Dag 216. We zijn weer vroeg uit de veren, maar doen het vandaag rustig aan. We doen een wasje en bespreken wat we de resterende anderhalve week willen en kunnen doen. Daarna bereiden we ons weer voor op een ritje. Dit keer rijden we gewoon wat door de omgeving om de atmosfeer op te snuiven. Eerst gaan we langs de receptie om te informeren naar de wegen in de omgeving. Dat valt flink tegen. Het blijkt op dit moment niet mogelijk te zijn om vanuit hier naar het noorden van het land te rijden. Dat kan alleen door eerst helemaal naar Lusaka te rijden (600 km naar het westen). De man die ons deze informatie verschaft laat ons niet zomaar weer gaan, want eerst moeten we nog een aantal hele kleurrijke verhalen aanhoren over mensen die het wel geprobeerd hebben…
We passeren verschillende dorpjes en heel veel zwaaiende mensen. Onderweg kopen we wat heerlijke maiskoeken (10 voor 1 euro) en willen die opeten op een mooi plekje naast een brug, maar zoals meestal staan er al gauw weer een heleboel kinderen bij ons. Iedereen kijkt gebiologeerd hoe Heroen de zak koeken openmaakt. We zwichten en geven de eerste 8 kinderen een koek, en onszelf. De 8 blije kinderen zeggen allemaal heel netjes ‘thank you’ en rennen vervolgens gillend van plezier weg. Kind nummer 9 en verder hebben dus pech. Maar ze geven het niet op. ‘Give me books’, zegt er een. Even later rijden we weg; 8 koeken armer en een ervaring rijker.
We stoppen nog een tijdje bij een plas waar een mooie baobab naast staat. Uiteraard spotten we er wat vogeltjes, waaronder 2 nieuwe. Op de terugweg stoppen we opnieuw bij de man met de koeken, Die weet niet wat hij hoort als we nog 10 koeken bij hem bestellen, dus lichten we het maar even toe en krijgen een 11e koek gratis.
We rijden nog even langs de receptie voor een bijzondere vraag. Heroen is zo tevreden over het matrasje dat we bij het zwembad geleend hebben (aangezien zijn bagage nog altijd zoek is) dat hij hem kopen wil. Hij begint zijn vraag al met de opmerking dat het een vreemde vraag gaat worden en dat moet de receptioniste volmondig erkennen. Ze komt bijna niet meer bij van het lachen. Ze moet uiteraard even overleggen over deze uitzonderlijke vraag. Dit matrasje is niet te koop maar hij kan wel een ander matrasje kopen. Dat doet hij dan ook maar.
Terug bij ons kampje zijn er 2 overland voertuigen bij gekomen, waaronder twee Australiërs in een schattige kleine vrachtwagen. We maken een praatje met hen en met onze Nederlandse buren en besteden de rest van de middag aan schrijven, vogelen, lezen e.d. ‘s Avonds willen we uit eten. Heroen trakteert. Ik heb op iOverlander een restaurantje in het dorp zien staan en dat klonk goed, dus koppelen we opnieuw de tent los en rijden in de schemer naar het dorp, over de hobbelige weggetjes. Het is dat ik deze route inmiddels al zeker 12x gereden heb, anders zou ik het geen prettig idee vinden om hier in het donker te rijden. Aangekomen bij het restaurantje is alles donker. Een man vertelt ons dat we vooraf hadden moeten boeken (wat ik achteraf gezien had moeten weten), en dat de kok er nu niet is. Helaas pindakaas. Andere restaurants zijn er niet in de omgeving, dus rijden we maar weer terug naar Wildlife Camp, waar we naar het restaurant rijden om daar maar te eten. Dat is geen straf, want het smaakt uitstekend, maar de prijzen liegen er niet om. Ik eet voor het eerst in zeker 7 maanden weer eens een schnitzel.
