We mogen eventjes uitslapen van onszelf en spreken op dag 41 pas om 9 uur af voor het ontbijt. Dat bestaat wederom uit een pita falafel en een pita full, die dit keer vlot arriveren.
De metro brengt ons naar Giza, naar het begin van de Pyramid Road. Daar ontmoeten we een Australisch stelletje dat al 9 maanden op wereldreis is en gisteren in Cairo geland is, Terwijl Sandra en ik een ter plaatse vers geperst glas sinaasappelsap naar binnen werken, praten we over elkaars reiservaringen. We besluiten om samen op zoek te gaan naar een bus die ons naar de piramides kan brengen. Die blijkt snel gevonden, maar het duurt wel even voor hij begint te rijden. De bus brengt ons op ruime loopafstand van het Giza plateau. Terwijl het entreegebouw al op een haar na in zicht begint te komen, worden we er door opdringerige mannen op gewezen dat we hier links af moeten slaan omdat daar de ingang is. Sandra en ik hebben veel ervaring met dit soort oplichters, maar ze klinken zo overtuigend dat ik ook een seconde twijfel. Maar zodra het entreegebouw in beeld is, is die twijfel uiteraard weg. De afslag leidde naar een soort parkeerplaats met stallen voor de vele koetsjes die het plateau op meer dan 1 manier onveilig maken.
We kopen een ticket voor het plateau en het recent geopende graf van Meresanch III. Bij de (tweede) tassencontrole moet Sandra haar glazen bol tijdelijk afstaan, die ze mee had genomen om artistieke foto’s mee te maken. Om onduidelijke redenen vertrouwen ze het ding niet. Bang voor zwarte magie wellicht?
Als we het plateau oplopen worden we opnieuw belaagd door de gebruikelijke venters van paardenritjes, kamelenritjes en zogenaamde gidsen. Hieraan zijn we zo gewend dat we ze gemakkelijk af kunnen slaan, maar we vermoeden dat het de Australiërs iets lastiger af gaat. Onze wegen zijn zojuist gescheiden.
We wandelen om de piramide van Cheops heen en zoeken de plek waar een deel van de as van een goede vriend (Hans Asjes) is verstrooid. Daar houden we uiteraard even pas op de plaats. Dan lopen we richting de Sfinx. Het is tamelijk druk op het plateau en er staan opvallend veel auto’s geparkeerd waar dat al jaren niet meer toegestaan was. Even later zien we waarom: er zijn filmopnames bezig. Gezien de acteurs – een Aziatisch gezinnetje met kleine kinderen dat met veel plezier richting camera loopt met de piramides op de achtergrond – gaat het wellicht om een promotiefilmpje.
Recentelijk is de daltempel van de Sfinx opengesteld, waardoor je ook bij Sfinx zelf kan komen. Ik heb er tientallen foto’s van gezien. Het is al al bijna 20 jaar een droom van ons om daar te komen. Maar nee hoor, als wij er zijn is het natuurlijk weer dicht! *ZUCHT*
In plaats daarvan blijven we een tijdje zitten op een rustig plekje bij de kont van de Sfinx en eten wat meegebrachte lunch. Er staat een verkwikkend windje en genieten van de rust en het uitzicht.
Er komen twee jongeren aanlopen. Eentje vertelt me – na wat introductie – dat hij talen studeert en een boekje bijhoud met korte tekstjes in allerlei talen, geschreven door de toeristen die hij hier ontmoet. Of ik hier aan mee wil werken. Maar natuurlijk! Ik schrijf in het Nederlands dat het leuk is hen ontmoet te hebben. Daarna wordt gevraagd of we met hen op de foto mogen. No problemo! Tevreden nemen de vriendelijke jongens afscheid en lopen weg. Wat een heerlijk oprechte en positieve ontmoeting tussen al die opdringerige verkopers op het plateau! En nee, er is intussen niets uit onze tassen gestolen. Die heb ik uiteraard wel de hele tijd in de gaten gehouden na mijn ervaringen in Athene.
Met een grote boog lopen we om de piramide van Chefren heen en steven vervolgens af op het graf van Meresanch III. Het is even zoeken, en aangekomen bij de ingang zien we dat die potdicht en op slot is. Gelukkig komt enkele minuten later de sleutelbewaarder aanlopen met enkele Vietnamezen in zijn kielzog die hijgend en zwetend vertellen dat ze het graf heel lang gezocht hebben.
