Dag 221-225 (4-8 apr.): Kanarie reddingsoperaties in de blubber en afscheid van Heroen

Dag 221. We nemen een snel ontbijt, want om half 8 begint onze boottocht. We varen af in een klein motorbootje met een man die alle vogels lijkt te herkennen, ook al zien wij alleen een stipje. Zo’n 2 uur varen we langzaam stroomafwaarts over de Kafue rivier. Onderweg zien we veel vogels en passeren een verlaten lodge. We zien slechts 1 nijlpaard, die het water induikt zodra we passeren, waardoor onze kapitein gauw gas geeft. We zitten immers in een klein bootje en de nijlpaard kan het op ons gemunt hebben. Behalve vogels zien we verder geen dieren. Maar vogelaar Heroen kan door al die vogels wel heel wat soorten aan zijn lijstje toevoegen.

Op de terugweg vaart de kapitein zo hard dat we behoorlijk nat worden van het opspattende water. We zien door die snelheid ook veel minder van de omgeving. Voor Heroen is het een geslaagd tochtje geweest, voor mij iets minder. Maar ja, het is green season (laagseizoen), dus lag een beetje in de lijn der verwachting dat er weinig dieren te zien zouden zijn. De rest van de dag besteed ik aan klussen en Heroen aan vogelen. Ik doe de was, ruim de opgedroogde spullen van de reddingsoperatie van gisteren op, vervang de ruitenwissers, repareer de losgeschoten ventielslang (de duizeligheid is vandaag gelukkig een stuk minder erg), controleer onder motorkap (en ontdek daarbij dat een accu is losgeraakt), enz.

Heroen zit inmiddels aan ruim 80 vogelsoorten. Als lunch bakt hij heerlijke pannenkoeken van geïmproviseerde ingrediënten. Aan het einde van de middag relaxen we en kijken naar dieren vanaf de veranda van ons chalet. Overal klinken geluiden. Piepen, kraken, krijsen, snuiven, plonzen, timmeren (specht), brullen (nijlpaard), tikken. Wat een heerlijk plekje! Had ik dat al gezegd?

Dag 222. ‘Game viewing doesn’t get much easier then this!’ schrijft mijn reisgids over de hoofdweg door Kafue NP. Volgens hen loopt er zoveel wild in de buurt van deze weg dat je zonder entree te betalen al erg veel kan zien. Dat valt nogal tegen, maar desondanks hebben we weer een mooie dag.

De visarend en de spoorwiekgans zitten deze ochtend weer netjes op dezelfde plek als gisterochtend, in een dode boom pal aan het water. De nacht was een stuk minder koud dan de vorige, door de toegenomen bewolking. Ik haal zoveel mogelijk zware en niet-noodzakelijke spullen uit de auto, want vandaag willen we opnieuw proberen over het blubberstuk te rijden, zodat we kunnen proberen dieren te spotten langs de hoofdweg door Kafue NP. En hoe minder gewicht, hoe groter de kans dat we zonder problemen het zware blubberstuk kunnen doorkruisen. Om een uur of 9 zijn we op weg. Bij de eerste poging komen we helaas weer vast te zitten in de modder, maar met wat wrikken kan ik nog wel achteruit. Heroen stapt uit en graaft wat modder uit de geulen. Dat helpt, want bij de tweede poging kom ik er wel doorheen. De rest van het pad is af en toe vrij zwaar (vooral diepe, opgedroogde geulen), maar goed te doen. Wel moeten we na het blubberstuk even onder de auto kruipen omdat er modder en stenen tegen de aandrijfas schuren. We gaan vandaag voor het wild, niet voor de afstand, dus rijd ik gemiddeld 10-20 km/u, ook op de hoofdweg. Omdat het eigenlijke park pas na een kilometer of 10 begint, kunnen we daarvoor enkele zijpaadjes nemen. De eerste leidt naar een verlaten lodge, waar we een herdenkingssteen zien voor een vrouw van Indische afkomst die hier een jaar of 10 geleden gedood is door een olifant. Een volgende afslag gaat naar een luxe, gloednieuwe lodge, waar we gauw rechtsomkeer maken. Tot dusver hebben we nog helemaal geen wild gezien, afgezien van impala’s en puku’s. Vlak voor we weer de hoofdweg bereiken merkt Heroen op dat hij weer impala’s ziet. Mijn antwoord: ’En een hele grote olifant links ervan.’ Onze eerste olifant in deze omgeving! Omdat we er zoveel geduld voor moeten hebben gehad blijven we een tijdje kijken naar het vredige tafereeltje van een badderende, etende en drinkende olifant. We moeten kijken door gaas, want hoewel de camping er gelukkig vrij van is, zitten er erg veel tseetseevliegen in de omgeving. Rijden met ramen dicht is veel te warm, dus komen de gazen die ik voor de ramen gemaakt heb weer goed van pas. Desondanks komen er zo nu en dan toch van die irritante beesten de auto in en zodra we ze doodslaan resulteert dit in een flinke vloedvlek.

