Dag 141-145 (14-18 jan.): Afscheid van het paradijs, de martelkamers van Idi Amin en familiebezoek uit Frankrijk

Bij het ontbijt op dag 141 is het erg druk. Er zijn Nederlanders (uiteraard), (de Duitse) Peter en Uli, Britten en Spanjaarden. Terwijl Peter en Uli hun spullen inpakken voor de rit terug naar Kenia controleer ik het een en ander aan de auto. Ik vervang het luchtfilter, ontdek dat ik door mijn ruitensproeiervloeistof heen ben en zie dat de koelvloeistof niet alleen erg laag staat, maar ook erg veel bruine drab bevat. Ik vul koelvloeistof bij, maar zal het binnenkort eens goed moeten laten doorspoelen en vervangen. Nadat ik afscheid genomen heb van Peter en Uli werk ik aan mijn verslag tot de lunch.

Na de lunch trek ik me weer een paar uurtjes terug op de heerlijk afgelegen ligstoel aan de kant van de Nijl, waar ik regelmatig een hagedisje langs zie komen en een tijd lang gefascineerd naar de roodstaartmeerkatten kijk die achter me door de bomen ritselen. Wat een geweldig plekje!

Daarna neem ik nog een duik in het zwembad, waar ik een tijdje praat met een Brits en een Zuid Afrikaans echtpaar. Voor de avondmaaltijd kook ik een blik bonen in tomatensaus, die ik met rijst en stukjes gebakken worst allemaal bereid op een houtvuurtje, dat ik vervolgens opstook tot een kampvuurtje. Net als de maan weer net zo spectaculair opkomt als gisteren (maar wel later) ga ik naar bed.

Alles is buiten kletsnat als ik op dag 142 de tent open doe. Het heeft niet geregend; het is slechts dauw, maar wel veel. Niettemin droogt de hete zon het in no time weer op. Ik ontbijt met de muesli die ik van Roland en Katharina gehad heb, terwijl ik ook mezelf laat opwarmen in het ochtendzonnetje. Tot mijn stomme verbazing zie ik dat enkele minuten nadat het zonlicht het schijnbaar uitgedoofde kampvuurtje heeft bereikt, het opnieuw begint te roken!

De dag verloopt een beetje zoals de voorgaande dagen: een paar klusjes, wat lezen, relaxen, zwemmen, schrijven, foto’s van vogels maken (elke dag zie ik wel een nieuwe soort!), etc. Qua klusjes neem ik vooral de gebruikelijke zaken van de auto onder handen, zoals het controleren van de vloeistoffen en dergelijken. Ook vervang ik het luchtfilter, want dat ziet er niet meer uit en ik heb er toch nog 2. Bij het controleren van de koelvloeistof kom ik er achter dat er een dikke, rode drab in het reservoir zit. Ik kan geen lekkages ontdekken en het oliepeil is nog prima, dus ik vermoed dat er gewoon stof naar binnen is gekomen. Ik haal wat drab weg en vul het reservoir bij, maar ik zal binnenkort de boel eens moeten laten doorspoelen en vervangen.

Net als gistermiddag leg ik mijn huishoudaccu’s weer aan de oplader, want ik wil proberen ze weer helemaal vol te krijgen. Dat is niet meer gelukt sinds ze voor het laatst bijna helemaal ontladen zijn. De dynamo en de zonnepanelen krijgen de accu’s niet meer vol. Aan het einde van de middag valt helaas een klem van een accu af, waardoor het laadprogramma weer opnieuw begint, maar op dat moment zijn de accu’s al aardig vol, dus laat ik het er maar bij. Ik moet gaan beginnen met inpakken, want morgen vertrek ik uit dit paradijsje!

Halverwege de middag arriveren Chris en Erin, 2 Amerikanen die in hun zwaar omgebouwde Defender gedurende 2 maanden van elk jaar door zuidelijk en oostelijk Afrika trekken. Nu de camping bijna helemaal leeg is gestroomd (het einde van het weekend nadert) is er weer plek genoeg en ze kiezen voor het plekje waar eerder Roland en Katharina stonden. Naast hen staat sinds een aantal dagen Hans, een Zwitser die hier een visvakantie houdt.

