti, een typisch Zuid Afrikaans gerecht, maar dan wel op een haut cuisine manier geprepareerd en gepresenteerd. Zelfs met een dessert, een flinke pot thee en een fooi ben ik maar €16 kwijt. Het restaurant is tevens een bakkerij en verkoopt zelfs stroopwafels! Toch sla ik die even over, want ze kosten ongeveer een euro per stuk.

Dag 328. Het is een opmerkelijk warme nacht. ‘s Ochtends kan de trui zelfs uit als de zon een half uurtje in beeld is. Ik ben gauw weer op weg. Veel staat er niet op de planning. Ik wil 340 km rijden, zodat ik dicht bij de grens met Lesotho ben. Daar rijd ik dan morgen in. De route van vandaag loopt weer door mooie woestijnlandschappen met veel hoogteverschillen. Graaff-Reinet ligt op zo’n 700 m hoogte, maar onderweg tik ik een aantal keer de 1700 m aan. Op die plekken staan dan ook borden die waarschuwen voor ijs en ‘heavy snowfall’. Restanten van sneeuw liggen overal in de schaduwrijke hoekjes van de rotsen en planten. Sneeuw is sowieso al niet direct iets dat je met Afrika associeert, maar in de woestijn al helemaal niet.

Burgersdorp, Middelburg, Steynsburg, Teebus, Koffiebus zijn zomaar wat plaatsnamen die ik tegen kom, naast natuurlijk onnoemelijk veel plaatsen die eindigen op ‘fontein’, zoals Tweefontein, Brakfontein, Verfontein, enz. In ZA kun je bijna overal met je pinpas betalen tegenwoordig. Erg handig, want daardoor hoef je niet iedere keer op zoek naar een pinautomaat en hoef je niet met veel geld op zak te lopen. Maar in Lesotho zal dat waarschijnlijk niet zo gemakkelijk gaan, dus pin ik onderweg nog wat geld. Dat is dan wel ZA geld, maar dat wordt overal in Lesotho geaccepteerd, omdat hun eigen munt exact evenveel waard is, net als de Namibische dollar. Gelukkig maar, want Lesotho is een erg klein land en ik verwacht er maar een dag of 3 te zijn. Zonde om daar lokaal geld voor te moeten zoeken.

Op een kleine 80 km van mijn bestemming van vandaag: Aliwal North, gebeurt er iets triests. Ik rijd een stokstaartje aan. Ik heb natuurlijk al ontelbaar veel insecten aangereden, maar dit is toch wel iets anders. Het arme diertje rende enkele seconden naast de auto in de berm, maar besloot op het allerlaatste moment om over te steken en knalde tegen mijn voorwiel voor ik goed en wel door had wat er gaande was. In m’n spiegel zie ik het diertje stil op de weg liggen. Ik rijd terug en stap uit, maar ik kan niets meer voor hem doen; hij is dood. Een kant van zijn kopje zit onder het bloed. Ik leg hem in de berm. Liever dat hij daar door een aaseter wordt opgegeten dan dat hij als een harige, bloederige plak op het asfalt eindigt door alle voertuigen die er na mij overheen rijden.

Even buiten Aliwal North vind ik een B&B waar ik kan kamperen voor een redelijk bedrag. De eigenares is erg spraakzaam en na de formaliteiten blijf ik nog een tijdje kletsen. Ze biedt me thee aan, maar terwijl het water opwarmt realiseert ze zich dat er buiten personeel op haar staat te wachten. Ze vraagt me of we ons gesprek later voort kunnen zetten, onder het genot van de beloofde kop thee. Daar wacht ik echter nu nog steeds op. De rest van de middag komt er namelijk niets meer van dat vervolg. Ik benut de tijd om wat klusjes te doen. Zodra de zon achter een gebouw schuil gaat koelt het al sterk af, dus ik ga vroeg koken en eet weer achter het stuur. Daar slaat het noodlot genadeloos toe: mijn fles ketchup ontploft. Door de afgenomen luchtdruk (ik zit een stuk hoger dan de laatste keer dat ik de fles gebruikte) spuit de ketchup er met grote kracht uit zodra ik de dop open. Alles zit onder: trui, stoel, stuur, zelfs het plafond. Een keihard lesje basis natuurkunde…

Dag 329. Het koude koninkrijk Lesotho, het enige land ter wereld dat geheel boven de 1000 m ligt, en zoals ik vandaag zal merken, over het algemeen veeeeeeel hoger ligt.