Net na de (gloednieuwe) brug die het begin van het Kafue NP markeert worden we ingehaald door een pickup, die naast ons blijft rijden. Er zitten 2 Nederlandse dames in die nieuwsgierig zijn naar mijn Nederlandse nummerplaat. Zij zijn hier werkzaam tegen de stroperij. Enkele kilometers verderop spot Heroen een olifant langs de weg met enorme slagtanden. Een eindje verderop ziet hij door het dichte struikgewas heen 2 zeldzame lelkraanvogels en even later wrattenzwijnen. Om 16:35 keren we om. Ik ben moe van het rijden en we zijn beide moe van het kijken. Te meer omdat er behalve genoemde dieren niets te zien valt. Bovendien moeten we voor het donker weer terug zijn, want ik voel er niets voor om in het donker dat modderige stuk te moeten rijden. Gelukkig komen we dit keer zonder problemen het blubberstuk door, hoewel de bodem van de auto bijna continue over de grond schraapt. Om een uur of 17 komen we aan bij de lodge, waar we nog even een praatje maken met het Britse stel dat eigenaar is van de lodge. Daarna parkeren we auto weer tegen de tent, laden alle ballast weer in de auto en koken een prima maaltje van wortels, aardappels en worstjes op een houtvuurtje. Onderwijl spot Heroen zijn 90e vogelsoort: de Afrikaanse reuzenijsvogel. ‘s Avonds horen we weer van alles aan dierengeluiden, waaronder een hyena vlakbij.

Dag 223. Deju vu, ironie, modder, regen en schaamteloze leugens zijn misschien wel de belangrijkste termen voor deze dag. Maar de belangrijkste is zonder twijfel: de Wet van Murphy!

Niet lang nadat ik om half 8 op ben gestaan hoor ik een hele harde knal. Heroen wordt er wakker van. Later vernemen we dat men een nijlpaard heeft afgeschoten. Gistermiddag was die al verwond, maar pas nu hebben ze hem ook afgemaakt. Het vlees van de nijlpaard zal dienen voor de belangrijkste ceremonie van het jaar in deze regio: Kuomboka, waarbij de chief verhuist van zijn residentie voor het regenseizoen naar die voor het droge seizoen. Het is een hele happening en gaat over een paar dagen plaatsvinden. Helaas precies op de dag van Heroen’s vertrek, dus we kunnen er niet bij zijn.

