Oh, wat een vreemde dag is dag 50! Ik sta om 6:15 op om mijn vader uit te zwaaien en zeker te zijn dat zijn taxi klaar staat. Dat blijkt gelukkig het geval. Zodra de deur dichtvalt voel ik de leegte. Ik probeer nog te slapen, maar dat lukt pas na een uur en duurt erg kort. Mijn laatste ontbijt in Cairo is weer een Egyptische.
Zodra ik terug ben op de kamer plof ik op het bed. Ik krijg een korte maar vrij hevige paniekaanval. Ik ben helemaal alleen in dit ‘enge’ continent. Wat nu als… En wat als… En hoe moet het nu als… Kan ik het wel alleen? Durf ik het allemaal wel alleen? Ja, ik ben al zover gekomen, maar dat was Europa en maar een heel klein stukje Afrika. Het echte werk begint nu pas! En ik moet het allemaal alleen doen!
Na een paar minuten raap ik mezelf weer bij elkaar en sta resoluut op: dit MOET gebeuren! Dit ZAL gebeuren! Ik verlang naar thuis, maar niet naar het leven thuis. Het leven on the road, wat tot 3 weken geleden mijn vaste leven was geworden, is wat ik het liefste wil. En dus ga ik door. Deze gevoelens gaan ongetwijfeld weer weg. Ik pak al mijn spullen bij elkaar, controleer nog een keer of ik niets vergeten ben, gooi mijn uitpuilende grote rugtas op mijn nog altijd gevoelige rug en loop naar beneden. Ik sla fruit, groente en wat brood in. Ik wil weliswaar zo meteen naar een supermarkt, maar daar is alles vast duurder en deze stalletjes zijn toch vlakbij.
De rugtas en de boodschappen dump ik in de auto. Terug in het hotel pak ik mijn laatste spullen, neem afscheid van Ali, de gedienstige maar niet al te snuggere hotelbediende en laat het hotel achter me. De lift staat uitgerekend nu, met al deze bagage, ergens vast, dus moet ik de trap nemen.
De auto’s die de mijne blokkeren worden weggereden en zelfs mijn auto wordt uit zijn ontzettend krappe positie uit gereden. Ik neem afscheid van de parkeerwachter (die me voor de laatste nacht niet laat betalen) en rij weg. Ik kom direct in een grote file terecht. Alle stoplichten in de omgeving zijn uitgevallen en elk verkeersknooppunt waar ik overheen ga is een grote puinhoop van toerende, klemgereden auto’s. Dit vergt opperste concentratie en ik ben dan ook blij als ik een rustigere weg in kan slaan. Helaas moet ik voor de beoogde supermarkt een smal straatje in, waar ik opnieuw klem kom te staan. Verkeersagenten laten me niet eens toe in de straat erna. Er is wel een parkeergarage in de buurt, maar daar past mijn kanarie niet in. Dan maar naar een andere supermarkt. Maar ook daar kom ik niet eens in de buurt.
Ik geef het op. Behalve water heb ik meer dan voldoende levensmiddelen om het een week uit te houden, dus ik wil zo snel mogelijk deze drukke stad uit. Cairo is heerlijk en ik heb erg genoten van wat ik de afgelopen weken heb gedaan en meegemaakt, maar nu wil ik rust. De Fayoum desert road bied me die rust gelukkig. Voor slechts 5 pond mag ik er gebruik van maken. Dit kachelt tenminste lekker door en de enige herrie die ik hoor is de rijwind.
Voor ik er erg in heb ben ik al in de Fayoum oase en rij ik langs het Qarun meer. Op het eerste gezicht ziet dat er aanlokkelijk uit, maar als ik beter kijk en het afval en zelfs een compleet koeienkarkas half in het water zie liggen, word ik weer aan de realiteit herinnerd. Ik ben hier 1 of 2 keer eerder geweest, maar dat was met een toerbus en dat is een totaal andere beleving. Er zijn veel archeologische vindplaatsen langs mijn route, maar ik laat ze allemaal links liggen. Ik heb er geen tijd voor, en heel eerlijk gezegd, ook even geen zin in. Ik voel me ontzettend moe en wil maar 1 ding: een rustig plekje om uit te rusten.
Bij een stalletje sla ik melk, wat pakjes drinken en een doos met flessen water in. De man is uitermate vriendelijk en staat er op de doos zelf in de auto te zetten. Een eindje verder op zie ik een stalletje waar ze hele grote waterflessen verkopen (19 liter per stuk), dus daar sla ik er meteen 2 van in. Op een relatief rustig plekje langs een verlaten boulevard langs het meer giet ik het water over in mijn jerrycans. Een prettig idee om weer een flinke voorraad water te hebben. Gezien al mijn persoonlijke ongelukken (ik heb ze niet allemaal in dit blog vermeldt) en met name de val van het dak van de auto hebben me meer dan ooit bewust gemaakt van het feit dat ik overal op voorbereid moet zijn. Ik ben helemaal alleen dus als ik in the middle of nowhere ineens niet meer in staat ben om auto te rijden, of de auto krijgt serieuze panne, dan moet ik in elk geval voldoende water en voedsel bij me hebben. Wat die primaire levensbehoeftes betreft speel ik liever op zeker.
Mijn beoogde bestemming is een ecolodge waar ik positieve verhalen over gelezen heb van BolBuis On Tour. Ik weet helaas geen naam en geen precieze locatie, maar ik zie er wel 2 voorbij komen langs het Qarun meer. Een eind verder op krijg ik antwoord van Anton Buis: zij hebben overnacht in de Kom el-Dikka Agri Lodge, één van de ecolodges waar ik net langs gereden ben. Kijk, dat komt mooi uit! En dus keer ik de auto om en rij naar de lodge.
Aanvankelijk snappen de jongens er niets van. Wil ik een safari naar de Wadi Rayan en Wadi Hettan? Wil ik een huisje huren? Wil ik parkeren? Er worden verschillende mensen gebeld en zo nu en dan krijg ik de telefoon aangereikt, maar pas bij de derde keer krijg ik de juiste persoon aan de lijn: de eigenaar. Hij spreekt prima Engels en in no time heb ik hem uitgelegd dat ik hier 1 nachtje wil kamperen. Een huisje kost ruim € 100 per nacht, dus ik ben blij dat ik hier voor 200 pond kan kamperen en ontbijten.
De eigenaar legt de mannen uit wat de bedoeling is en ik mag meteen mijn auto op een schaduwrijk plekje naast de toegangspoort zetten. Het is bepaalt geen kampeerplek en ik heb nauwelijks ruimte om mijn spullen te reorganiseren, zoals ik eigenlijk van plan was, maar het is hier wel heerlijk rustig (op het constante gezoem van een waterpomp na dan).