De deur wordt voor ons geopend. We nemen veel meer tijd voor ons bezoek dan de Vietnamezen, die na al hun moeite om het graf te lokaliseren wel heel erg snel weer buiten zijn. Het is een mooi en vooral bijzonder graf. Meresanch III was de vrouw en zus van koning Chefren en de dochter van koning Cheops. In het graf staan enkele bijzondere afbeeldingen, waaronder een beeltenis van Meresanch met schijnbaar blond haar.
Na dit bezoek struinen we nog even tussen de mastaba’s en lopen dan weer richting uitgang, waar Sandra haar glazen bol ophaalt. We willen de zonsondergang met uitzicht op de piramides zien (een beetje traditie van ons), maar omdat we vanwege die bol niet de handigste uitgang hebben kunnen nemen, lopen we eerst een heel eind om het plateau en een golfbaan heen. Dat brengt ons door een volksbuurtje waar de GPS app blijkbaar geen flauw idee meer heeft van de loop der straatjes, want alles loopt hier onverwachts dood. Een behulpzame man wijst ons de juiste weg, waardoor we alsnog spoedig de Sfinx ingang bereiken. Daar zoeken we een dakterras op om een vers sapje te drinken met uitzicht op de ondergaande zon achter de piramides. Dat valt niet direct mee, want we kunnen onze ‘stamkroeg’ om een of andere reden niet vinden en worden weggestuurd bij een b7B omdat we geen gasten zijn. Via een mannetje op straat kunnen we op het dakterras van het Sfinx Guest House terecht. De lemonjuice is klein, maar wel erg lekker.
Als de zon onder is, lopen we naar de buren, de Pizza Hut, waar we van een uiterst pittige en smaakvolle pizza genieten. We zijn erg moe en hebben vanmorgen slechts 30 cent p.p. uitgegeven aan transport naar het Giza plateau, dus nemen we nu lekker luxe een taxi naar het hotel, aan de andere kant van de stad. Een vriendelijke, niet opdringerige man in een goed uitziende taxi met werkende meter brengt ons efficiënt, snel en comfortabel naar onze bestemming… voor nog geen € 5!
Voor we het hotel in gaan, nemen we eerst plaats op een terrasje voor een kop thee en koffie. Op de menukaart staat – naast Viagra! – ook muntthee, dus die bestel ik. Even later krijg ik het item dat er boven staat op de menukaart: warme lemonjuice. Dat smaakt afgrijselijk bitter, dus vraag ik de ober om me toch die muntthee maar te brengen. Sandra merkt lachend op: ‘die komt straks met een takje munt aanzetten, wedden?’ Nog geen 5 tellen laten krijg ik inderdaad een takje munt op tafel geworpen! Met wat hand- en voetenwerk krijg ik alsnog een kopje muntthee.
De rest van de avond staat wederom in het teken van – hoe kan het ook anders – onze bloggen. 😉
Omdat we op dag 42 een lange dag in Saqqara gepland hebben, staan we opnieuw bijtijds op. Ik ben al ruim voor de wekker wakker, dus dat is geen punt. We krijgen weer een Egyptisch ontbijt.
Op straat gaan we op zoek naar een pinautomaat voor mij. Nadat ik er 4 geprobeerd heb bij 3 verschillende banken en met 2 verschillende, begint het er sterk op te lijken dat er iets mis is met mijn passen of account. Volgens de app van mijn bank is er niets aan de hand, dus bel ik met de klantenservice. Na druk overleg bieden ze me aan om de kosten van het geld pinnen met een creditcard (daar heb ik er ook 2 van bij me) te vergoeden. Dat vind ik een erg klantvriendelijke oplossing van ze, dus ik ga akkoord. Sterker nog: ze zullen alvast een bedrag storten als voorschot op eventuele pinkosten met de creditcard! Zoveel service ben ik van mijn bank niet gewend! Uiteraard raden ze me wel aan om het te blijven proberen bij verschillende apparaten. Nadat ik heb opgehangen (gelukkig hebben ze me terug gebeld; dat scheelt flink belkosten), probeer ik geld te pinnen met mijn Visa creditcard. Daarbij krijg ik echter dezelfde melding als bij mijn bankpassen (‘er is een probleem met uw account…etc…’). Hm, dat is wel heel toevallig. We besluiten door te lopen en het verderop bij een vierde bank te proberen. Natuurlijk test ik eerst een bankpas. En ja hoor, hier doet hij het wel (ja, alle geteste banken hadden met Maestro logo)! Daarbij krijg ik het geld ook nog eens in relatief kleine coupures. Ook weer geregeld: voortaan pin ik in Egypte alleen nog maar bij de National Bank of Egypt.