Dag 217. Een lange, lange reisdag. Dat is wat er vandaag staat te gebeuren. U hoeft dus niet verder te lezen eigenlijk. We leggen deze dag bijna 500 km af. Zo, dat weet u dan ook weer. Fijne dag nog!
Voor de geïnteresseerden zal ik iets verder uitweiden. Als ik ‘s ochtends de tent open doe zie ik de Australiërs nog net wegrijden. Even later staan we met onze nieuwe Nederlandse buren te praten. Ja, het stikt ook hier van die gekke Nederlanders. Gezien de stoere auto en de telescoop dachten ze even dat we documentairemakers zijn, dus de waarheid zal allicht wat tegen gevallen zijn…
Daar we een hoop op te ruimen en in te pakken hebben (Heroen heeft de tent bijvoorbeeld in opgezette staat aangetroffen bij aankomst en moet dus even ontdekken hoe die in elkaar zit) zijn we vrij laat weg. Eerst rijden we maar weer naar de receptie om af te rekenen. Aangezien de camping dichter bij de uitgang ligt dan de receptie zou je zo weg kunnen rijden zonder te betalen, maar dat doen we natuurlijk niet. Zó Hollands Zuinig zijn we nou ook weer niet. Terwijl de rekening wordt opgemaakt vragen we nog of we de hond en het uitzicht kunnen meenemen (refererend aan het matrasje), maar helaas…
Dan rijd ik voor de laatste keer over het hobbelige bosweggetje en door het dorp. Op het pad liggen verse olifantendrollen, maar de producent(en) ervan zien we jammer genoeg niet. 135 km verderop komen we aan in Chipata, waar ik al eerder geweest was toen ik uit Malawi kwam. Het is een enorme omweg, omdat die stad in het oosten ligt en wij naar het westen moeten, maar een snellere route is er niet. Het heeft wel als voordeel dat we nog even wat boodschappen kunnen inslaan en Heroen nog wat kleding kan kopen.
Met een afgeladen auto rijden we eindelijk naar het westen, over de Great East Road. De navigatie geeft aan dat we ruim 300 km alsmaar rechtdoor moeten naar de beoogde camping. Een aantal overlanders hebben deze weg als ‘saai’ en ‘eentonig’ omschreven. Maar daar sluit ik me niet bij aan, hoewel ik me er wel iets bij kan voorstellen. Er is weinig bebouwing langs de weg en relatief weinig mensen. Er is vooral groen, heeeeeeel veel groen. Zover het oog strekt zien we bossen en struiklandschappen met slechts zo nu en dan een dorpje of een boerderij. Ik vind het geweldig! Zeker de laatste pakweg 50 km is heerlijk rijden. De weg slingert, en stijgt en daalt. Bijna geen mens of dier te zien. Eindeloos slingeren tussen het groen; heerlijk. Gewoon ergens kunnen stoppen zonder een mens in zicht. Er zijn in die 300 km ook vrijwel geen afslagen en de afslagen die we zien zijn erg smal en stellen niet veel voor.
Dan, vanuit het niets, rijden we ineens een brug de Luangwa rivier over. Het is een hele grote, stalen hangbrug, maar er hangt wel een bord naast: ‘Slechts 1 voertuig tegelijk over de brug!’ Vlak na de brug slaan we links af en rijden een stuk langs de rivier, met direct aan de overkant Mozambique. Overnachten doen bij Bridge Camp. Een veel te dure camping, maar niet heel slecht. En de enige optie in de wijde omtrek, zover ik weet. We ontmoeten er direct een Nederlands stel (*ZUCHT* waarom blijven al die gekke Nederlanders niet gewoon in hun eigen land? 😉 Menno en Severine. We zijn ze al eens eerder tegen gekomen, toen we tijdens de night gamedrive de wilde honden tegen kwamen. Ze rijden in een geleende aftandse Landcruiser. Wat een klein wereldje.