Op de agenda voor vandaag staat simpelweg rust. We willen lekker hier een dagje blijven genieten van dit prachtige plekje. De eigenaar (Lyndon) heeft gistermiddag beloofd ons mee te nemen naar wat mooie vogelplekjes in de directe omgeving. Maar het is ons niet gegund… Om een uur of 10 komt zijn vrouw ons vertellen dat we weg moeten! Er is net een boeking binnen gekomen voor beide chalets, dus ook degene waar wij gebruik van maken. Het levert ze $600 op, dus wij moeten wijken. Uiteraard gaan wij hier tegen in verweer, want ze hebben ons bij aankomst niets verteld over deze voorwaarde. Dat erkent ze, dus na wat discussie met ons en overleg met haar man (die de boeking al geaccepteerd had) gaan ze akkoord met mijn voorstel om ons financieel tegemoet te komen. We hoeven 1 nacht niet te betalen. We hadden gisteren al gezien dat er vlakbij de ingang van het park, vlak voor de brug, nog een camping zit: Roy’s Camp. Het zag er niet aantrekkelijk uit, maar Ruth bezweert ons dat de camping even verderop ligt en er prima uitziet.

Daar gaat ons dagje rust. Inpakken, ploeteren over het modderpaadje, rijden naar Roy’s Camp en daar weer kamp inrichten kost ons zo weer een uur of 3. Maar we laten ons niet zomaar wegjagen. De nieuwe gasten komen pas rond een uur of 16, dus we gaan pas na de lunch.

Zo gezegd zo gedaan. Heroen bakt opnieuw pannenkoeken voor de lunch (we zijn al geruime tijd door het brood heen), waarna we de boel inpakken. Bij vertrek krijgen we, zoals beloofd, een escorte. Lyndon gaat ons voor in hun safari-auto, zodat ze ons er uit kunnen trekken mochten we weer vast komen te zitten, Maar het zal niet nodig zijn, zo komt hij ons vooraf melden, want ze hebben het zwaarste stuk vanmorgen gerepareerd. Dat blijkt niet helemaal te kloppen…

Zodra we aankomen bij het blubberstuk houd ik wat afstand van Lyndon, zodat ik er in één keer overheen kan, zonder af te hoeven remmen voor hem. Het valt direct op dat de geulen niet langer vol water staan en dat er wat vers grind op het middenstuk ligt, dus er is wel degelijk iets aan de weg gedaan, maar daarmee is ook alles gezegd, want na slechts een paar meter zit de kanarie al vast. Het is niet zozeer de modder, maar de diepte van de geulen, waardoor de auto op de bodem vastloopt. Lyndon heeft gelukkig 4 mannen meegenomen en gezamenlijk gaan we aan de slag om mijn auto vrij te krijgen. Allereerst proberen we mijn lier. Omdat ik dat ding nooit gebruik en slechts heel af en toe test, duurt het even voor ik alles gereed heb. De auto staat zo diep dat het portier nauwelijks meer open kan dus moet ik mezelf iedere keer naar binnen of naar buiten persen (wat met mijn postuur nog geen eenvoudige opgave is) en aangezien ik iedere keer weer iets vergeet te doen, gebeurt dat vaker dan me lief is. Maar dan heb ik eindelijk alles gereed en… doet de lier het nog niet! Dat kloteding werkt bij iedere test prima, maar als ik hem nodig heb geeft hij er iedere keer de brui aan! Wanneer we hem even later willen gebruiken als trekkabel schiet de kabel van de lier af! Grrrrrrr…

Lyndon komt met een goedkope hi-lift krik aanzetten, waarmee ze de voorkant optillen, zodat het wiel vrijgemaakt kan worden om er stukken hout onder te leggen voor hoogte en grip. Maar het ding werkt voor geen meter, dus haal ik mijn hi-lift maar voor de dag. Ik pak ook 2 rijplaten, maar die worden alleen met veel bedenkingen ingezet. Er wordt gegraven, gekrikt, en druk gediscussieerd in de modder en uiteindelijk komt de kanarie los! Om vervolgens een paar meter verderop weer vast te zitten… Het is niet meteen duidelijk waarom, want zo diep lijkt hij dit keer niet te staan. Maar na verloop van tijd wordt duidelijk wat er aan de hand is. Bij de ‘wegreparatie’ heeft men geen of veel te weinig grind in de geulen gegooid en juist wel grind op het middenstuk gegooid, waardoor de bodem van de auto niet langer door de modder heen ploegt, maar vast komt te zitten in het grind. De ‘reparatie’ heeft de weg dus alleen maar slechter gemaakt.