Saqqara ligt een eindje van Cairo vandaan, dus halen we de kanarie uit zijn stal. Gelukkig staat hij op dat moment niet ingeklemd tussen andere auto’s, dus kunnen we zo wegrijden. In de ochtend zijn de wegen in Cairo relatief rustig, dus we kunnen lekker door kachelen. Helaas word ik een paar keer misleidt door mijn GPS, waardoor ik verkeerd rij, maar dat is iedere keer gelukkig zo weer verholpen.
Allereerst gaan we proberen om de monumenten van Abu Sir te bezoeken. Dat staat al heel lang op ons verlanglijstje, maar iedere keer lukt het ons niet eens om in de buurt te komen. Onze laatste chauffeur weigerde er zelfs naar toe te rijden. Maar nu zijn we met eigen auto, dus rij ik er gewoon naar toe! Het laatste weggetje is geen gemakkelijke. Om de ca. 100 m is er een vrijwel onzichtbare snelheidsdrempel aangelegd die meestal zo hoog is dat je er alleen stapvoets overheen kan rijden zonder gelanceerd te worden. Daarnaast rijden er overal tuktuks om me heen die veel wendbaarder zijn dan ik en dus overal vandaan komen en naartoe schieten. Tot slot zijn er een stel irritante jochies die me op hun fietsen achtervolgen en doelbewust vlak voor mijn auto langs schieten zodra ze hier de kans voor krijgen. Zij moeten er hard om lachen dat ik hard moet remmen om ze niet aan te rijden. Gelukkig kan ik ze op een gegeven moment afschudden. Maar over het algemeen worden we vooral vriendelijk toegewuifd door omstanders en medeweggebruikers.
Aangekomen bij de toegangspoort naar de monumenten van Abu Sir parkeer ik de auto en loop naar de mannen bij de ingang toe. Eén spreekt redelijk goed Engels en vertelt ons (natuurlijk) dat er een speciale toestemming nodig is. Maar hij kan ons wel rondleiden. ‘No problem,’ zoals men hier erg vaak pleegt te zeggen. Ik moet wel even mijn auto verplaatsen en een andere man 600 pond (60 euro) betalen. Auw, dat is wel erg veel geld. Maar ja, dit is wel een unieke kans, dus we besluiten het te doen.
En zo komt het dat we even later door het woestijnzand heen ploeteren in de richting van de zonnetempel van Nioesserre te Aboe Ghorab (dat op ca. 1,5 km afstand van de ingang ligt). De man heeft dit rondje duidelijk vaker gedaan met toeristen, want hij wijst alle bijzonderheden aan alsof het om een veelbezochte toeristische trekpleister gaat. Een opvallende bijzonderheid is een enorme albasten offertafel. We kijken nog even rond en lopen dan door de woestijn min of meer terug, naar de piramides van Abu Sir (opnieuw 1,5 km door los zand). Onderweg beklimmen we een zandduin voor een mooi panorama en lopen we langs de resten van de zonnetempel van Oeserkaf. Bij de piramides aangekomen moeten we (net als bij de zonnetempel) weer wat bakshees (fooi) aan een bewaker betalen, waarna we even kunnen rondlopen in de piramidetempel van Sahoere.
Daarna klimmen we over een muurtje via de achterkant het mastabagraf van Ptahsjepses in. De binnenplaats heeft een aantal indrukwekkende pilaren en er zijn twee sarcofagen in de grote grafput te zien.
En dan is de toer ineens afgelopen. We moeten betalen. Dat zat er dik in natuurlijk. We willen hem 100 pond geven, maar dat is veel te weinig. Pas bij 400 pond is hij enigszins tevreden. Hij geeft er een heel verhaal bij over camerabeelden waar we nu op te zien zijn en waar hij dus iets aan moet doen, politie die hij moet omkopen, etc. Je weet nooit wat er van waar is en vertrouwen kun je zo’n man uiteraard niet (hij heeft immers zojuist een illegale rondleiding over een gesloten opgravingsterrein gegeven), maar ja, wat moet je anders? Uiteraard voelen we ons wel bekocht, ook al wisten we van te voren dat de kans levensgroot was dat het niet bij die eerste 600 pond zou blijven.
We lopen nog even kort door de andere piramidetempels heen en dan gauw terug naar de ingang, want ineens moeten we opschieten van de man. Terug bij de auto slaan we een kop thee af en rijden richting Saqqara. Daar kopen we kaartjes voor het plateau, het Serapeum en de Nieuwe Rijks graven. Deze laatste 2 zijn pas vrij recentelijk geopend en ik heb ze nog niet gezien. Helaas kunnen we niet meer de piramide van Oenas in, want dat kan alleen tussen 9 en 11! En het is nu in de buurt van 13 uur. Nog nooit eerder hebben we meegemaakt dat een monument alleen tussen zulke beperkte tijdstippen te bezoeken is. Blijkbaar is ook dit tegenwoordig een mogelijkheid.