Het eten in het restaurant is duur en niet erg aantrekkelijk dus flanst Heroen een prima maaltje in elkaar van wat verse worstjes en blikgroente, terwijl ik de boodschappen opruim en de auto klaar maak voor de nacht. In de avond kletsen we nog een tijdje met Menno en Severine. Ze bieden Heroen aan om een van hun slaapmatjes te lenen voor de rest van zijn reis, omdat zijn pas gekochte matrasje niet erg lekker ligt. Erg genereus van ze!
Dag 218. Onze buren staan al op het punt te vertrekken als wij net ons bed uit komen. Niettemin wisselen we nog wat gegevens uit en nemen dan afscheid. Wij zijn ook al om 8:15 op weg naar Lusaka. Het begin van de rit is weer erg mooi. Dat heeft ook te maken met het feit dat we langs de noordgrens van het Lower Zambezi NP rijden. Naarmate we Lusaka naderen wordt de rit minder aantrekkelijk, daar we vooral industrie passeren. Bij een afslag even voor de hoofdstad pauzeren we even om een boterham te eten en een drankje te doen op het eerste terrasje dat we in de laatste 500 km gezien hebben. We worden ongevraagd vergezeld door een verwarde man die van alles brabbelt, waarvan we maar enkele woorden verstaan. Ik praat dus maar terug in het Nederlands. Daar heeft hij niet van terug. Even later is hij weg. Verder worden we met rust gelaten, behalve de mensen die gewoon vriendelijk gedag zeggen. We kunnen dus gewoon rustig een drankje doen, zonder continue aangesproken of bekeken te worden. Wat een verademing voor mij! En dat terwijl we de enige blanken in zicht zijn.
De mensen die we passeren in Zambia weten ons vaak te verrassen. Sommigen zwaaien, sommigen kijken alleen maar, sommigen laten alles uit hun handen vallen, sommigen (kinderen) beginnen spontaan te schreeuwen. We stoppen een paar keer bij wat mensen voor een foto. Eén keer rent de moeder daardoor direct met haar kinderen de berm in. Zonder een foto te nemen maar breed lachend en zwaaiend rijden we weer door, waarna de moeder toch ook moet lachen. Vooral de kinderen reageren heel divers. Sommigen doen zelfs spontaan een dansje als we langs rijden! Bij de checkpoints is het ook iedere keer een verrassing wat we zullen aantreffen. De man bij een ‘wildlife checkpoint’ vraagt na een praatje of we niet wat voor hem hebben, wat we ontkennend beantwoorden. Bij de checkpoint bij de brug wordt ons om water gevraagd. Dat is het enige verzoek waaraan ik wél gehoor wil geven. Water zie ik niet als een bribe, maar als een eerste levensbehoefte. Ik geef de man dus een flesje water. Maar meestal mogen we direct doorrijden. Vandaag kwamen we bij een checkpoint waar de politieman gedag zei, met een vlindernetje om de auto liep en vervolgens zei dat we door mochten rijden. Gisteren werd mij om mijn papieren gevraagd, maar nog voor ik die tevoorschijn had gehaald (enkele seconden later), mochten we alweer doorrijden, omdat hij het zo wel geloofde…
Lusaka schampen we vandaag alleen maar. Dat wil zeggen, we rijden van de oostkant naar de noordkant en vermijden daarbij het centrum. En het moet gezegd: de rit valt me enorm mee. De wegen zijn netjes en breed en hoewel we bij het verlaten van de stad wat file hebben door langzame vrachtwagens, hebben we nergens problemen of irritaties. Ook de politie checkpoints gaan erg soepel. Zodoende bereiken we om een uur of 15 de camping voor vandaag: Fringilla Farm, een groot en gezellig complex van winkeltjes, een bar, restaurant, verschillende zithoekjes, speeltuin, slagerij, etc. Verschillende locals lopen er rond en het geheel ademt een gezellige sfeer uit. Het camping gedeelte ligt wat afgelegen en is wellicht de prijs niet helemaal waard, maar slecht is het allerminst. We moeten wel zelf even de toiletten van slot halen, want we zijn de enige kampeerders.