Tijdens de reddingsoperatie bij deze tweede vastloper begint het ook nog flink te regenen. Het moreel daalt zienderogen. Toch lukt het ook nu weer om de auto los te krijgen… om een meter of 10 verderop wéér vast te lopen! Het is om gek van te worden. Inmiddels zit alles onder de modder. We zijn allemaal van top tot teen smerig en doorweekt, en mijn stoel, stuur, versnellingspook, handrem en deuren zijn ook bedekt met een laag modder. Dit keer zijn er nog meer pogingen voor nodig, maar uiteindelijk komt ook nu de auto weer vrij. Maar…

Lyndon wil met zijn auto doorrijden tot de weg weer droog is en nu ik eenmaal los ben wil ik geen vaart verliezen. Maar ja, dan moet de motor van Lyndon’s auto natuurlijk wel starten. Grrrrrrr. Krijgen we dát weer! Ik kan die Murphy wel wurgen met zijn Wet! Uiteraard bied ik meteen mijn hulp aan. Ik test de accu, er wordt brandstof bijgevuld en ik wijs Lyndon de locatie van het handpompje voor de brandstof, maar de auto geeft niet thuis. Er zijn nog zat dingen om te testen, maar Lyndon is het zat en heeft inmiddels haast. Hij moet de nieuwe gasten op gaan halen en is al laat. Hij gebied mij om het hele blubberstuk maar weer achteruit te rijden, want ik kan hem niet passeren. Naast het pad is het terrein te moerassig. Hij is duidelijk geïrriteerd en ik laat me te snel overtuigen. Achteraf bezien waren er nog wel alternatieven geweest, maar ik stap met tegenzin in de auto en zet hem in zijn achteruit. Na het getob van net in de blubber geloof ik er niets van dat ik er zonder problemen achteruit overheen kan rijden, maar tot mijn stomme verbazing lukt het! De ingehuurde mannen blijven achter bij de weigerende auto, maar Lyndon lift mee op de achterbumper van mijn auto, terwijl ik terug rijd naar zijn lodge. Hij wilde vanmorgen nog van ons af en nu is hij genoodzaakt om ons terug te laten rijden. En hij lift zelfs mee!

Met een passagier op de bumper rijd ik zo voorzichtig mogelijk over het vreselijk hobbelige paadje. Nu we bevrijd zijn uit de modder is het uiteraard ook gestopt met regenen. We komen heelhuids aan bij de lodge. Ruth is uiteraard verbaast om ons weer te zien. Lyndon moet er gauw vandoor met de boot om de gasten op te halen, dus probeert Ruth te bedenken hoe ze deze nieuwe situatie op gaat lossen. Daarbij valt ze direct door de mand. Er is helemaal geen sprake van dat beide chalets verhuurd zijn. Er komt slechts 1 nieuwe gast! Ze wilden ons weg hebben omdat een stel kampeerders afbreuk doet aan de exclusieve uitstraling van hun lodge! Ze hebben dus tegen ons gelogen en wij zijn nu een halve dag kwijt (voor mij niet erg, maar voor Heroen natuurlijk wel) voor niets! We mogen ons kampje weer optrekken op dezelfde plek waar we vanmorgen stonden. ‘Of course no charge,’ voegt ze er aan toe. Dat lijkt me wel het minste ja, na wat ze ons hebben aangedaan. De ironie van de situatie zal ze hopelijk niet ontgaan zijn, maar de genantheid toch zeker niet. Ze hebben schaamteloos tegen ons gelogen, maar durven het nog steeds niet toe te geven. En nu zitten ze ook nog met ons opgescheept. Ik kan er enorm om lachen, maar we zitten nu wel vast hier. Morgen moeten we toch echt naar Lusaka, dus ze zullen die auto toch echt uiterlijk morgenochtend vroeg moeten wegslepen of zo. Uiteraard drukken we dat Ruth op het hart.