Zodra mijn auto stil staat, moet ik een man met grote krullen uitpuilend borsthaar achterna voor een korte rondleiding door het complex. Dat duurt 3 minuten. Hij laat me wat bordjes aan struiken en boompjes zien: “Olive”, ”Orange”, ”Mango” en vervolgens het restaurant dat er aantrekkelijk uit ziet. Op het terras wordt me trots het uitzocht getoond en wordt een tafel en een stoel in het midden gezet, zodat ik kan lezen, zo gebaren ze me. Het zijn hartstikke vriendelijke jongens en we hebben veel lol om onze taalgebreken. Desgevraagd mag ik gelukkig ook zelf koken, want de restaurantprijzen zullen vast niet mals zijn. Ik mag gebruik maken van een nabijgelegen lounge bank om te eten. Dat doe ik dan ook voor een hele late lunch (het loopt reeds tegen 16 uur) die bestaat uit restanten van mijn vaders Hollandse lunch arsenaal.
Ondanks de vele vliegen en overal mieren is het een heerlijk plekje en gezien mijn vermoeidheid zou ik het liefst een tukkie doen, maar mijn auto is van binnen nog één grote puinhoop, daar ik door de rugpijn mijn reorganisatie bij lange na niet af heb kunnen maken. Daarbij had ik er in Cairo ook de ruimte niet voor. En dus zal ik nu aan de slag moeten. Vrijwel alles ligt nog opgeborgen voor het verschepen van de auto en dus ligt niets op een handige plek. Ik leg een groot zeil neer op de grond en begin aan de klus. Maar als het rond een uur of 18 donker is en ik me echt uitgeput voel, geef ik er de brui aan, gooi alles zo effectief mogelijk in de auto en neem wat fruit als diner.
In de loop van de avond krijg ik weer wat energie, dus vul ik de dakpijp bij met kraanwater, gooi wat spullen in de dakkist en zet een kop thee. De eerste rooibosthee in3 weken smaakt meer dan voortreffelijk! Onderwijl tik ik dit verslag.
De mannen van de lodge zijn volop in de weer en rijden af en aan. Om een uur of 21 lijkt het werk gedaan en gaan ze aan een tafeltje zitten om domino te spelen. Eentje staat op, loopt naar me toe en overhandigt me een busje antimuggenspray. Dat is meer dan welkom, want ik word opgevreten door die krengen en ik heb mijn Deet nog niet kunnen opgraven. Als dank trakteer ik ze op een dropje, die ze beleefd weigeren.
De volgende ochtend (dag 51) word ik uitgerust wakker, maar ik heb om een of andere reden overal spierpijn. De zon brand al enige tijd op de zijkant van de auto, waardoor de temperatuur binnen snel oploopt. Naar buiten dus! Het ontbijt kan ik pas om 9:30 krijgen, en aangezien het nu nog gen 8 uur is, heb ik ruim de tijd. Ik fris me op en ga dan verder met het reorganiseren van de auto. Uit het kluisje haal ik al mijn van dierbaren gekregen mascottes en talismannen en mijn telescoop. Fijn om de aankleding weer een beetje compleet te hebben. Om iets over 9 word ik gehaald voor het ontbijt. Het is, zoals ik al had verwacht, best luxe. Een soort kruising tussen een pannenkoek en boterkoek, en redelijk vers Egyptisch brood met los honing, 3 verschillende kaassoorten en melasse. Het smaakt best, maar ik krijg er gek genoeg helemaal niets te drinken bij, dus ik ben vrij snel klaar. Ik zit in mijn eentje in het buiten-restaurant. Om me heen niets dan stilte. Heerlijk. Naast me op een stoel ligt mijn nieuwe huisdier: een rood-witte kater. Die houd me al de hele ochtend gezelschap. Toen ik eerder eventjes op de bestuurdersstoel zat hoorde ik ineens ‘mauw!’ van dichtbij. Hij was achter in de auto gesprongen en naar voren gelopen.
En toch heb ik weer een onbestendig gevoel. Wat doe ik hier, zo in mijn eentje? Krijg ik ineens last van eenzaamheid of heimwee? Ik besluit me er niet door te laten leiden. Ik heb het tot dusver ook prima gered in mijn eentje, dus niet zeuren nu!
Bij de auto neem ik nog een besluit: ik ga geen dingen meer laten, omdat ze moeite kosten of op dat moment lastig zijn. Ik twijfel namelijk of ik een kop thee zal zetten. Ik heb er veel trek in, maar het is weer zo’n gedoe. Niets ervan: als je trek hebt in thee, dan zet je gewoon thee!
Jaja, ik lul heel wat met mezelf af in mijn hoofd. 😉 Niettemin hebben beide besluiten vandaag al veel effect, zo zal later blijken! Zo komt het bijvoorbeeld dat, terwijl ik dit schrijf (achterin de auto, deuren en gordijnen dicht; klaar om te gaan slapen), verschillende jongens uitgebreid foto’s van elkaar maken, terwijl ze in stoere posen tegen mijn kanarie aanleunen. Maar daarover later meer…
Ik betaal de rekening en rij weg. Zonder kat overigens! Ik zet koers naar de Wadi Rayan. Na enige tijd rijden kom ik aan bij een grote toegangspoort, waar ik naar de kant gedirigeerd wordt. Ik word geacht hier kaartjes te kopen. Ik koop er 3: 1 voor toegang tot de Wadi Rayan en Wadi al-Hettan, 1 voor de auto en 1 om in Wadi Rayan te mogen kamperen. Ik was al van plan te gaan kamperen in de woestijn, maar dat daar zelfs een ticket voor was, had ik niet zien aankomen. Totale prijs: 55 pond, dat valt erg mee.
Ik rij door over de asfaltweg door de woestijn. Regelmatig staan er duidelijk leesbare en Engelstalige wegwijzers. Na een kilometer of 25 kom ik bij de afslag naar Wadi al-Hettan. Dat deze Vallei der Walvissen afgelegen was, wist ik al, maar wat na deze afslag volgt is een 34 km lange onverharde weg, dwars door de woestijn. Mijn hart vliegt open. Eindelijk rij ik écht in de woestijn! Dit is hét moment om mijn themamuziek (voor de zoveelste keer) te luisteren (Just Jack, Starz in Their Eyes), gevolgd door een nummer waar ik al meer dan 15 jaar naar uitgekeken heb om hier, in de Egyptische woestijn, op te zetten: Dire Straits met Sultans of Swing. Hoe gek het ook klinkt: ik heb al sinds het begin van mijn Egypte-passie de droom om zelfstandig door dit land te rijden, onder begeleiding van dit nummer. En dat moment is eindelijk daar! Ik kan mijn geluk niet op en rij juichend over de stoffige wasbordweg. Wat nou eenzaamheid?!