We richten ons kampje in en doen wat administratie. Heroen is bezig met zijn vogelboekhouding en ik regel nog wat zaken rondom de verkoop van mijn huis. Daarna lopen we een rondje in de omgeving. We ontmoeten zeker 30 maraboes en een stel honingzuigers (ja, ook dat zijn vogels). Ook reserveren we een plekje voor het buffet. Dat laten we ons om een uur of 19 prima smaken. Bij de auto drinken we nog een kop thee/koffie. Onderwijl horen we allerlei geluiden. Ik zweer het je, badeendjes! De bomen zitten er vol mee. We hebben niet kunnen achterhalen welke dieren dit komische geluid produceren, maar leuk is het wel. Ook zien we een uil langs vliegen.
Dag 219. De ochtend begint koud en overal ligt dauw. Voor vertrek proberen we wat informatie in te winnen over de conditie van de noordelijke weg (M20)naar Mumbwa, omdat we nu immers ten noorden van Lusaka zitten en niet weer door die drukke stad heen willen rijden. Het kost wat moeite iemand te vinden die over deze informatie zegt te beschikken, maar dan krijgen we het verlossende woord: de weg is in goede conditie. We zijn op weg naar Kafue NP, het grootste NP van Zambia en één van de grootste van Afrika. Hoe groot het park is beseffen we pas later, maar in de reisgids staat dat het ongeveer zo groot is als heel België!
We bereiken al gauw de afslag van de Great North Road naar de eerdergenoemde M20. Het begint goed: uitstekend asfalt en nauwelijks verkeer. Het is zelfs zo’n brede weg dat er makkelijk 4 auto’s naast elkaar zouden kunnen rijden, hoewel er geen lijnen op de weg staan. Na ongeveer 20 km stopt het asfalt en bevinden we ons op een typisch Afrikaanse stofweg, vol kuilen en hobbels. Daar komt bij dat men doelbewust (maar met welk doel is niet duidelijk) stenen op de weg heeft gelegd, waardoor het berijdbare oppervlak vrij smal is. Hoe dan ook gaat alles goed. Tot we bij een stuk weg komen waar enorme plassen liggen. Er is zoveel water dat ik uitstap en met een peilstok probeer te beoordelen of we erdoor kunnen. Dat lijkt het geval, dus stapt Heroen uit om een filmpje te maken terwijl ik door de plassen navigeer. Het gaat probleemloos, hoewel de auto op het laatste stuk bijna een meter onder water staat. In Mumbwa, de eerste en laatste stad van deze rit en tevens de enige stad die we komende dagen zullen tegenkomen, laat ik de tanks volgooien tot de diesel eruit sijpelt, want hierna is er waarschijnlijk geen mogelijkheid meer om te tanken.