Om 18:45 zit ik lezend te wachten tot ik mijn diner kan nuttigen, die ik voor 19:00 besteld heb, als de manager en zijn zwijgzame vrouw naar me toe komen. Gedurende de afgelopen dagen is de lange, magere man met de grote grijns en de stevige handdruk al verschillende keren langs gelopen, maar nu laat hij mij zijn vrouw zien en nodigt me uit om samen te dineren. Daar kan ik natuurlijk geen ‘nee’ op zeggen, maar het is pas 19:20 als ze eindelijk aanschuiven. Ik heb op dat moment mijn soep al achter de kiezen. Enkele minuten later komt ook Hans het terras op en wordt door de manager (ik ben helaas zijn naam vergeten) uitgenodigd aan onze tafel. Gevieren hebben we een aangename, maar ietwat ongemakkelijke maaltijd. Ongemakkelijk, omdat de manager ofwel hardhorend is, ofwel vergeetachtig, want hij stelt regelmatig dezelfde vragen aan ons, en reageert soms heel merkwaardig op de antwoorden. Ook zegt zijn vrouw gedurende de hele maaltijd hooguit 10 woorden en spreekt die zo zacht uit, dat het bijna niet te verstaan is. Niettemin vertellen Hans en ik de manager onder meer over de vele klimaten die we in Europa hebben, waar hij smakelijk om moet lachen en zelfs medelijden met de noordelijke helft van het werelddeel krijgt! Ook zijn vrouw proest af en toe uit van het lachen, om vervolgens direct haar gezicht weer in de plooi te brengen en te doen alsof er niets gebeurd is.

Om een uur of 21 verexcuseer ik mezelf en loop terug naar de auto, maar wordt nog een tijdje aan de praat gehouden door Chris en Erin voor ik uiteindelijk mijn bed induik.

Na bijna een week in het paradijs is het op dag 143 de hoogste tijd om weer door te reizen, niet in het minst omdat over enkele dagen Patricia in Entebbe arriveert! Ik word de laatste dagen steeds ietsje later wakker, dus ik vertrek niet vroeg, te meer omdat ik nog een tijdje aan de praat gehouden wordt door Chris en omdat het afrekenen erg lang duurt. De manager (die hier nog maar 2 maanden werkt) kent de 50% kortingsregeling voor overlanders niet en heeft veel tijd nodig om de rekening op ter maken. Helaas doet de creditcard machine het niet, dus betaal ik met een mix van dollars en Ugandese shillings. Gelukkig krijg ik uiteindelijk nog wel wat extra korting.

De auto start ondanks een week stilstand direct en om een uur of 9:30 rijd ik het terrein af. De afstand tot Kampala – mijn einddoel van vandaag – is slechts zo’n 120 km over asfalt, dus ik ga er niet direct naartoe. Allereerst steek ik de Witte Nijl weer over naar het oosten om de zogenaamde Bron van de Nijl te bezoeken. Ik parkeer mijn auto bij de slagboom en betaal 12.000 ush (ca. 3 euro) entree. Wisselgeld is niet beschikbaar, maar oprecht vriendelijke mensen zijn er dan weer wel. Ik wandel het pad af door een klein, groen park met halverwege een gedenkteken waarop men in pompeuze woorden schrijft dat dit HET begin van de machtige Nijl is. Onzin natuurlijk, maar goed, het is wel het punt waar de Witte Nijl aan haar reis naar Khartoum begint en dus best leuk om te zien. Na het monument daal ik een onhandig aangelegde trap af waarlangs vele souvenirwinkeltjes staan. Onderaan de trap bevindt zich rechts een monument voor een onverwacht persoon: Ghandi. Ghandi’s laatste wens was dat zijn as verstrooid zou worden in de grootste rivieren van de wereld en dus is een deel van zijn as hier verstrooid. Het herdenkingsmonument wordt (goed) onderhouden door een bank, en daar maakt men geen geheim van, getuige de vele reclameborden langs het monument.