Het begint al bijna gewoon te worden: nachtvorst. Ook deze ochtend is het water in de slang van de dakpijp bevroren, evenals het water is de jerrycans. Ook deze ochtend is het de warme douche die mij weer ontdooit. Even na 9 uur ben ik weer op weg. Het is ruim 100 km naar de Telle Bridge grens met Lesotho. Leuke plaatsnamen van vandaag zijn o.a. Bosjeslaagte, Houmoed, Sterkspruit, Blue Gums en Lady Grey. Hoe dichter ik bij het koninkrijk in de bergen kom, hoe Afrikaanser de omgeving wordt. Blanken zie ik bijna niet meer, winkels zijn vooral golfplaten stalletjes, overal klinkt muziek, overal lopen mensen, overal ligt afval. De grensprocedures verlopen soepel. Ik moet de politieagent aan de Zuid Afrikaanse kant uitleggen hoe hij mijn carnet moet invullen, maar het verloopt verder allemaal soepeltjes. Aan de kant van Lesotho gaat het al even makkelijk. Ik krijg direct een stempel in mijn paspoort en het carnet hoeft niet ingevuld te worden. Wel moet ik tol betalen, maar dat is slechts 60 rand (€4). Binnen het uur ben ik in Lesotho!

Zoals gezegd is Lesotho een land op grote hoogte. Dat is te merken ook, want vlak na de grens begint de klim. Ik zat al op 1500 m, maar op het hoogste punt van vandaag bevind ik me op maar liefst 2700 m hoogte. Sneeuw en ijs liggen overal op de schaduwrijke hellingen. De kanarie heeft het zwaar. Vaak moet ik in de eerste versnelling de helling op. Maar het landschap is adembenemend mooi. Niet zo gek natuurlijk als je de bergen in rijdt, maar toch. Het is winter, dus alles is bruin, maar aan de vele terrassen langs de berghellingen te zien wordt hier veel voedsel verbouwd. De uitzichten zijn met iedere bocht weer verbluffender dan daarvoor. Ook hier is het ‘echt’ Afrika, met golfplaten stalletjes en overal voetvolk en vee op en langs de weg. Wonen doet men vooral in rondavels, ronde hutjes met een puntdak van hooi. Het is moeilijk te geloven dat mensen hier kunnen leven in zo’n ruige omgeving. Want hoewel het in de zomer natuurlijk warmer is, is dit ook de periode van eindeloze regenval, aardverschuivingen en onweersstormen.

Er is niet bijzonder veel te doen in Lesotho, behalve paardenritjes en hikes, maar rijden door dit land is al spectaculair genoeg! Opschieten doet het echter bepaald niet. Ik hoef vanaf de grens slechts 160 km te rijden naar de lodge in Semonkong, maar daar doe ik bijna 5 uur over. Aan het wegdek ligt het niet, want dat is vrijwel geheel geasfalteerd, hoewel niet altijd in een geweldig goede staat. Nee, het zijn de eindeloze bochten, stijgingen en dalingen die het hem doen. Door alle bochten kan ik zelfs tijdens de afdalingen nauwelijks tempo maken. Het is wat dat betreft net als in de Alpen en in Rwanda, hoewel het landschap natuurlijk wel enorm verschilt. En de temperatuur! Want hoewel het in de zon achter glas best nog wel warm is, is het buiten in de wind behoorlijk koud. De mensen lopen vrijwel allemaal met een deken om. Dat is schijnbaar een traditioneel kledingstuk geworden sinds de Britten lang geleden een deken overhandigden aan de koning als geschenk. Sindsdien is het dragen van zo’n deken een soort statussymbool. Toch zie ik welgestelde mensen (althans zo schat ik ze in) vooral in Westerse kleding lopen.