In de schaduw van het ticketoffice nuttigen we een bescheiden lunch (in mijn geval banaan en wat pinda’s). Dan stappen we opnieuw in de auto en rijden het plateau op. Voor slechts 6 pond heb ik daar ook een kaartje voor gekregen! Geweldig: met mijn eigen kanarie rondrijden in de uitgestrekte necropool van Saqqara! Het scheelt daarnaast ook flink wat lopen; iets dat we die ochtend al genoeg gedaan hebben. Allereerst rij ik naar het Serapeum. Daar loopt een bewaker met ons mee (heel klassiek) en wil na afloop geld van ons, ook al hebben we nergens om gevraagd en heeft hij niets voor ons gedaan. Bah, daar heb ik toch zo’n hekel aan! Niettemin is het heel erg gaaf om eindelijk het Serapeum eens te kunnen bekijken. De lange gangen met zijruimtes zijn al indrukwekkend genoeg, maar de werkelijk gigantische granieten sarcofagen waarin de heilige Apis-stieren begraven waren stelen de show. Het is bijna niet voor te stellen hoe men zulke krankzinnig zware steenblokken zo prachtig en nauwkeurig uit heeft kunnen hakken, hier naar toe heeft kunnen transporteren en vervolgens in de relatief kleine nissen heeft kunnen plaatsen.
Na dit bezoek gaan we op zoek naar het graf van een zekere Maya. Het staat nergens aangegeven en als ik er naar vraag, denkt men dat ik op zoek ben naar water (maya is het Arabische woord voor water). In het voorbijgaan bekijken we nog wel de piramide van Teti, als alternatief voor die van Oenas. Uiteindelijk geven we de zoektocht op en parkeren de auto bij de piramide van Djoser om naar de Nieuwe Rijks graven te lopen. Daar is zeker weten een graf van een zekere Maya (een schatbewaarder des konings), maar dat is een andere Maya dan wij eerder zochten. Beide graven zouden open zijn en beide heb ik nog nooit gezien. Al lopend naar het gebied van de opgravingen van het Rijks Museum van Oudheden in Leiden (ons beide zeer wel bekend), worden we aangeklampt door een bewaker. Voor het graf van Maya de schatbewaarder komt er nog en man bij en even later nog 1. Helaas heeft het Leidse opgravingsteam ooit besloten om alle decoraties te verbergen achter houten luiken met (inmiddels) roestige grendels, waardoor je een erg slecht zicht heb op de decoraties en je alles stukje voor stukje moet bekijken. Je krijgt daardoor nooit de kans om scènes als geheel te bekijken, laat staan om de tempelruimtes in zijn geheel in je op te nemen. Foto’s maken is hierdoor vrijwel zinloos. De supervisor (1 van de 3 mannen) wil initieel maar een paar luiken voor ons openen, want de rest is ‘same, same,’ oftewel ‘allemaal hetzelfde.’ Wij willen ze echter allemaal zien. Het openen van 1 luik geeft de bewakers al een excuus om bakshees te vragen aan bezoekers, maar omdat wij alles willen zien, zijn we helemaal de klos. Ik snap natuurlijk wel dat de kwetsbare decoraties beschermd moeten worden, maar dit is wel een van de minst bezoekersvriendelijke oplossingen die men heeft kunnen bedenken. Een geheel overkoepelend dak was wellicht duurder en ook niet mooi geweest, maar had al deze problemen (en nog veel meer die ik hier niet benoemd heb) opgelost.
Zodra we het graf verlaten wordt ons inderdaad om bakshees gevraagd, nee, er worden baskhees van ons geëist! Dat weigeren we subiet en wijzen ze er op dat ze niets meer voor ons gedaan hebben dan hun werk. Vervolgens mogen we ook de andere Nieuwe Rijks graven niet meer in! Dat is voor mij de druppel en ik word boos. Ik roep dat we boos op hen zijn, dat het oplichters zijn, en dat we dankzij hen een hekel aan Egypte hebben gekregen. Sandra zet dit pleidooi kracht bij en samen lopen we boos weg. Ineens verandert de houding van de mannen en roepen ze ‘sorry’ en ‘please come back’. Ook rent er 1 ons achterna, duwt Sandra opzij en smeekt mij bijna om terug te komen. Dat maakt het uiteraard alleen maar erger.