Verderop bevinden zich wat horeca en bootjes. Die laatste kan men huren om het exacte punt van de Brom van de Nijl te bereiken: een klein stukje water tussen 2 half vergane fundamenten voor een stuwdam die hier ooit gestaan heeft. Ik vind het volslagen onzin om daar naartoe te varen, daar dit punt ooit volstrekt willekeurig gekozen is en dus volsta ik met een blik over het Victoriameer aan mijn linkerkant en de Witte Nijl aan mijn rechterkant. Slechts een procent of 5 van dit water zal daadwerkelijk de gehele 4000 km afleggen naar de Middellands Zee. De rest wordt elders afgetapt door mensen, of verdampt. Een fascinerende gedachte.

Ik mijmer niet te lang, want ik heb nog meer op de agenda staan vandaag. Ik loop terug naar de auto. Daar kijkt men mij verbaast aan over mijn snelle terugkeer en wordt mij door de parkeerwachter de bescherming van God toegewenst op mijn reis. Wat een vriendelijk volk; ik sta er keer op keer versteld van.

Ik volg de Witte Nijl een tijdje (uiteraard in noordelijke richting; ik sta immers aan het begin van de rivier) langs de oostelijke zijde en sla na een kilometer of 15 af naar links, waar ik vlak voor het bereiken van de rivier een poort door moet waar ik 4000 ush entree mag afstaan (ca. 1 euro). Daar achter bevinden zich namelijk de zogenaamde Bujagali watervallen. Nadat ik mijn auto bij de rand van de afdaling naar de rivier heb geparkeerd zie ik tot mijn verbazing alleen maar een vlot stromende watermassa die zich langs een stel eilandjes door wringt. Er is geen sprake van een stroomversnelling, laat staan een waterval! Langs het water zijn veel vrouwen en kinderen actief met wassen van lichamen en textiel. Niet bepaald wat ik verwacht had. Maar goed, dat weten we ook weer! Het uitzicht is niettemin niet onverdienstelijk en dus toch wel een paar foto’s waard.

Voor de derde keer (maar als het goed is niet de laatste keer!) steek ik de Witte Nijl over in Jinja, maar rijd dit keer pal westwaarts, naar Kampala. Het is een overwegend goede asfaltweg, maar wel vrij smal, waardoor je vaak achter een vrachtwagen blijft hangen. Onderweg stop ik in een stadje om te pinnen en wat boodschappen te doen in een kleine, maar onverwachts rijk gesorteerde supermarkt. De vrolijke vrouw achter de kassa heeft naar mijn bescheiden mening de mooiste lach van Afrika.

Naarmate in Kampala nader wordt het verkeer logischerwijs drukker en kom ik steeds minder snel vooruit. Niettemin is het pas een uur of 14, dus knal ik een nieuwe bestemming in de GPS: de Bahai tempel van Afrika. Een bezoekje aan deze tempel is me aanbevolen door Dennis, die ik in Nairobi heb leren kennen, en het ligt niet ver van de beoogde campsite. De tempel ligt op een heuvel met een mooi uitzicht over Kampala en heeft qua bouwstijl een mix van allerlei religies, wat volstrekt logisch is, omdat het Bahai geloof als uitgangspunt heeft dat alle religies dezelfde oorsprong hebben en dat slechts uitingen zijn van het zelfde goddelijke principe. Iedereen is dan ook welkom om te bidden in het heiligdom: Christenen, Moslims, Hindoestanen, etc. Het ontwerp heeft een 10-zijdig vloerplan met rondom deuren van gelijke grootte. Hoewel er slechts 1 deur open staat is er dus niet echt een hoofdingang. Ook binnen (schoenen uit en foto’s maken niet toegestaan) is alles rondom identiek, op enkele kleine uitzonderingen na. De bankjes staan allemaal in de richting van een kleine lessenaar, waarachter boven de deur een klein embleem prijkt dat Arabisch aandoet. Ondanks het vele glas-in-lood doet het geheel vrij sober, maar toch stijlvol aan. De tuinen zijn erg groot en op wat bomen, palmen, andere planten en wat vervetapen na geheel bedekt met keurig gemaaid gras. Alles straalt rust uit en hoewel ik door een paar mensen wordt aangesproken doet niemand moeite om me een rondleiding of een inschrijving (‘bekering’ zou een verkeerd woord zijn) op het geloof te verkopen.