Het is een weergaloos fijne rit, ook al lijkt het alsof de auto 34 km lang stukje bij beetje uit elkaar getrild wordt. Als mijn auto en mijn eigen gefabriceerde inbouw dit overleeft, dan overleeft het alles.
Aan het einde van de weg staan verschillende zandkleurige huisjes. Ik had al heel wat foto’s gezien van dit ecologisch verantwoord gebouwde bezoekerscentrum en ik word niet teleurgesteld. Ik ben, opmerkelijk genoeg, niet de enige bezoeker. Er staan verschillende auto’s en overal zie ik toeristen lopen. Heel onwerkelijk dat het hier zo relatief druk is, terwijl menig monument in Cairo zo leeg was, en deze site zo afgelegen is.
Ik parkeer de auto naast een verre neef van mijn kanarie en kijk even rond. Dan loop ik het site museum in, dat zich half ondergronds bevind en mede daardoor tamelijk koel is. De ronde zaal toont in vele infopanelen en nog meer fossielen de ontwikkeling van de Aarde en Egypte in het bijzonder, met uiteraard speciale focus op de vondsten van talloze fossielen in deze wadi (vallei). Schildpadden, olifanten en diersoorten die al lang niet meer bestaan. Maar bovenal de voorouders van de moderne walvissen. Deze streek was lang geleden een zee en langs de kust hiervan waren, getuige talrijke plantenfossielen, enorme mangrovebossen. Verschillende complete skeletten zijn hier gevonden van walvisachtigen met volledig ontwikkelde poten die niettemin te kort waren om op de lopen. Een duidelijker voorbeeld van evolutie is haast niet denkbaar. Ik houd het bezoek aan het museum kort, want ik heb een druk programma vandaag. De filmvertoning (die, geheel on-Egyptisch) ook daadwerkelijk vertoond wordt!) laat ik dan ook links liggen.
In de auto eet ik mijn lunch, bestaande uit oudbakken Egyptisch ‘stokbrood’ met verrukkelijke Nederlandse kaas (lang leve het vacuüm-sealen!) en melk. Ik knap er gek genoeg enorm van op en wil net vol goede zin het wandelpad op lopen naar de walvisfossielen die nog in situ liggen, als ik word aangesproken door een Nederlandse man. Hij heeft mijn Nederlandse nummerbord herkent en vraagt naar mijn auto en mijn reis. Even later komt een ander deel van de groep naar me toe. Ze zijn hier voor de bruiloft van een dochter met een Egyptische man.
Het pad is zeer duidelijk gemarkeerd en men heeft echt moeite gedaan om de fossielen te beschermen, en veel informatie te verstrekken, zonder al te veel afbreuk te doen aan de schoonheid van de woestijn. Het is dan ook een heerlijke wandeling. In het begin komen er nog wat mensen tegemoet, waaronder een Duits gezin met 3 kleine kinderen), maar al gauw ben ik helemaal alleen in de vallei. De zon brand, maar de wind is verfrissend. Behalve de wind heerst er absolute stilte. De fossielen liggen op en bloot in de zon. Het lijkt soms haast wel alsof ze hier expres neergelegd zijn. Vreemde rotsformaties, zoals paddenstoelen, doen sterk denken aan de Witte Woestijn. Een diep zwarte strook gesteente snijd door alle hoge rotspieken, gevolgd door een grijze en een witte strook. Een geoloog zou het hier ook geweldig vinden.
Iets over 15 uur ben ik terug bij de auto en rij eigenlijk meteen weg. Het is al laat en ik wil nog naar de watervallen van Wadi Rayan. Daarvoor moet ik eerst dezelfde 34 km terug rijden over het wasbord, dan een km of 10 naar links en dan nog een handvol km’s naar rechts. Daar aangekomen is het een drukte van belang. Overal lopen, zitten en pootjebaden er jongeren in en rond het water. De dikke rietkragen bij het water zou het idyllisch plaatje kunnen maken, ware het niet voor het feit dat er overal afval ligt. Het lijkt de Egyptenaren echt niet te deren dat ze in een vuilnisbelt leven en ontspannen. De watervallen zijn heel aardig, maar niet spectaculair. Ik had vooraf al gelezen dat de watervallen zijn ontstaan doordat enkele tientallen jaren geleden overtollig water van het Qarun meer naar de Wadi Rayan is verplaatst, waardoor 2 nieuwe meren ontstonden met er tussen een waterval, aangezien er sprake is van een hoogteverschil van een meter of 8 tussen de meren.
Uiteraard word ik ook hier als een attractie gezien en er wordt gegiecheld en stiekem worden er foto’s van me gemaakt. Ik loop nog even naar de waterkant van het lage meer, drink een kopje thee op een terrasje (waar ik het Duitse gezin toevallig weer zie zitten), en rga er weer vandoor. De atmosfeer hier is erg relaxed en ik zou hier nog wel even willen blijven, maar de zon gaat zo onder en ik moet nog een slaapplaats vinden. Ik wil een mooi plekje in de woestijn vinden, en bij de Wadi al-Hettan was er een heuse campsite aangelegd, maar hier niet. En dus rij ik maar door, richting Malawi, mijn volgende bestemming. Ik zal onderweg heus wel een geschikt plekje vinden om te overnachten in de woestijn, toch? Nee dus…
De zon is al onder en ik heb nog steeds geen geschikte plek gevonden. Ik kan de weg niet af (te steil), er is geen rots of duin om me achter te verschuilen, of er is helemaal geen woestijn, maar landbouw. Zodra het donker begint te worden besluit ik om langs de weg te kamperen. Er is hier een brede strook langs de weg ongeasfalteerd gelaten, dus daar sta ik niet in de weg. Weer die twijfel: zal ik koken? Zo langs de weg? Ja dus! Ik denk terug aan mijn besluit om niets te laten omdat het lastig is op dat moment en pak meteen mijn kookspullen. In mijn koelkast tref ik o.a. een krop sla en maak dus een lekkere salade. Zo nu en dan komt er een auto voorbij, maar niemand stopt, behalve een gezelschap van 3 tractoren en een jochie op een motorfiets. Hij toetert, stapt af en zegt me gedag. Hij spreekt een paar woordjes Engels en vraagt me of ik hulp nodig heb. Ik leg hem uit dat ik net gekookt en gegeten heb, en zo weer weg ga. Dat laatste lieg ik om van hen af te komen. Het is me op dat moment niet helemaal duidelijk wat zijn reactie precies inhoudt, maar ze gaan er weer vandoor, en daar gaat het me om.