Met een duidelijk gevoel van deja vu zetten we ons kampje maar weer op, nadat we ons en de auto een klein beetje schoongemaakt hebben. Het water van de douche is koud dus ook daar moet ik weer over klagen en als we daarna om brandhout voor ons anti-roofdieren vuurtje vragen blijkt dat ze hier doorheen zijn, Murphy is dus nog niet helemaal klaar met ons. Heroen kookt een simpel maaltje van wat we nog hebben liggen aan etenswaren. Ik giet de groente af en laat de pan uit mijn vingers glijden. Meer dan de helft beland in het gras. Shit, ook dat nog! En mijn vuurtje wil ook al niet erg lukken.

Gelukkig kan ik melden dat de rest van de avond zonder bijzonderheden verloopt, want we hebben wel weer genoeg beleefd voor één dag…

Dag 224. Omdat we niet weten wanneer de gestrande auto van de lodge weer uit de weg is haasten we ons deze ochtend niet, ook al moeten we helemaal naar Lusaka rijden vandaag, aangezien Heroen morgen terug naar huis vliegt. Vlak voor we helemaal ingepakt zijn loop ik nog maar eens naar de Britten toe. Die liggen er heel relaxed bij in hun restaurant. Hoe lang het nog gaat duren? Er is een automonteur onderweg vanuit Mumbwa, die is hier over een uurtje of 2, zegt Ruth zonder al te veel zorgen in haar stem. ‘Wat?!’ is mijn reactie. Gistermiddag hebben we duidelijk aangegeven dat we vandaag écht weg moeten en dat die auto dus goedschiks of kwaadschiks uit de weg moet. Ik stel voor dat we de auto met vereende krachten aan de kant duwen, zodat wij er langs kunnen; iets wat we gisteren ook hadden kunnen doen, ware het niet dat Lyndon zo’n haast had. Daar hebben ze duidelijk geen zin in, dus belt Ruth nog maar eens met de monteur. Die neemt niet op, dus is hij onderweg en zal er binnen het uur zijn. Ja ja… Lyndon vertrekt meteen met de boot om hem op te pikken en via de hoofdweg naar de gestrande auto te rijden. Intussen rijden Heroen en ik hen vast tegemoet.