Niet ver hier vandaan zag ik een groot winkelcentrum met een Nakumatt, dus wanneer ik klaar ben bij de Bahai tempel rij ik terug en vind de goed verborgen zijweg. De parkeerwachter heeft geen opmerking over de enorme berg spullen in mijn auto, wat het doorzoeken lastig maakt, maar merkt alleen op dat het erg warm is. Ik geef hem een flesje water en ik mag direct doorrijden. Het parkeerterrein is grotendeels leeg, en dat geldt ook voor het winkelcentrum. Veel winkelpandjes staan leeg of zijn gesloten. De Nakumatt is geen uitzondering op deze trend: er zijn nauwelijks klanten en er zijn al helemaal nauwelijks producten. De weinige producten die ze wel hebben staan zo opgesteld dat de schappen toch nog enigszins vol lijken. Waar heb ik dat eerder gezien? Oh ja, de Carrefour in Athene! Dat was nog erger, maar deze Nakumatt komt toch aardig dichtbij. Het zal waarschijnlijk niemand verbazen dat ik met slechts een paar boodschappen het pand verlaat, vergezeld door een dame die het karretje van me overneemt zodra ik bij de auto ben (1 van de boodschappen is een fles water van 20 liter).

De paar kilometer naar Ewaka Packpackers & Hostel zijn spoedig overbrugd. Als ik de laatste weg in wil slaan moet ik eerst een vrachtwagen passeren die vlak voor mijn afslag wil stoppen. Althans, dat denk ik, maar hij blijkt de afslag te willen nemen. Daar hij een wijde boog moet maken en ik voor hem langs schiet, breng ik hem in een benarde situatie en moet hij hard remmen (hoewel hij al bijna stil stond). Ik zie mijn vergissing te laat in en er rest me niets anders dan de afslag zo snel mogelijk te nemen om hem zo kort mogelijk in de weg te zitten. Wanneer ik uitstap voor de poort van de hostel komt de vrachtwagen langs rijden. De bestuurder kijkt me wat vlak aan, maar als ik hem in het voorbijgaan mijn excuses aanbied klaart zijn gezicht op en wuift hij me met een brede glimlach gedag, terwijl hij roept: ‘It’s okay, no problem!’

Ewaka heb ik gevonden in mijn reisgids en sprak me erg aan. Maar als na minuten lang wachten de poort geopend wordt, blijk ik mijn verwachtingen wat te moeten bijstellen. Kamperen is 2x zo duur als in de reisgids staat (maar nog steeds slechts een paar euro) en het grasveld is weliswaar groot genoeg, maar nauwelijks bereikbaar met de auto en overal hangen waslijnen. Niettemin is het een knus grasveldje en ik ben schijnbaar de enige gast. Met heel wat manoeuvres weet ik de auto strak tegen een waslijn aan te zetten, nagenoeg waterpas en vrijwel goed gedraaid om er morgen weer uit te kunnen rijden. Na de registratie kom ik even bij van de dag en de hitte in de schaduw van mijn kanarie met een mok koud vruchtensap. Tegen etenstijd bestel ik – telefonisch – op aanraden van de receptionist een pizza en een salade, die een half uurtje later bezorgd worden. Wie had dat gedacht: een pizza bezorgd tot aan de kanarie?! De pizza smaakt prima, maar het is de salade (met echte sla!) die me het meeste bijblijft. Dat heb ik al lang niet meer op!

Op dag 144 word ik maar liefst om 4:30 al wakker en kom niet meer in slaap. Jammer, maar er staat wel tegenover dat ik – eindelijk – (en opnieuw) van de duizeligheid af ben! En dat is toch wel erg prettig, ondanks dat ik er deze keer niet zoveel last van had als de eerste keer, in Ethiopië.