In het licht van mijn werklamp lees ik wat, tot ik de maan voor m’n neus zie opkomen. Het begint met een vaag, rood schijnsel aan de stoffige horizon, tot ik duidelijk een vuurrode bol kan onderscheiden. Het rode schijnsel geeft een magische reflectie op de toenemende bewolking. Het spektakel is misschien nog het best te herkennen als een zonsopkomst, bekeken door 4 of 5 zonnebrillen tegelijk. Uiteraard pak ik direct mijn camera en probeer en fractie van de magie vast te leggen, maar dat valt niet mee.
Terwijl ik bezig ben, komt de stoet tractoren en het jochie op de motorfiets weer langs rijden, de andere kant op. Hij stapt opnieuw af en vraagt me wat ik aan het doen ben. Daarop steekt hij in het Arabisch een verhaal af, waarbij hij herhaaldelijk met zijn handen een geweer simuleert en met zijn vinger langs zijn keel glijdt. Het is echter geen dreigement, maar een waarschuwing. Hij lijkt me te waarschuwen om hier niet te overnachten, omdat het gevaarlijk is. Het lijkt alsof hij het over een bende of criminele organisatie heeft. Zijn intonatie is zeer serieus en oprecht. Ik twijfel geen moment: het is balen, maar hij blijf ik niet slapen. Ik bedank hem voor de waarschuwing en neem afscheid. Tijdens het wegrijden herinnert hij me er nog een keer aan hier niet te blijven: ‘You go!’
En dus (balend als een stekker) pak ik mijn spullen weer in en rij door, in het pikkedonker. Een heel eind verderop rijd ik langs een soort waterpompstation waar een aantal mannen buiten zit te keuvelen. Ik stop, stap uit en loop op hen af. Eentje komt me tegemoet met een grote glimlach. We begroeten elkaar hartelijk en ik vraag of ik hier mag overnachten. Hij begrijpt me direct, maar trekt ineens een somber gezicht. ‘No, no, I’m so sorry, not safe here!’ Blijkbaar deed ik er goed aan naar het jochie op de motorfiets te luisteren en niet langs de weg te blijven kamperen. De man vind het merkbaar vervelend om nee te moeten verkopen en bied me zelfs aan om mee te rijden naar een hotel, 50 km verderop. Ook vraagt hij me of ik iets anders nodig heb: water, thee, voedsel. Ik bedank de man op de meest hartelijke manier die ik kan bedenken en neem afscheid. Dan maar weer doorrijden…
Het aantal lichtjes aan de horizon neemt almaar toe en ineens kruist mijn woestijnweg met de Aswan-Giza Desert Road. Daar sla ik rechtsaf en neem ineens deel aan een drukke snelweg, vol enorme vrachtwagens die verlicht zijn als kerstbomen. In het donker en met mijn vermoeidheid is het erg lastig om op de vele kuilen, hobbels en zandplekken op/in het wegdek te letten en tegelijkertijd rekening te houden met het verkeer. Het vergt mijn uiterste concentratie.
Waar moet ik naartoe? Ik kan moeilijk de hele nacht doorrijden. Ik besluit naar het dichtstbijzijnde hotel te rijden die ik in mijn GPS zie staan. Hopelijk mag ik daar op de parkeerplaats overnachten. Maar dan zie ik een oase van licht langs de weg opdoemen: het lijkt een soort truckstop. Geen twijfel nu: afslaan! Nieuwsgierig komen 2 mannen me tegemoet lopen. Ik begroet ze vriendelijk en vraag of ik hier in de auto mag overnachten. ‘Yes, ofcourse, no problem!’ Ik vraag ze voor de zekerheid of het veilig is. ‘Yes, it’s very safe, no problem.’
Mijn gemoed slaakt een diepe zucht. Ik mag de auto op het enorme zanderige terrein naast het ‘wegrestaurant’ neerzetten. Om het volk in deze tent even te testen loop ik naar binnen en vraag of ze een kopje thee voor me hebben. Een jongen wijst me naar het kleine winkeltje en overhandigt me een fles koud water. ‘Ook goed,’ denk ik. Een ander komt er bij staan. Ik koop ook nog een pakje appelsap. De twee vragen me met gebaren of ze met me op de foto mogen. Natuurlijk, geen probleem. Ik word verder naar binnen begeleid en er volgt een fotosessie van 6 man en 4 telefooncamera’s. Omdat ik verreweg de langste ben, moet ik wel even bukken. Lachend zeggen we goedenavond.
Ik loop met een gerust gevoel terug naar de auto. Terwijl ik aan het rommelen ben, komt één van de mannen naar me toe met een stoel, zet die naast me neer, lacht er vriendelijk bij en loopt weer weg. Ik ga er op zitten en tik aan dit verslag. Net als ik er mee wil stoppen, komt de man weer terug met nog een stoel en gaat naast me zitten. Hij vraagt me hoe ik heet, ik geef antwoord en daarna is het stil. Hij kijkt me aan alsof hij iets van me verwacht, dus stel ik maar wat vragen en vertel over mijn reis, maar door de taalbarrière valt het gesprek weer gauw stil. Een gênante stilte volgt, dus zeg ik hem dat ik graag wil slapen.
Net als ik de deuren achter me dicht trek, zie ik hoe 3 jongens pas op de plaats houden en weer weglopen van mijn auto. Blijkbaar waren ze naar mij op weg. In plaats daarvan stellen ze zich om beurten op naast en voor mijn kanarie en nemen foto’s van elkaar. Ik voel de auto heen en weer veren als ze met z’n tweeën op mijn spatbord leunen. Ze lopen weer weg. Ik tik verder aan mijn verslag. Een minuut of 10 later komen er weer een stel jongens die luid pratend en lachend foto’s van elkaar nemen met mijn kanarie direct op de achtergrond. En even later komt er zelfs een groep van 5 volwassen mannen aan die breed gebarend discussiëren over mijn auto. Eentje wijst er naar de dakpijp en het lijkt haast wel alsof ze de auto opmeten. Maar ook dan lopen ze weg. Wat een vreemde ervaring!