De laatste pakweg 50 km van de rit ben ik de vele bochten en hellingen behoorlijk zat, dus ik ben blij als ik om een uur of 16 het plaatsje Semonkong in rijd. Daar is het even zoeken naar de lodge, want Tracks4Afrika kent blijkbaar hele andere paadjes dan die er in werkelijkheid zijn. Lesotho heb ik vandaag vooral als een arm land ervaren, en zo ziet Semonkong er ook uit. De paadjes zijn allemaal van diep uitgesleten aarde en de Mercedes die ik zie passeren heeft dan ook de grootste moeite om die te trotseren. De lodge is tamelijk comfortabel en goed georganiseerd. Als ik aan kom rijden zie ik ineens veel blanke toeristen. De meeste kijken mijn auto vol belangstelling na en sommigen maken zelfs foto’s. Bij de receptie krijg ik te horen dat er een bus vol Nederlanders verblijft in de lodge. Aha, vandaar dus. Ik ben de enige kampeerder. Niet zo gek, want het is nu al stervenskoud. Die kou zorgt voor allerlei nieuwe uitdagingen, met name nachtvorst. De slang van de dakpijp moet ik ‘s nachts binnen halen, net als de waterjerrycans en de fouragekist. Buiten zitten is uiterst onprettig (zachtjes uitgedrukt), dus blijf ik de rest van de middag toch maar weer achter het stuur zitten. Koken zie ik absoluut niet zitten in die kou en na zo’n vermoeiende dag, dus eet ik in het restaurant. Daar is het een gezellige boel. Het haardvuurtje knappert, mensen spelen pool en er wordt druk gekletst. Ik maak kennis met een Amerikaans stel waarvan het meisje stage loopt in Lesotho. Ook word ik natuurlijk aangesproken door een aantal van de Nederlandse groep. Wegens een gebrek aan tafels deel ik een tafel met Jurgen, een Duitser die al meer dan 80 landen bezocht heeft. Ook de manager komt nog even een praatje met ons maken; ook hij is een fervent reiziger. Het eten smaakt heerlijk en na een flinke pot thee waag ik me door de kou naar de auto, waar ik meteen in duik met de kachel op me gericht. Zo is het net uit te houden.

Dag 330. Iedere nacht is het kouder nu, en deze nacht is geen uitzondering. Niet alleen zijn alle ramen aan de binnenkant geheel bedekt met ijsbloemen, ook is het water in de dakpijp volledig bevroren. Ik word nauwelijks warm van de douche, want het tocht aan alle kanten. Ik blijf hier dan ook niet ontbijten, maar neem alleen thee. Ontbijten doe ik ergens halverwege de ochtend, op een mooi, rustig plekje langs de weg, heerlijk in het warme zonnetje.

Nadat ik de lodge verlaten heb rijd ik naar een uitkijkpunt over de Maletsunyane waterval. Daarvoor moet ik zo’n 5 km over een slechte grindweg rijden. Vanaf de weg is een deel van de waterval al te zien, maar om hem helemaal te zien moet ik de auto langs de weg neerzetten en een steil paadje aflopen. Ik kan me goed voorstellen dat dit een schitterende waterval is als de rivier hoog staat, maar op dit moment stort er maar een klein stroompje water de afgrond in. De waterdamp is naast de waterval als een spierwitte laag rijp op de rotsen neergeslagen en onderaan de 200 m lange val zie ik sneeuw en ijs. Ondanks dat de waterval zelf niet erg indrukwekkend is nu, is de omgeving als geheel dat wel, want het is een mooie kloof en ik krijg er vanaf een uitstulping langs de rand een mooi uitzicht over. Als ik terug kom bij de auto zit daar een viertal locals op me te wachten. Eén van de kinderen loopt naar me toe en zegt iets, maar ik versta het niet en daar laten we het bij.

Eenmaal terug op het asfalt is de rit vrij onopmerkelijk. Natuurlijk zijn er weer talloze bochten, stijgingen, dalingen en schitterende uitzichten, maar dat spreekt inmiddels bijna voor zich. Ik stop, zoals gezegd, onderweg nog even voor een ontbijtje. Het doel van vandaag is Maseru, de hoofdstad van Lesotho. Dat ligt in het lage deel van het land en inderdaad zak ik vandaag van 2700 m naar 1600 m. Het laatste stuk is beduidend minder bergachtig, maar wel steeds drukker. De bebouwing wordt steeds dichter en het verkeer neemt toe. Op 20 km van de hoofdstad stop ik op een kruising bij een tankstation. De diesel is in Lesotho opmerkelijk goedkoop, dus ik laat beide tanks vol gooien. Daarna rijd ik naar Thaba-Bosiu, een belangrijke berg voor de Basotho (inwoners van Lesotho), want hier is het dat koning Moshoeshoe in 1824 het koninkrijk Lesotho stichtte. Het is mogelijk om naar de top te lopen, maar dat moet weer met gids en kost een aantal uren, dus daar zie ik van af. Ook rijd ik langs Qiloane, een puntige heuvel die naar verluid model heeft gestaan voor de gelijkvormige traditionele hoeden.