Om een uur of 8 manoeuvreer ik uit de tuin en terug de weg op. Ik heb een erg kort stukje te rijden vandaag: slechts een kilometer of 45, maar ik ga eerst nog iets bekijken in Kampala: het paleis van de koningen van Buganda, het grootste koninkrijk binnen de grenzen van het huidige Uganda. Zoals verwacht is het erg druk in de stad, en de duizenden boda boda’s (motortaxi’s) die de belangrijkste vorm van personentransport vormen, sjezen continue langs alle kanten van de auto, wat het rijden best lastig maakt. Gelukkig ben ik inmiddels al aardig wat gewend…

Aangekomen bij de toegangspoort van het paleis informeer ik waar ik mijn auto kan parkeren; dat kan gewoon in de berm langs de weg. Nadat ik me ingeschreven heb en betaald heb, krijg ik een gids mee (inbegrepen bij de prijs). Zijn naam is Fred, hoewel hij totaal niet voldoet aan mijn beeld van een ‘Fred’. In zijn kielzog loopt een stagiaire, die de gehele rondleiding geen woord zegt. De rondleiding gaat langs een deel van de buitenkant van het paleis. Hoewel het aan de buitenzijde er goed onderhouden uit ziet, zijn de zijkanten niet bijster interessant. De voorzijde is wel mooi. Helaas is het niet mogelijk de binnenzijde te bekijken, maar ik word wel meegenomen door de roerige geschiedenis van het land, waarna we naar de wrakken van enkele koninklijke auto’s lopen. Een Bentley is nog te restaureren, maar van het stuk verwrongen staal en het stuk velg van de Rolls Royce is toch echt niets meer te maken. Daarna neemt Fred me mee langs de barakken van de soldaten die nog altijd de koninklijke monumenten bewaken, ook al wordt het paleis niet meer gebruikt. De soldaten wonen hier met hun hele familie, dus het lijkt wel een soort dorp. Tot gaan we naar de martelkamers van Idi Amin. Er is niet veel meer van over, maar het straalt toch nog een ijzige en angstige atmosfeer uit. De cellen werden volgestouwd met gevangenen, waardoor men elke ochtend lijken kon rapen van mensen die de nacht in de hete, zuurstofarme atmosfeer niet overleefd hebben. De mensen die op sterven na dood werden aangetroffen kregen een bad in het water dat voor de cellen lag en dat vrijwel altijd onder stroom stond, zodat ook die mensen stierven. Een gruwelijk einde van de rondleiding! Tijdens de wandeling terug naar de ingang lopen we langs een kleine kudde koeien, waaronder een echte Ugandese longhorn, maar ook een Friese koe.

In het piepkleine museumpje krijg ik nog wat toelichting over de foto’s aan de muren van alle vorsten en dictators, en koop ik een kleurig geschilderd lapje dat gemaakt is van de bast van een vijgenboom, maar dat bijna viltachtig aandoet. Terug bij de auto geef ik de poortwachter een fooi voor he passen op de auto en rijd vervolgens richting Entebbe. Ik hoop onderweg een garage te vinden, maar vind alleen maar honderden winkeltjes met auto-onderdelen.

Rond 13 uur kom ik aan bij Entebbe Backpackers Ltd, een zeer populaire hostel en camping. De dame die me rondleidt geeft aan dat ik niet op het gras mag staan, dus ben ik beperkt tot een klein stukje asfalt, dat niet geheel horizontaal loopt. Als de receptionist me vruchteloos ziet proberen een geschikte hoek te vinden waarin ik toch nog een beetje fatsoenlijk kan staan, zegt hij doodleuk: “Je mag ook op het gras staan hoor, als je dat tenminste niet erg vind.” Binnen enkele minuten sta ik op een mooi vlak stukje gras. Ik drink wat om bij te komen van de intense hitte en repareer vervolgens mijn claxon, die de laatste weken maar een erg zielig geluid maakte. De oorzaak blijkt te liggen bij het feit dat 1 van de 2 ‘speakers’ afgebroken is en klem zat tegen de radiator. Met veel moeite weet ik de roestige bout los te krijgen en vind een nieuwe bout om de claxon te bevestigen.