Ik slaap er gelukkig niet minder om en ga om een uur of 23 slapen. Tegen 6 uur word ik weer wakker (dag 52). Het is koud, dus ik ga er gauw uit. Buiten is de zon al op, maar er ligt een laag dauw op de auto en het duurt even voor de zon weer merkbaar warmte afgeeft. Ik zet een pannetje thee en vul er mijn thermoskan mee. Vandaag ga ik kilometers vreten, dus ik drink de thee onderweg wel. Rond 7 uur rij ik weg, richting Malawi (een stad in Egypte; niet het land in zuidelijk Afrika uiteraard).
Het duurt niet lang voor ik op een security checkpoint stuit. Daar word ik direct van de weg gehaald. Niemand spreekt Engels en ik weet niet precies wat ze van me willen weten of hebben. Wel is duidelijk dat ze willen weten waar ik nar toe wil. Herhaaldelijk antwoord ik: ‘Luxor’. Ik weet dat er vaak moeilijk gedaan wordt over individuele toeristen over de woestijnwegen en zeker door Midden Egypte, waar ik nu ben, maar willen ze gewoon mijn papieren zien en me registreren of word ik terug gestuurd? Geen van beide, zo blijkt na een kwartiertje wachten. Een politie-pickuptruck met 4 soldaten komt aanrijden. Ze nemen de wegvergunning over van de verkeersagent aan wie ik het overhandigd had en gebaren me dat ik hen moet volgen. Ik krijg een privé politie-escorte door Midden Egypte. Een kilometer of 40 verderop komen we bij een volgend checkpoint, waar ik mijn vergunning terug krijg. De mannen zijn bijna allemaal erg vriendelijk, ook al verstaan we elkaar vaak nauwelijks. Ik word overgeleverd aan een volgende escortewagen.
En zo gaat het de rest van de dag: na elke 30-50 km krijg ik een nieuwe escortewagen mee die ik moet volgen. Iedere keer breed lachend handjes schudden, welkom-wensen in ontvangst nemen, aanwijzingen opvolgen, soms een telefoon beantwoorden die ik in mijn handen gedrukt krijg, wachten, wachten en weer doorrijden. Ter hoogte van Minya vraag ik een goed Engels sprekende man (die gekleed is als burger, maar een flink kanon aan zijn broekriem heeft hangen) of het mogelijk is dat ik naar het Malawi Museum kan rijden voordat ik weer doorrij naar Luxor. Geen probleem! Er wordt weer wat heen en weer gebeld en dan gaan we weer op pad. En zowaar: we rijden naar Malawi!
In een stoet van maar liefst 3 politiewagens met in totaal een soldaat of 10 word ik tot pal voor de deur van het Malawi Museum begeleid. Daar word ik opgevangen door een man die me (volstrekt nodeloos) helpt bij de veiligheidsscan, het kaartje kopen en het vinden van de ingang. Hij blijkt ook de man te zijn die het kaartje controleert.
Het museum kreeg in 2013 wereldfaam toen het compleet geplunderd werd tijdens onlusten in de stad. Meer dan 1000 antiquiteiten werden gestolen en vele anderen vernield. Ook het pand zelf werd met de grond gelijk gemaakt. Het kreeg zoveel aandacht in de media, dat de Egyptische overheid zich genoodzaakt voelde om het museum in recordtijd weer te herbouwen en opnieuw in te richten met de bijna 1000 antiquiteiten die weer waren teruggevonden of teruggebracht. Nu ziet het museum er keurig uit. Een gloednieuw, sfeervol gebouw met een moderne inrichting. Over de voorwerpen zelf krijg je helaas vrijwel geen informatie, maar wel veel informatie over de contexten van de vondsten. Er zijn een aantal hele mooie voorwerpen, zoals een beeldje van een Amarna prinses, een kleurrijke Middenrijks mummiekist en vele ibis- en baviaanmummies en -beeldjes. Het is nochtans niet groot en ik voel me door de escorte en de man die me bijna letterlijk op de voet volgt tamelijk opgejaagd, dus ik ben met een half uurtje klaar.
Eenmaal weer buiten zijn de 3 politieauto’s weer weg. Er staat nog 1 officier naast de auto te wachten. Het kost hem en mij weer de nodige moeite elkaar onze bedoelingen duidelijk te maken en opnieuw krijg ik verschillende keren een telefoon in de handen gedrukt met een Engelssprekende stem aan de andere kant van de lijn. Er word me nu ook gevraagd welke route ik naar Luxor wil nemen: de oostelijke of de westelijke. Omdat mijn bestemming in Luxor op de oostoever van de Nijl ligt, kies ik voor de oostelijke route. Enige tijd later krijg ik te horen dat de westelijke route te gevaarlijk is en of ik er akkoord mee ga om de oostelijke route te nemen. Blijkbaar hebben ze me verkeerd begrepen, maar ik vind het prima! Na een half uur wachten komt er een politiewagen aanrijden en kan ik dus weer door rijden.
Tot Assioet wordt de wacht weer elke 30-50 km of op strategisch plekken (kruispunten e.d.) gewisseld en schud ik weer heel wat handjes, altijd breed glimlachend, wat echt lijkt te helpen! Maar ineens, midden in Assioet, stopt mijn escortewagen langs de kant en wordt er druk gebaart dat ik door moet rijden. Verbouwereerd doe ik dat en stel in allerijl mijn GPS bij. De hele ochtend had ik de GPS al in de gaten gehouden om te zien waar we naar toe rijden. We namen, zoals verwacht, de oostelijke woestijnweg, maar helaas sloeg mijn escorte af bij Assioet en reed de Nijl over. Pas een heel eind verderop werd ik dus (ogenschijnlijk) los gelaten.
Omdat ik al zover op de westelijke oever ben, besluit ik om dan maar de woestijnweg aan die kant van de Nijl te nemen. Helaas loopt die weg volgens mijn GPS dood en wil me helemaal via de Kharga oase laten rijden! Een omweg van een kilometer of 300. Google Maps en mijn ervaring vertellen mij dat de weg wel degelijk doorloopt, dus negeer ik mijn GPS en sla de betreffende weg in. Tot dat moment word ik nauwelijks onopvallend gevolgd door een neutrale pickup met 2 mannen in uniform. Voor de grap probeer ik ze af te schudden in het drukke verkeer van Assioet, maar mijn opvallende auto vinden ze iedere keer weer gemakkelijk terug.