Kafue NP is groot. Erg groot. Dat had ik al gezegd. Maar hoe groot het is beginnen we pas een beetje te beseffen als we de Nalusanga Gate passeren. Vanaf dit punt begint Kafue NP aan de noordzijde van de weg. De zuidzijde van de weg bestaat nog uit Game Management Area’s (GMA) en gaat pas veel verder westelijk over in Kafue NP. De afslag naar de door ons beoogde camping ligt ongeveer op dat punt. We moeten echter nog een kleine 70(!) km rijden voor we daar zijn. Mayukuyuku Camp staat langs de weg aangegeven en na een ritje van een kilometer of 10 door het park komen we daar om ca. 15 uur aan. Die afstand verbaast mij, want de reisgids schrijft dat de camping vlak aan de weg ligt (en dus buiten het park), maar dat klopt dus niet. Het landschap bestaat uit dicht bos, dus qua wild zien we alleen wat apen en een groepje impala’s. Bij de receptie slaat de schrik mij om het hart. Volgens de reisgids zou kamperen hier 75 ZKW (ca. $7,50) kosten en nou zijn alle prijzen sindsdien aardig gestegen, maar dit had ik niet zien aankomen: kamperen kost nu $25! En dat is niet alles, want omdat we ons toch in het park bevinden komt er nog $20 entree per persoon, $5 per persoon kampeertarief(!) en $15 entree voor de auto bij! Voor 1 nacht zijn we bij elkaar dus $115 kwijt! Tegen beter weten in informeren we of er geen andere campings zijn, liefst buiten het park, maar dat ontkent de receptionist. Er zijn wel andere campings, maar omdat we aan het einde van het regenseizoen zitten zijn die allemaal nog onbereikbaar of simpelweg gesloten. Er is hier geen telefoonontvangst of wifi, dus we kunnen ook niet op internet naar alternatieven zoeken. Na lang discussiëren, wikken en wegen, besluiten we dat we eigenlijk nauwelijks een andere keuze hebben. De afstanden hier zijn gigantisch en het is al ver in de middag, dus op zoek gaan naar een alternatief zou wel eens kunnen betekenen dat we door het donker moeten rijden. Wildkamperen zien we niet als een optie. Daarbij wilden we toch het park bezoeken, dus de entreekosten zijn op zichzelf niet zo’n probleem. Niet onbelangrijk te vermelden is ook dat Heroen bereid is een deel van mijn kosten voor zijn rekening te nemen. We gaan dus schoorvoetend akkoord met deze belachelijke prijs. Ik informeer nog wel of er wellicht een ‘greenseason’ (laagseizoen) korting te bedingen valt, maar de receptionist zegt dat dit al een laagseizoenprijs is! Onvoorstelbaar… Ik informeer tevens naar een plattegrond van het park voor het gamedriven dat we morgen willen doen. Ook dat valt enorm tegen. Behalve de hoofdweg (M20) is er nog 1 andere weg berijdbaar volgens de man, en dat is alles. Met een park zo groot als België, en zo (relatief) dichtbij de hoofdstad vind ik dat onbegrijpelijk, zelfs zo vlak na het regenseizoen. In South Luangwa waren de meeste wegen immers gewoon te gebruiken, dus waarom hier niet?
Voor zo’n enorm hoge prijs mag je verwachten dat de camping erg luxe is. Met prachtige uitzichten, bewakers, schoon en met goud beklede sanitair en alle mogelijke faciliteiten. Maar ook dat valt vies tegen. Het sanitair is absoluut erg schoon en de douche heeft geen dak, dus je kijkt leuk naar buiten. Ook zijn de plekjes op zich best leuk. Maar daarmee is ook alles gezegd. Behalve het sanitair heeft alles een vervallen indruk en om op de camping te komen moeten we door een beekje rijden en zitten we zelfs een keer bijna vast in de modder. We kunnen een kampvuurtje krijgen, maar bewaking is er niet. We zijn de enige kampeerders. Er is een plekje met een heel aardig uitzicht over de Kafue rivier, maar dan moet Heroen zijn tentje opzetten op een paar meter van het water, waar we zonet een krokodil het water in hebben zien glijden. Dus kiezen we een ander plekje.
Zoals gezegd is hier geen wifi of telefoonontvangst. Wel zijn er 2 zeer specifieke plekken waar je telefoonontvangst hebt: op de leuning van een specifieke stoel in het restaurant en op een rots achter de receptie. Beide plekken proberen we uit, want Heroen wil dolgraag de uitslag van Feyenoord-Ajax weten, maar helaas krijgen we alleen telefoonontvangst, geen mobiel internet.