Daarna informeer ik bij de receptionist of hij me een garage in de buurt kan aanraden. Hij twijfelt geen moment: ik moet bij Kifta garage zijn. Dat ligt enkele kilometers verderop. Ook bekijk ik de menukaart en zie tot mijn vreugde verse vruchtensapjes staan, dus bestel ik onmiddellijk een sinaasappelsap en die komt even later. Heerlijk!!! Wat voor de meeste mensen een koud biertje is, is voor mij een vers sinaasappels

Het ligt wat verborgen, maar weet het wel te vinden. Ik word onmiddellijk naar een smeerput gedirigeerd en men gaat direct aan de slag, zonder dat ik de kans krijg iets te zeggen. Ik temper hun enthousiasme wat en vertel ze over het vervuilde koelsysteem. Met een man of 4 (plus een jochie van een jaar of 6 dat bijna non stop naar mij blijft staren) gaan ze aan de slag. Het hele koelsysteem wordt schoongemaakt, doorgespoeld en opnieuw gevuld. Ook worden op mijn verzoek ruitensproeiervloeistof bijgevuld en alle vetnippels gesmeerd. Het vetpistool ligt dwars, waardoor het enkele uren duurt voor ze klaar zijn, maar dat geeft niets, want ik heb kostelijke gesprekken met de jongens en de tijd vliegt. Het water dat ze gebruiken voor het koelsysteem is helaas niet zo schoon als ik zou willen, maar goed, dit is Afrika. Als ze klaar zijn krijg ik de (handgeschreven) rekening gepresenteerd: ca. 53 euro, waarvan slechts een paar euro arbeidsloon! Uiteraard geef ik ze een fooi. Ik heb helaas niet genoeg geld bij me, dus loopt Jackson, de manager, met me mee naar een ATM. Hij vertelt me dat de garage een opleidingscentrum voor jongeren is, om ze een kans te geven later werk te vinden in het vak. Terug bij de garage nemen we hartelijk afscheid van elkaar en word ik herhaaldelijk bedankt voor mijn ‘investering in Uganda’. Wat een toffe gasten!

Helemaal vrolijk rijd ik terug naar de camping. Ziezo, de kanarie kan er weer even tegen en ik heb een leuke middag gehad! Op de camping bestel ik een heerlijke lemon juice(!) en een pepper steak als diner. Dat wordt exact op de afgesproken tijd aan mijn tafeltje afgeleverd, terwijl ik nog stuk aan mijn verslag aan het tikken ben. Intussen is het een komen en gaan van backpackers en staat de tv te blêrren, maar de sfeer is goed. In het begin van de avond kom ik er achter dat mijn campingstoel alweer gebroken is. Blijkbaar is de spalk die ik in the Haven aangebracht heb niet sterk genoeg geweest; iets wat ik eigenlijk al een beetje verwacht had. Maar ineens kom ik op het lumineuze idee – waarom ben ik daar niet eerder op gekomen?! – om van twee kapotte stoel één goede te maken. Gelukkig kan dat vrij eenvoudig, omdat de gebroken pijp van 1 van de stoelen makkelijk te vervangen is, daar deze alleen met een schroef en een bout vast zit. Nog geen 10 minuutjes later heb ik één prima stoel en één wrak (die ik bewaar voor onderdelen). Nu moet ik echter wel op zoek gaan naar een nieuwe tweede stoel voor Patricia en mijn toekomstige medereizigers!

Dag 145. Het is opnieuw een mooie, zonnige dag en de temperatuur in de auto loopt snel op zodra de eerste zonnestralen de kanarie raken. Na het ontbijt doe ik een aantal klusjes (het begint haast een gewoonte te worden), zoals het klaar maken van de auto voor de rit naar het vliegveld, het vrij maken van de passagiersstoel (die doorgaans begraven is onder een lading spullen), het bijwerken van mijn foto’s, controleren van het oliepeil (dat was gisteren in de garage erg laag, maar dat kwam waarschijnlijk omdat de motor nog maar kort geleden aan had gestaan; het peil is nu wel goed), de was, etc. Ik ben er uiteindelijk de hele ochtend zoet mee.