Eenmaal op de woestijnweg zet ik de vaart er in en al gauw zie ik de pickup niet meer. Ik stop zelfs nog even om wat los getrilde spullen achterin weer vast te zetten en even de benen te strekken, maar de auto heb ik nooit meer terug gezien. Niettemin word ik een heel eind verderop weer opgewacht bij een politiepost. Ze vragen of ik de Nederlander ben, op weg naar Luxor en als ik dat bevestig, krijg ik opnieuw een escorte mee.
Op 45 km van Qena begint mijn dieselvoorraad tamelijk laag te worden. Er zijn al nauwelijks tankstations onderweg, en de stations die er zijn kan ik niet bereiken vanwege mijn escorte. Ik heb nog wel genoeg om Luxor te bereiken, maar dat laat nauwelijks een marge over. En dat wil ik niet. Dus wanneer we opnieuw stoppen bij een politiepost die vlak naast een tankstation is gevestigd, vraag ik of ik mag tanken. Zelfs de 50 m naar het station toe rijd de escorte mee en al gauw staat er een menigte van zo’n 30 man om mijn auto heen. Ik informeer of ze diesel hebben, maar het schijnt erg moeilijk te zijn om te begrijpen. Ik wijs op de taalvarianten van het woord die als sticker op mijn tankdoppen staan, maar dat helpt ook niet. Uiteindelijk valt toch het kwartje en krijg ik te horen dat ze geen diesel hebben. De zon is inmiddels onder.
We rijden onder grote aandacht terug naar de naastgelegen politiepost en er volgt een discussie waarbij de gemoederen langzaamaan op lopen. Er is niemand die Engels spreekt en ook telefonische hulp is er blijkbaar niet, maar ik krijg de indruk dat ze denken dat mijn tank al bijna leeg is, dus probeer ik ze duidelijk te maken dat ik het nog prima red tot Qena, maar daarna lastiger zal worden: ‘Qena OK, Luxor, maybe not OK.’ Dat lijkt aan te komen en al gauw wordt duidelijk dat er vlak voor Qena nog een tankstation is, over 45 km dus. Er word zelf gebaard dat ik zonder escorte door mag rijden.
Dat laat ik me geen twee keer zeggen, bedank de heren, neem vriendelijk afscheid, en geef plankgas. En ja hoor, na 43 km door het pikkedonker doemt er weer een fel verlicht tankstation op. Ook hier kost het weer enige moeite om duidelijk te maken dat ik diesel nodig heb en dit is dan ook het moment waarop ik leer dat men in Egypte het woord ‘solar’ gebruikt als synoniem voor diesel! Niet veel later zijn beide tanks weer (letterlijk) tot de rand toe gevuld met diesel (ca. 130 liter) en betaal ik er 245 pond (25 euro!) voor.
Een stuk gerustgestelder rij ik weer door en zit even later in hartje centrum van Qena. Bij het passeren van een politiepost wor ik nageroepen en wordt er gefloten. Direct zet ik de auto aan de kant en excuseer dat ik was doorgereden. Niet nodig. De agent komt me lachend tegemoet en vraagt of ik die Hollander ben, op weg naar Luxor. Als ik dat bevestig, lacht hij nog harder, schud me de hand en wuift me uiterst vriendelijk uit.
In Qena vind ik de agricultural road naar Luxor. 72 km alsmaar rechtdoor. Maar niet door tuffen! Want wat ik stiekem al wist van eerdere reizen is dat op deze weg (zonder overdrijven, ik heb het bijgehouden) elke 1 à 2 kilometer snelheidsdrempels zijn aangelegd. En geen kleintjes! Aan beide kanten van elke zijweg zijn 2 tot 4 drempels in paren van 2 aangebracht. Zonder uitzondering zijn ze erg hoog en smal. Het is dus alsof je iedere keer over 2 lage muurtjes heen moet rijden en de auto schud iedere keer hevig op en neer, hoe stapvoets ik ook rijd. En dan zijn er nog de politieposten, waar meestal 6 tot 8 nog hogere drempels liggen, die vaak diepe groeven hebben, waardoor je, als je niet uitkijkt, zo je diff’s of brandstoftanks kapot rijd. Gek genoeg neemt niemand bij de politieposten notie van mij. Ze kijken me nieuwsgierig na, maar komen niet in actie. Blijkbaar vind men een escorte niet meer nodig. Gelukkig maar, want ik ben inmiddels verschrikkelijk moe en vervloek iedere drempel op mijn pad. Wachten op escortes en vriendelijk handjes schudden is wel het laatste waar ik behoefte aan heb! Ik wil douchen, eten en slapen!
Eindelijk… EINDELIJK kom ik bij de afslag naar Luxor. In no time sta ik voor de hoge en potdichte poort van de camping. Zonder de exacte coördinaten was ik er waarschijnlijk zo aan voorbij gereden want opvallen doet de ingang niet. Een oud mannetje naast de poort gebaard dat ik de auto voor de poort moet zetten en dat ik kan aanbellen. Als ik uitstap krijg ik een brede, tandeloze grijns en zelfs een omhelzing en 2 zoenen op de wangen; alsof hij al jaren op mijn komst heeft zitten wachten! Hij kan nauwelijks bij de bel. Even later wordt de poort geopend en rij ik uitgeput en dankbaar de binnenplaats op.
Het oude mannetje verdwijnt en heb ik nooit meer terug gezien. Een goed Engels sprekende man loopt op me af. Hij wil me een kamer aansmeren, maar ik wil alleen van de badkamer gebruik kunnen maken. We maken het af op 160 pond per nacht voor kamperen + gebruik van de badkamer. Geen onaardige deal, als ik prijzen voor eerdere overlanders vergelijk. Na de formaliteiten en een bijzonder korte introductie bestel ik een eenvoudig diner. Dat zal klaar zijn over 45 minuten, wordt me verteld. En dus pak ik de nodige spullen, waaronder een complete set schone kleren (wat ik aan heb is te smerig om aan te raken) en loop naar de kamer om te douchen. Direct wordt er op de deur geklopt: het eten is al klaar!
De maaltijd bestaat uit een heerlijk stoofpotje, mini kofta, rijst, tahina, tomaatschijfjes met kruiden en Egyptisch brood (Eish Baladi). We schrijven 21 uur. Als ontbijt had ik een klein broodje op en als lunch een liga en wat dropjes. Ik heb dus best trek en het smaakt erg lekker. Met name het stoofpotje. Na het eten ga ik alsnog douchen, maar het water uit de warmwaterkraan is grijs-bruin en er drijft een zwart poeder in en zwarte vlokjes in. En warm wordt het zelfs na 10 minuten ook niet. Ik ben inmiddels al uitgekleed, dus ik ga voor een koude douche. Het water uit de koudwaterkraan ziet er namelijk wel schoon uit.