We willen koken op het kampvuurtje, maar er komt niemand opdagen, dus maken we zelfs maar een vuurtje. Pas als het eten er al op staat komt er iemand met hout aanlopen. Het is inmiddels al lang donker. Er is een kraantje in de buurt, maar het water dat er uit komt is vreselijk smerig, zelfs na heel wat liters door te hebben laten lopen.
We koken een heerlijk maaltje van butternut, rijst, en worstjes met paprika en ui. De hemel is helder en bij gebrek aan lichtvervuiling zijn de sterren erg mooi te zien. We overleggen een tijd over onze opties voor de komende dagen, want die lijken geen van allen aantrekkelijk.
Dag 220. Bij het ontwaken is alles weer nat van de dauw. Gauw stook ik het vuur weer op voor de thee en koffie. De vorige avond in bed heb ik de foto’s nog eens bekeken die ik van de plattegrond achter de receptie heb genomen. Daarop staan verschillende lodges en camping vlakbij de hoofdweg. Daar moet toch vast wel iets van open zijn? We besluiten dus daar eens een kijkje te nemen. Bij de receptie kunnen we een deel van het geld met credit card betalen, waarvoor we weer naar de rots moeten om ontvangst te krijgen. De rest van het geld betalen we cash bij een andere man, die onze park-permit uitschrijft en er pas desgevraagd doodleuk bij vertelt dat de permit lechts 12 uur geldig is! Daar word ik zo boos over dat hij uiteindelijk de permit om vandaag schrijft, zodat we vanaf nu nog 12 uur de tijd hebben.
Om 9 uur verlaten we min of meer opgelucht Mayukuyuku Camp. Daar zien ze mij nooit meer terug! We rijden eerst een paadje in dat volgens een bord naar een andere lodge (in het park) moet leiden. Niet dat we daar willen overnachten gezien de entreeprijzen, maar het is een leuk paadje om te gamedriven. Wild zien we echter niet. Het paadje is erg overgroeit maar prima te rijden en aan het einde ervan komen we inderdaad bij een lodge, maar die staat al jaren leeg. We treffen er wel een bewaker aan. Een ander zijpaadje loopt na een kleine 100 m dood en dus rijden we terug naar de hoofdweg, die we oversteken om vervolgens naar het zuiden te rijden. Er staat namelijk een bord ‘Pinnon Lodge 10 km’, dus wellicht dat we hier kunnen overnachten. Eerst rijden we 5 km over een uitstekende grindweg, maar dan moeten we een afslag nemen. Dat blijkt een erg slecht paadje te zijn. Het is duidelijk dat hier in de regentijd veel water heeft gestaan, want overal zijn hele diepe sporen in de bodem. Wanneer we een open terrein bereiken, staat het pad onder water. Ik waag het er op, zet de 4WD aan en rijd door. Het blijkt echter dat dit stuk zeker 100 m lang is en steeds modderiger wordt. De kanarie ploegt er met moeite doorheen maar het lukt dus wel. Nog geen kilometer verderop rijden we eerst langs wat armoedige huisjes (wat ons de moed in de schoenen doet zinken) en komen dan toch eindelijk aan bij Pinnon Lodge. Een prachtig open restaurant dient tevens als receptie. Daar treffen we onder meer Ruth aan, de Brits eigenares. Op haar arm zit haar baby Indiana (ja, vernoemd naar…) en op de grond zit een schattige kitten die ze Baba noemen. We worden hartelijk ontvangen. Ze hebben 2 chalets en doen niet aan camping, maar omdat er geen gasten zijn mogen we kamperen bij 1 van de chalets en daar de badkamer van gebruiken. De chalet ziet er erg mooi uit en de locatie is adembenemend. Een fantastisch zicht over de Kafue rivier aan de ene kant en een paradijselijk moeras aan de andere kant. Overal zijn vogels en nijlpaarden te zien en te horen. We zijn allebei op slag verliefd op dit plekje. We staan hier net buiten de grenzen van het NP, en kamperen mogen we voor $10 pppn. Er is voor ons geen twijfel mogelijk: hier blijven we overnachten!