Om een uur of 13 graai ik wat spullen bij elkaar en wandel de poort uit, op weg naar de botanische tuinen van Entebbe. Daar moeten 3 soorten apen te vinden zijn (colobus, roodstaart en vervet), 115 soorten vogels en een stukje onvervalste jungle, dat volgens de locals nog geschitterd heeft in de allereerste Tarzan-film. De tuinen liggen op een mooie wandelafstand van de camping: zo’n 2,5 km. De entree kost 10.000 ush voor buitenlanders plus 2000 ush voor een camera. Ik word na binnenkomst vrij snel benaderd door een man die zegt in opleiding te zijn voor botanie en me een zogenaamde dragon spider te laten zien, 1 van de 2 grote spinnensoorten die hier te vinden zijn. Helaas kan ik de Nederlandse naam zo gauw niet achterhalen. De spin zit ietwat verstopt tussen het verrotte hout van het dak van een huisje van een oude man met een strooien hoed over zijn baseballcap, maar met zijn wandelstok breekt hij wat van het hout weg en zie ik de grote spin wegvluchten. Volgens mijn ‘gids’ is de spin niet giftig, maar geeft bij aanraking wel veel huidirritatie. Later hoor ik een andere gids aan een toerist vertellen dat de spin een tijdelijke, plaatselijke verlamming kan veroorzaken met zijn gif…

Ik bedank de man voor het spektakel en geef hem een fooi, maar daarmee is de kous nog niet af. Hij vraagt me of ik wil inleggen voor een sponsorloop ten gunste van natuur-educatie voor de jeugd. Daar wil ik wel aan mee doen, dus vul ik het formulier in en geef de man nog wat geld.

Na wat minuten wandelen kom ik in het stukje jungle, dat echt nog geen 100 m2 groot is, maar wel verrassend mooi. Er zijn een paar tamelijk goed onderhouden paadjes doorheen aangelegd, en dat is nodig ook, want het regenwoud is erg dicht. Overal hoor je vogels en insecten en overal bungelen lianen en spinnenwebben. Hoewel vele malen kleiner, voelt het zelfs nog meer aan als ‘echte’ jungle dan het Kakamega Forest! Ik had even daarvoor al een aantal maraboes gezien, maar terwijl ik het oerwoud bewonder hoor ik het geluid van een helikopter in slow-motion en dat blijkt een overvliegende maraboe te zijn. Wat een herrie maken die beesten bij het vliegen!

Ik sta een tijdje vol bewondering om me heen te kijken, tot er een man met de fiets aan de hand langs komt en me ongevraagd beaamd dat het hier wel erg mooi is. Even verderop zet hij zijn fiets neer en gaat op een bankje liggen. Ik vind aan het einde van een zijpaadje ook een bankje met uitzicht op een muur van groen, maar ga er toch een tijdje zitten. Om uit te rusten, maar vooral om de geluiden en de schichtige bewegingen tussen het groen goed tot me door te laten dringen.

Zodra ik het oerwoud verlaten heb maak ik een rondje door de rest van het park. Het pad voert me ook vlak langs het water van het Victoria meer, waar ik een kakofonie van vogelgeluiden hoor. Honderden, misschien wel duizenden vogels proberen elkaar te overstemmen. Toch zie ik bijna alleen maar vogels die niet meedoen aan de competitie, zoals aalscholvers, witte reigers en wat ibissen. De geluiden komen van zangvogeltjes en op een paar gele exemplaren na zie ik ze niet door het dichte struikgewas.

Aan het andere einde van het park waan ik me heel even aan de Zeverhuizenplas, want er staan wat auto’s geparkeerd (helaas zijn motorvoertuigen hier – tegen betaling – gewoon toegestaan) en in langs het water is het een drukte van belang. Er is zelfs een betonnen toiletgebouwtje. Deze mensen liggen blijkbaar niet zo wakker van het risico op bilharzia…