Ik knap erg op van de douche. Met nieuwe energie doe ik mijn beklag over de douche. WC papier is er ook al niet. Direct wordt er een andere kamer voor me geregeld. Het warme water volgt morgen, zo wordt me beloofd.
In de late uurtjes van de dag beantwoord ik wat mail, besteed wat tijd op Facebook en ga dan slapen. Wat een dag!
Ik doe mijn uiterste best om op dag 53 uit te slapen en dat lukt vrij aardig. Rond 9 uur verlaat ik de auto, waarin door de zon de temperatuur al aardig oploopt. Op mijn dooie gemak werk ik een ontbijtje naar binnen van crackers en Nederlands beleg. Ik leg mijn zonnepanelen in de zon, zet de luifel uit en begin aan de lange lijst met klusjes die ik vandaag wil doen.
Gedurende de dag zijn een tweetal mannen bezig om een stel hoge bomen tot aan de kale stam te snoeien. Eén man klimt op een gammel, houten laddertje omhoog, waarop nog een tweede ladder is gezet. De rest van de boom trotseert hij klimmend als een aap, met handen en blote voeten. Een beugelzaag hangt over zijn schouder. Bij iedere tak die met een doffe klap de grond raakt, ontstaat er een grote stofwolk. Het geheel ziet er levensgevaarlijk uit. Een tak mist op een haar na een tafel en 2 stoelen. Bij de tweede boom aangekomen valt een grote tak bijna tegen de voet van de zagende man en doet de boom zo hard trillen dat hij er bijna uit valt. Als de stofwolk weg is, komt er een man aangelopen die hard begint te schreeuwen. De zagende man klimt meteen uit de boom. Er volgt een verhitte discussie. Even later gaat men weer door alsof er niets gebeurd is…
Tijdens de lunch (wat fruit uit Cairo) komt er een magere man op me aflopen en vraagt of ik naar Zuid Afrika rij of er vandaan kom. Voor ik antwoord kan geven voegt hij er aan toe dat hij al 35 jaar werkt met kampeerders. Hij ziet de 2 enorme brandblussers staan die ik verplicht moest aanschaffen bij het invoeren van de auto en lacht. ‘Stupid country,’ zegt hij, ‘why do they do that? You don’t need them! Nobody will ask you for them. Sometimes people like you ask me if I want to buy them, but I can’t give you much for it.’ Hij bied me er 250 pond voor, wat ik maar al te graag aanneem. Ik heb geen idee wat ze me gekost hebben van de 100 euro smeergeld die ik de douane heb moeten betalen, dus ik vind 25 euro lang niet slecht. En ik ben tenminste af van die ondingen! Dan informeert hij naar mijn auto en waar ik slaap. We blijven nog even praten over Egypte, reizen, auto’s, eerdere overlanders, enz. Dan loopt Baraka weer weg en belooft me later terug te komen met de 250 pond.
Ik kom aardig ver met mijn klusjes, maar gaandeweg ontdek ik ook nieuwe klusjes. Tijdens het controleren van de vloeistoffen van de auto kom ik er bijvoorbeeld achter dat de houten blokjes die ik als vulmiddel onder de klemmen van de accu’s had gelegd zijn verdwenen, ongetwijfeld door al het geschud en gehobbel van gisteren en eergisteren. De accu’s hebben dus ik-weet-niet-hoe-lang staan stuiteren onder motorkap! Gelukkig kan ik geen schade ontdekken en zelfs alle aansluitingen zijn nog in orde. Hier bewijst Cruiserland weer haar meerwaarde, want niet alleen hadden ze me vooraf al gewaarschuwd dat die houten blokjes niet afdoende zouden zijn, maar ze hebben ook vlak voor vertrek alle aansluitingen extra goed bevestigd en vastgezet. Hoe dan ook moet ik nu op zoek naar een vervangende oplossing. Dat kan gelukkig niet al te moeilijk zijn.
Tijdens het opnieuw inladen van de auto komt de vicedirecteur naar me toe met een flesje frisdrank en een flesje water als verontschuldiging voor het vele stof dat ze veroorzaakt hebben bij het snoeien van de bomen. Heel erg netjes van hem! Hij vertelt me ook over het heerlijke diner dat ze vanavond bereiden voor 2 Amerikanen. Of ik mee wil eten. Het klinkt goed, maar ik heb al half-om-half afgesproken om te gaan eten in het Nile Valley Hotel van Karin en Hamada Khalifa.
Eén van de taken op mijn lijstje is het controleren van de bandenspanning, met name omdat ik al wist dat de rechter achterband erg zacht is. Daar ik de compressor nog niet eerder had opgegraven, kon ik daar niet veel aan doen. Nu heb ik erg weinig ervaring met tire deflators en met compressoren, dus was dit een zeer wijze les. De eerste band gaat al meteen fout. Zonder dat ik het door heb draai ik het ventiel helemaal los, waardoor het pinnetje er uit valt en de band leeg begint te lopen. Aanvankelijk begrijp ik er helemaal niets van, tot ik eens goed in het ventiel kijk en geen pinnetje zie. Die ligt in het zand er onder. Gelukkig is dat gauw gefikst. Bij de tweede band gebeurt iets soortgelijks maar daar blijkt net iets anders aan de hand. Dit soort dingen zijn op het moment zelf erg frustrerend, maar liever dat het hier gebeurt dan ergens onderweg langs een drukke weg of midden in de woestijn. En ik heb weer wat nieuws geleerd, en dat is altijd leuk.
Baraka komt ook nog even langs en overhandigt me 200 pond. Meer wil hij uiteindelijk toch niet geven voor de brandblussers. Ach, ik doe het er voor, want ik wil er z.s.m. van af en ik denk niet dat ik er elders meer voor kan krijgen. Merkwaardig is wel dat hij me vervolgens vraagt of hij nog iets van me kopen kan; dingen waar ik van af wil.
Het is om 17 uur al donker in Luxor, dus moet ik bij kunstlicht de laatste zaken inladen voor ik weg kan voor het diner. Iemand moet de enorme poorten voor me openen om me naar buiten te laten. Daarna loop ik richting Nijl. Wat ik aantref is niet het Luxor dat ik zo goed ken! De straten zijn leeg, het verkeer rijd rustig, er ligt nauwelijks afval op straat, bijna niemand klampt me aan en de weinigen die om aandacht vragen druipen direct weer af. Alles is geschilderd en geplaveid. Er staan vuilnisbakken en mooie bankjes. Maar ik kom slechts 2 toeristen tegen tijdens de hele wandeling (2-3 km) naar de ferry naar de westoever. Zelfs de koets- en taxichauffeurs lijken de moed volledig verloren te zijn en doen vrijwel geen moeite om mij als klant te winnen. De steigers van de ferry zijn ook helemaal opgeknapt. Er zijn slechts 1 of 2 mannen die me proberen een boottochtje aan te smeren. Normaal zijn dat er zeker 10. Ik weet niet wat ik meemaak!