In Maseru is het erg druk en sta ik zelfs een tijd in de file. Het is echt een Afrikaanse stad, want alles lijkt toegestaan en er rijdt van alles rond dat in Nederland onmiddellijk van de weg gehaald zou worden. Ik ben op zoek naar Maseru Backpackers, waar ik schijn te kunnen kamperen. Gek genoeg kent Tracks4Africa maar erg weinig wegen en straten in Maseru, maar gelukkig kom ik met Open Street Maps wel op de plaats van bestemming. Ik open het hek en zet de auto neer. Er komt een bewaker op me afgesneld. Victor is zijn naam en hij vertelt me dat de receptie gesloten is omdat het zaterdag is. Maar ik kan wel kamperen en moet morgenochtend betalen bij een man die voor 9 uur aanwezig zou moeten zijn. Het grasveld dat bedoelt is voor kampeerders is echter wel in gebruik door een groep mensen die blijkbaar bezig zijn met wat activiteiten. De bewaker zegt ze dat ze een plekje vrij moeten maken, zodat ik er kan staan. Het plekje heeft stroom, maar er zit een stekker in het stopcontact. Ik trek hem er uit en er gebeurt ogenschijnlijk niks, dus ik neem het stopcontact in gebruik. Terwijl ik wat aan het klussen ben komen een paar dames van de groep naar me toe lopen. Ze vertellen dat ze gevangenisbewaarders zijn en een teambuildingsdag hebben. Natuurlijk moet ik ze vertellen over mijn reis en als ik desgevraagd vertel dat ik geen vrouw of vriendin heb bieden onmiddellijk 2 vrouwen zich aan, zodat ik ze mee kan nemen naar Nederland. Tja, daar doe ik het niet voor… 😉

Eén van de vrouwen is erg geïnteresseerd in mijn slaapzak en zegt me keer op keer dat ik hem aan haar moet geven, waarop ik uiteraard telkens ‘nee’ antwoord. Zonder slaapzak vries ik dood ‘s nachts! Tegen etenstijd vertrekt de groep weer, althans een deel ervan, want even verderop, net uit mijn blikveld, is blijkbaar nog een groep, getuige de luide muziek en de auto’s. Terwijl ik sta te koken komt een Fransman me opzoeken. Hij heeft mijn auto bij Kaap De Goede Hoop zien staan en komt een praatje maken. Maar omdat ik aan het koken ben belooft hij om later terug te komen. Ook komt de nachtwaker naar me toe, want hij begrijpt niet waarom de grote lamp op de binnenplaats een eindje verderop niet werkt en komt de stekker controleren (die ik er natuurlijk uit had getrokken). Ook al vertel ik hem wat er aan de hand is, hij lijkt er niets van te begrijpen. Pas na een tijdje valt het kwartje en hebben we discussie over hoe we dit moeten oplossen. Er is geen verdeelstekker of verlengkabel voor handen. Uiteindelijk gaat hij er mee akkoord dat ik het stopcontact gebruik voor de rest van de avond, maar dat ik daarna de stekker weer terug erin stop. Prima.

Ook al was het in het zonnetje lekker warm, zodra de zon weg is slaat de kou onverbiddelijk toe en ik eet mijn maaltijd weer achter het stuur. Nadat ik mijn eerste kop thee op heb is de tweede groep gevangenisbewaarders vertrokken en komt de Fransman (ik ben helaas zijn naam vergeten) weer naar me toe. We blijven een tijd staan praten en drinken nog wat thee. Daarna kruip ik met kachel achter het stuur.

2 gedachtes aan “Dag 326-330 (18-22 juli): Veel nieuwe dieren bij Graaff-Reinet en land nr. 23, Lesotho

  1. patricia

    prachtige plaatjes!
    wij hebben paargereden in Lesotho (en overnacht in een rondavel tussen de schapen). die arme beesten moesten ons inderdaad bergop-bergaf dragen, heel ruig daar.

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Hahaha, ja dat wilde ik zo’n arm beest niet aan doen. Zoiets vind ik trouwens ook niet leuk om in mijn eentje te doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.