Ik loop terug naar de uitgang en vervolgens terug naar de camping. Moe maar voldaan plof ik neer in mijn stoel, nadat ik eerst een vers sapje besteld heb. De passievruchtensap word bij de auto bezorgd door de vriendelijke receptionist, waar ik even mee blijf praten. Even later komt de kok het lege glas ophalen en vraagt me meteen of ik wat geld wil doneren voor zijn kerk. Daar begin ik echter niet aan. Mijns inziens gaat er al veel te veel geld naar kerken in oost Afrika. Geld dat veel beter besteed kan worden aan nuttige zaken. Net als de moskeeën in noord Afrika. De kok neemt de afwijzing zonder morren aan en antwoordt glimlachend: ‘Het is geen verplichting. Ieder geeft wat de Heilige Geest hem vertelt.’ Om mijn reactie daarop (‘De Heilige Geest vertelt mij nooit wat, dus ja…’) moet hij smakelijk lachen.

In de schaduw van mijn kanarie werk ik mijn verslag en foto’s bij; ik wil zoveel mogelijk bijgewerkt zijn als Patricia arriveert, want daarna zal ik hier wellicht veel minder tijd voor hebben. Zo nu en dan check ik de verwachte aankomsttijd van het vliegtuig. Om 17:30 bestel ik een diner van Franse uiensoep en een hamburger met friet. Bij elkaar zo’n 5 euro; daar ga ik niet zelf voor koken. De receptionist wil mijn order noteren, maar kan geen pen vinden, dus rukt hij de pen met een groot gebaar uit de handen van de kok die naast hem een formulier staat in te vullen. Verbouwereerd kijkt hij de man een paar seconden aan, waarna we alle drie hard moeten lachen.

Het eten smaakt redelijk en ik krijg de soep en de hoofdmaal tegelijk. Om 20 uur rij ik in de kanarie naar het vliegveld, waar ik een kwartiertje later aankom. Bij de poort worden alle auto’s geïnspecteerd, maar ik mag zoals gebruikelijk weer snel doorrijden. Bij de uitgang van de Arrival-hal wacht ik tot om 21:03 wordt omgeroepen dat het vliegtuig geland is. Nog geen kwartier later sluit ik Patricia in mijn armen en lopen we samen terug naar de kanarie, waar ik prompt over een in het donker verscholen autoband struikel, waarbij ik mijn knie en broek open haal. Patricia heeft een nagenoeg perfecte reis achter de rug. Alles verliep volgens planning en ze had alle ruimte in het vliegtuig. Na inchecken in het hostel en inspectie van haar kamer drinken we bij de auto nog wat, tot het bijna middernacht is. Het gedeelde avontuur kan beginnen!

8 gedachtes aan “Dag 141-145 (14-18 jan.): Afscheid van het paradijs, de martelkamers van Idi Amin en familiebezoek uit Frankrijk

  1. J. Koopmans

    Fijn dat Patricia goed aangekomen is.Toch wel vrij uniek dat broer en zus nu met elkaar een stukje van het avontuur gaan delen. Ik wens jullie een heerlijke tijd toe samen!

  2. anneke hoogendijk

    Vele jaren geleden heb ik een groot diner bijgewoond dat gegeven werd door Idi AMIN (geen r) en dat was een ontzettend spektakel en een groot New Yorks Hotel, met eten op grote tafels dat met de president meegekomen was uit Kampala. Er werd wild gedanst door danseressen die ook in New York op het vliegveld JFK moesten dansen om hun president te verwelkomen. We zaten er met velen, allen met tegenzin, want we wisten dat hij in zijn eigen land zijn tegenstanders in de rivier gooide om door krokodillen opgegeten te worden. De Secretaris Generaal van de VN zat er ook gevangen en was de volgende ochtend niet blij dat hij hieraan onderworpen was geweest. Mijn man en ik evenmin. Gelukkig is Amin eindelijk afgezet en heeft zijn laatste jaren gesleten in luxe, maar wel onder huisarrest, in Saoedi Arabië.

    gezellige tijd met je zuster!

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Dag Anneke, wat een heel bijzonder verhaal zeg. Je hebt een hoop meegemaakt; genoeg om een boek over te schrijven!

      De ‘r’ in de naam Amin kwam door de autocorrect van mijn tekstverwerker en is me totaal niet opgevallen. Dank je voor het melden!

Laat een antwoord achter aan mona Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.