We gaan echter wel weer snel weg, want nu de parkpermit nog geldig is willen we er natuurlijk gebruik van maken. We lunchen naast de rivier en rijden dan de weg weer op. Ruth heeft ons haar telefoonnummer gegeven, voor het geval we vast mochten komen te zitten op het modderige stuk weg (hierna te noemen: blubberstuk). Het is alsof de duvel er mee speelt, want inderdaad komen we er dit keer vast te zitten! Dat is echter mijn eigen fout, want in poging de diepe sporen te vermijden zakt de auto alsnog met 2 wielen weg in het spoor, waardoor de auto vast staat op de bodem. We kunnen niet meer voor- of achteruit. Twee uur lang proberen we om de auto te bevrijden. Doorgaans staat Heroen op de wacht voor gevaarlijke dieren (die hier net zoveel voorkomen als in het park zelf) en zet ik het ene na het andere middel in om de auto los te krijgen: 4 rijplaten, scheppen, de hi-lift krik, Termietenheuvels (als vullen voor de geulen), noem maar op. Aan de lier heb ik niets, want er is geen boom in de buurt. Ik heb zelf laarzen aan kunnen trekken, maar Heroen staat op zijn slippers in de blubber. Het maakt echter niet veel uit, want we zijn beiden al gauw van top tot teen besmeurd met modder. Na die 2 uur besluiten we om Ruth toch maar te bellen. Ik heb geen bereik met mijn telefoon, dus voor het eerst deze reis zet ik de satelliettelefoon in waar ik hem voor aangeschaft heb. En hij stelt me niet teleur. Ruth zegt dat er over een kwartier iemand bij ons is. Intussen ga ik wel door met scheppen en als de auto vanaf de lodge arriveert is de kanarie er snel uitgetrokken. We schrijven een uur of 15, dus we geven het gamedriven voor vandaag op en keren terug naar de lodge. Jammer van die permit, want we hebben bijna niets van het park gezien! Maar we zijn moe, vies en het is veel te laat om het park te bereiken. Bovendien voel ik er niets voor om direct weer te proberen het blubberstuk over te steken.
Bij de lodge kijk ik eerst de onderkant van de auto na en ontdek dat de ventielslang van het achterdifferentieel is losgeschoten. Ook is er mogelijk een lekkage bij de eerste dieseltank en de aandrijfas. Ik moet het echter gauw opgeven, want de vreselijke duizeligheid bij het liggen onder de auto en het rechtop zitten maakt me misselijk en geeft me hoofdpijn. We maken de spullen schoon voordat de modder helemaal is opgedroogd, ruimen de troep op en richten ons kampje in. Daarna genieten we om beurten van een heerlijke douche en schone kleren. De badkamer bidt een bija 300 graden uitzicht en dus douche ik met zicht op de ondergaande zon, een nijlpaard en de vredig stromende rivier. Wat een prachtplek!
Eten doen we in het restaurant. Het is duur, maar smaakt heerlijk. We worden bediend door de man van Ruth, Lyndon. Voor en na het eten spelen we een spelletje en genieten van een schitterende zonsondergang over de rivier. We boeken een boottochtje over de rivier voor de volgende ochtend. Die kost hier $20, terwijl dat in Mayukuyuku Camp $45 kost. Er is hier geen wifi,maar ik heb een uitstekend mobiel internetontvangst. Wanneer we teruglopen naar de chalet horen we een luipaard. We drinken koffie/thee in de bustent, want we hebben geen kampvuur en het is aardig kil buiten. Overal horen we dierengeluiden: luipaard, nijlpaarden, krekels, vogels, enz. Als we net in bed liggen hoor ik dat er een nijlpaard vlak langs de auto loopt. Wat een prachtplek!
Het nemen van modderbaden is hier een dure luxe, dus jullie boffen daar maar!