Aan de overkant is het ook totaal veranderd. Er is een soort minibusterminal en een soort pretparkje bijgekomen sinds ik hier 2 jaar geleden voor het laatst was. Het kost me moeite om het hotel te vinden, want hoewel ik het zie liggen, is het lastig te bepalen hoe ik er bij kan komen.
In het hotel loop ik uiteraard direct naar het befaamde dakterras en voel me onmiddellijk thuis. Het Nile Valley Hotel is voor velen, waaronder mijzelf, een tweede thuis. Zodra de soep achter de kiezen is komt Hamada me opzoeken. We praten over van alles en nog wat, tot de hoofdgang van mijn maaltijd arriveert. Daarna komt hij terug en praten we vrolijk door. Hij eet zelfs een soepje mee. Hij vertelt me onder meer dat het gevaar langs de Wadi Rayan road (waar ik de vorige nacht niet kon kamperen) draait rondom 2 rivaliserende families die strijden om land. Rond 20:45 neemt hij afscheid. Hij moet vanwege privézaken snel naar Cairo toe en de bus staat klaar. Geweldig om hem weer even gezien te hebben.
Op de terugweg bezoek ik een stalletje waar ik wat drankjes, melk en thee in sla. Het is een Koptisch winkeltje, getuige niet alleen de vele afbeeldingen van Koptische iconen, maar ook de grote stapels bierblikjes. Er vlak naast zit een ‘supermarket’, met, zoals verwacht, een zeer bescheiden aanbod. Ik koop er wat kleine dingetjes en loop dan weer terug naar de camping.
Zodra de poort geopend wordt, komt een luid gekakel en gekrijs me tegemoet. Er is een hele grote groep kinderen op het terrein die elkaar proberen te overstemmen met hun gekrijs. Gelukkig vertrekken al snel 2 busladingen en een half uurtje later de laatste buslading.
Geweldig weer om te lezen, wat een belevenissen in zo’n relatief korte tijd!
Wat een avonturen weer Bjorn en wat pak je het allemaal goed aan! Ben trots op je!
Heel leuk en interessant om je belevenissen te volgen! Een beetje in de traditie van Paul Theroux, maar de avonturen in Afrika te lezen van iemand die je kent in maakt het natuurlijk extra mooi en bijzonder.
Veel plezier en succes op je verdere reis en ik kijk uit naar vervolgberichten op je blog.
Heerlijk om je avonturen te lezen. Ik blijf ze aandachtig volgen! Groot gelijk dat je hebt besloten om te doen waar je zin/trek in heb! Dat kopje thee komt er gewoon? ook ben ik blij dat je gewaarschuwd ben en niet in de woestijn hebt overnacht? vreemd dat je overal escorte krijgt behalve daar waar het echt gevaarlijk is, echt Egypte?
Wat een avonturen zeg! En dan moet je nog echt naar Afrika. Dit is Egypte nog maar! (Bekend terrein)
Veel plezier op je verdere reis en geniet van dit geweldige avontuur?
HALLO Bjorn,
in het
Lees met extra veel interesse je woestijngedeelte van de blog. Ik ben ook in Wadi el Hitan geweest en sliep er naast de auto op een luchtmatras in het zand, naast een van de instructeurs van de cursus die we in Farafra gingen houden. Ik mocht het aan niemand vertellen! Deze man heeft me een poos geleden geschreven dat de woestijn nu heel gevaarlijk is omdat er IS mensen gezocht worden, meerdere IS jeeps zijn vanuit de lucht aangevallen door het Eg. leger omdat IS ook meerdere checkpoints overvallen heeft en de bemanning gedood heeft. Mijn zakenpartner, Saad, zegt dat het nu veel rustiger is. Ik ga mijn eigen reisverslag van die reis nog eens nalezen. Ben erg benieuwd naar je vervolg. Je verslag over Luxor vind ik verdrietig. Wat zullen die mensen het daar moeilijk hebben. Karin en Hamada zullen ook allerminst een volle bezetting hebben. Ben erg benieuwd of je ook door Soedan gaat reizen. Weet je nog hoe waanzinnig warm we het daar hadden?
veel groeten en bon courage,
Anneke
HALLO Bjorn,
in het
Lees met extra veel interesse je woestijngedeelte van de blog. Ik ben ook in Wadi el Hitan geweest en sliep er naast de auto op een luchtmatras in het zand, naast een van de instructeurs van de cursus die we in Farafra gingen houden. Ik mocht het aan niemand vertellen! Deze man heeft me een poos geleden geschreven dat de woestijn nu heel gevaarlijk is omdat er IS mensen gezocht worden, meerdere IS jeeps zijn vanuit de lucht aangevallen door het Eg. leger omdat IS ook meerdere checkpoints overvallen heeft en de bemanning gedood heeft. Mijn zakenpartner, Saad, zegt dat het nu veel rustiger is. Ik ga mijn eigen reisverslag van die reis nog eens nalezen. Ben erg benieuwd naar je vervolg. Je verslag over Luxor vind ik verdrietig. Wat zullen die mensen het daar moeilijk hebben. Karin en Hamada zullen ook allerminst een volle bezetting hebben. Ben erg benieuwd of je ook door Soedan gaat reizen. Weet je nog hoe waanzinnig warm we het daar hadden?
veel groeten en bon courage,
Anneke
Geweldig avontuur, ben best wel een beetje jaloers op je.
Wat je van Luxor verteld is triest om te horen gaat echt niet goed daar.
Ik zag laatst een foto van het parkje voor het nile valley hotel en kende het niet terug. Er stond een grote tent zo te zien, zag er niet uit. Omdat wij ook echte kampeerders zijn zijn wij benieuwd naar de camping waar je nu staat, heb je er een foto van ? Veel plezier weer toegewenst Bjorn, en let op je veiligheid.
Ik herkende het stuk voor het hotel ook niet meer terug. Het parkje is een soort betaald parkje geworden. Ziet er wel gezellig uit hoor.
Een foto van de ‘camping’ in Luxor heb ik wel, maar voorlopig heb geen wifi meer dus dat laat nog even op zich wachten.