Dan begint het lange wachten. We moeten wachten tot Lyndon er met de monteur is. Intussen hoeven wij niet stil te zitten, want behalve de gestrande auto is er natuurlijk ook nog het blubberstuk. Aan het eerste kunnen wij niet hel veel doen, maar aan het tweede wel. En dus trek ik de laarzen en handschoenen maar weer aan, pak de schep en ga aan de slag, terwijl Heroen weer op de uitkijk staat voor gevaarlijke dieren. Ik schraap zoveel mogelijk grind van het middenstuk in de geulen en schep daarna flink wat grond en modder weg op de plekken waar de bodem van de auto duidelijk de grond geraakt heeft. Zo verklein ik het hoogteverschil en vergroot tegelijkertijd de grip. Het is een enorme klus, want ik heb maar een klein vouwschepje, maar we hebben toch niets anders te doen. Na een tijdje komen Lyndon en 3 andere mannen met houwelen, hakken en scheppen aanlopen vanaf de lodge. Twee lopen er met Lyndon door, en 1 man blijft achter met het materiaal. Niet dat hij me daarmee helpt om de weg te verbeteren, want hij blijft in de gestrande auto met zijn telefoon spelen terwijl ik me uit de naad werk om hun weg te repareren. Ik pak dan ook maar een hak van hun, waarmee het werk een stuk sneller gaat. Niet lang nadat ik vind dat ik genoeg gedaan heb om de weg berijdbaar te maken komt Lyndon aanrijden met de monteur en de 2 andere mannen. Lyndon zet de mannen alsnog aan het werk om de weg verderop te repareren, terwijl ook de monteur aan de slag gaat. Hij probeert de auto te starten en weet meteen wat er aan de hand is. Hij verwijdert de startmotor en haalt hem uit elkaar. Gereedschap heeft hij vrijwel niet meegenomen, dus is hij afhankelijk van het paar stukjes gereedschap van Lyndon en de inhoud van mijn gereedschapstas. Het is me inmiddels wel duidelijk dat Lyndon (ex-legerofficier) geen bal verstand heeft van auto’s, wat me niet handig lijkt als je er zo enorm van afhankelijk bent en je je gasten er mee vervoert. De monteur schraapt met een mes wat koolstof van het koper in de startmotor, zet die weer in elkaar en plaatst hem weer terug. En voila, de motor start weer! Lyndon stapt meteen in en zet hem en eindje verder aan de kant. Intussen loop ik met mijn gereedschap terug naar de kanarie en nadat ik Heroen op de hoogte heb gebracht van de situatie rijd ik gauw door. Het blubberstuk waar ik even daarvoor aan gewerkt heb kom ik nu zonder enig probleem door. Het stuk waar de mannen aan het werk zijn daarentegen is opnieuw slechter geworden en even lijkt het alsof ik weer vast kom te zitten, maar het valt mee. Ik stop nog even naast Lyndon. Hij drukt ons enthousiast de hand en bedankt ons. Het is me niet helemaal duidelijk waarvoor, maar ik besluit er niet naar te vragen en er gauw vandoor te gaan. Het is al na twaalven, ik ben moe van het graven en hakken, ik ben hongerig en ik moet nog helemaal naar Lusaka rijden.

Zonder verdere problemen bereiken we opgelucht de grindweg en even later de asfaltweg. De GPS geeft het al aan: ruim 300 km alsmaar rechtdoor rijden en we zijn er. Bij de Nalusanga Gate moeten we ons opnieuw registreren. We stoppen hier even voor een lunchpauze, die bestaat uit een klein plastic zakje met weke patat met ketchup en wat vettige oliebollen. Terwijl we op een gammel bankje deze gezonde lunch naar binnen werken komt een man naast ons zitten en knoopt een kort gesprekje met ons aan waarna hij zwijgend blijft zitten. Ik verwissel mijn laarzen weer voor mijn gewone schoenen, waarna we weer doorrijden. Het is een mooie weg, maar omdat het letterlijk 300 km alsmaar rechtdoor gaat (dus nagenoeg geen bochten) is het wel wat eentonig en ik moet af en toe vechten tegen de slaap. Hoe dichter we Lusaka naderen, hoe levendiger het straatbeeld wordt en hoe makkelijker is de slaap de baas weet te houden.

We moeten dwars door het centrum en een stukje over de hoofdweg, Cairo Road. Maar dan bereiken we eindelijk onze bestemming; Wanderer Backpackers. De kampeerplaatsen zijn in feite gewoon parkeerplaatsen met een paar vierkante meter gras ervoor, waar je een tent kan opzetten. Filekamperen noem ik het. Je staat echt hutjemutje en omdat het druk is, merk je dat des te meer. We moeten het er maar mee doen. Het is wel enorm afkicken na die rustige, grote kampeerplaatsen in de natuur van de afgelopen 2 weken. In plaats van krekels, nijlpaarden en hyena’s hoor je hier dag en nacht verkeer langs de muren van het terrein razen.

Het diner bestaat uit een eenvoudig maar smakelijk hapje bij de bar, die we gebruiken nadat we een wandelingetje in de buurt hebben gemaakt. Heroen vind er begrijpelijkerwijs niets aan, Lusaka. De meeste Afrikaanse steden zijn sfeerloos en grauw en zo ook Lusaka.

Dag 225. Met zo dicht opeen geparkeerde tenten is het erg moeilijk om elkaar niet te wekken en dus is iedereen al vroeg wakker. Ik had een tip gekregen dat er vlakbij een koffietent zou zitten die erg populair is bij expats omdat ze erg lekkere koffie en broodjes verkopen. Daar willen we naartoe om er te ontbijten. De betreffende koffietent blijkt echter niet (meer) te bestaan, maar we vinden wel een andere, die er erg goed onderhouden en Westers uitziet. Met tevens Westers prijzen, maar het is een prima ontbijtje! Daarna lopen we naar Manda Hill Mall, een groot winkelcentrum. Er is niet veel te doen in Lusaka, dus moet je het een beetje hebben van winkelen. We zijn echter al snel uitgekeken. Wel kopen we een mooie roze big shoppertas voor 1,5 euro. Daar Heroen zelf bijna geen bagage heeft (zijn tas is nooit meer terug gevonden) mag ik hem een heleboel van mijn overbodige spullen meegeven. De tent heb ik bijvoorbeeld niet meer nodig en het elektrische kacheltje en de 12V waterkoker heb ik nooit gebruikt.

We nemen een taxi naar Cairo Road. Daar struinen we door de vele winkelstraatjes en verbazen ons over de koopwaren en de mensen. Heroen slaagt er in om een voetbalshirt te kopen. Ongemerkt belanden we op de Soweto Market, een hele grote overdekte markthal met ontelbare stalletjes. Bergen schoenen en kleding liggen er en het is moeilijk te geloven dat iemand hier ooit 2 bij elkaar passende schoenen tussen kan vinden. De sfeer is goed en hoewel mensen veelvuldig tegen je aan lopen worden we niet beroofd (daar waarschuwde de reisgids expliciet voor). We hebben dan ook zo weinig mogelijk meegenomen.

Iets na 11 uur eten we een matige meat pie bij een restaurantje en maken gebruik van het vreselijk smerige toilet. Daarna lopen we zoetjes aan terug naar de camping, die zo’n 5 km verderop ligt. Onderweg bezoeken we nog een winkelcentrum waar we een ijsje eten (mijn eerste roomijsje in zeker 7 maanden). Om een uur of 13 zijn we weer terug. We drinken wat bij de auto, waarna Heroen zijn laatste spulletjes inpakt en maar liefst 2 vogelsoorten spot, terwijl ik de spullen bijeen sprokkel die ik hem mee wil geven.

Om 15 uur is het zover. We rijden in de kanarie naar het vliegveld, dat 22 km hiervandaan ligt. Op de luchthaven informeren we nog even naar Heroen’s oorspronkelijke bagage, maar dat blijkt zinloos. En dus nemen we afscheid van elkaar. Het zijn 2 geweldige weken geweest voor ons allebei. Heroen heeft in totaal maar liefst 94 vogelsoorten gespot, waarvan we er 90 hebben kunnen identificeren.

Nadat ik Heroen uitgezwaaid heb loop ik de parkeerplaats weer op. Toen we aan kwamen rijden herkende ik het vliegveld al van mijn groepsreis van 5 jaar geleden. Toen kwam ik hier aan en heb me naar Kaapstad laten rijden. Na ga ik het nog eens uitgebreid over doen, maar dan alleen! Het betekent ook dat ik me na ruim 4 maanden weer op min of meer bekend terrein bevind en dat is best een belangrijk moment voor mij. Voor mijn gevoel betekent het vooral dat ik het moeilijkste deel van de reis achter de rug heb.

Op de terugweg stop ik bij Manda Hill Mall om een paar noodzakelijke boodschappen te doen en een (niet erg smakelijke) pizza te eten als diner. Alle andere kampeerders zijn inmiddels vertrokken en hoewel ik dus nu alleen sta, ga ik vroeg naar bed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.