Na dit vervelende voorval lopen we terug naar het piramidecomplex van Djoser, waar Sandra nog een tijdje tevergeefs zoekt naar een geocache. Als ons verzocht wordt om het plateau te verlaten vanwege sluitingstijd, lopen we terug naar de auto, waarin het, ondanks de volle zon, helemaal niet zo warm is als je zou denken. Tijdens de rit terug naar het hotel rij ik over het beroemde Tahrir plein, wat ik erg leuk vind om te doen. Het rijden hier in Cairo gaat eigenlijk prima en ik vind het zelfs wel leuk eigenlijk. Eenmaal in de drukte aangekomen zet ik gewoon de aso-modus aan en dan gaat alles vanzelf. 😉
Nadat we ons opgefrist hebben lopen we opnieuw de straat op. Het diner nuttigen we bij Koshari Abu Tarek (waar ik vorige week al eens geluncht had), waarna we nog even rondlopen in de buurt totdat we neerstrijken op een terrasje voor een kop thee/koffie. Daarna doen we nog wat boodschapjes en, eenmaal terug in het hotel, spenderen we de rest van de avond aan, jawel, onze bloggen.
Ik word erg vroeg wakker op dag 43 en kijk nog wat tv op de laptop. Dan, net als ik de slaap weer te pakken heb, gaat de wekker. Met de darmen gaat het inmiddels weer prima, gelukkig.
Na ons Egyptische ontbijt lopen we de straat op en houden een taxi aan. De chauffeur lijkt één van Cairo’s bekendste moskeeën – de Ibn Tulun moskee – niet te kennen, maar daar willen we toch echt naar toe. Ik laat hem zelfs de Arabische schrijfwijze van de naam lezen op mijn telefoon, maar dan nog rinkelt er geen belletje bij hem. Dan probeer ik maar iets anders: de Citadel; die kent écht iedereen. Nou… nee. Ook dat zegt hem niets. Met hulp van een omstander lukt het uiteindelijk wel om de chauffeur duidelijk te maken wat ik bedoel met ‘citadel’ en we stappen in.
De taxi stopt bij een van de ingangen van de Citadel, maar niet bepaald de meest gunstigste voor onze eigenlijke bestemming. Niettemin stappen we maar uit, want het is te moeilijk om hem duidelijk te maken waar we echt naar toe willen. Het ritje kostte slechts 15 pond (inclusief fooi), dus vooruit maar; dan maar weer een stuk lopen.
Het Gayer Anderson Museum is gelukkig niet al te ver lopen en – nog gelukkiger – vandaag geopend. De vorige keer dat wij het museum wilden bezoeken was dit namelijk niet het geval. Nadat we een kaartje hebben gekocht moeten we onze tassen inleveren en worden we opgevangen door een man op leeftijd, die ons vandaag zal rondleiden. De rondleiding is gratis, maar uiteraard wordt een bakshees zeer op prijs gesteld, want wanneer we klaar zijn met de toer, blijft hij nog even bij ons rondhangen, terwijl wij bespreken hoeveel we hem zullen geven. De 50 pond worden met veel dankbaarheid ontvangen. Het is goed besteed geld, want zijn rondleiding bleek heel waardevol.
Hij neemt ons mee door alle toegankelijke vertrekken van de twee gebouwen waaruit de woning bestaat. Alleen zouden we ongetwijfeld vertrekken niet hebben kunnen vinden. Zeker de geheime deur, die vrouwen in staat stelde om in het geniep de conversaties van de mannen af te luisteren. Die kleine ruimte is te bereiken middels een verborgen grendel in een hoekkast. Net als de paleizen die ik eerder al bezocht heb in Cairo zijn ook in dit voormalige woonhuis van de Brit Gayer Anderson alle ruimtes sfeervol en rijkelijk gedecoreerd en ingericht. Ook hier heeft elke ruimte een eigen stijl, maar het is allemaal wat minder over the top dan in de paleizen. Dat maakt het veel huiselijker en iets herkenbaarder voor eenvoudige zielen zoals wij. In enkele ruimtes zijn faraonische oudheden te bewonderen, maar hoe leuk dat ook is, het huis zelf steelt toch wel de show, wat mij betreft. De twee bouwdelen staan met een overdekte brug met elkaar in verbinding. Het dakterras is voorzien van fantastisch houtsnijwerk, dat helaas wel erg verweerd is. Enkele ruimtes zijn gebruikt als set in de James Bond film ‘The Spy Who Loved me.’ Al met al een mooi museumhuis en over het algemeen in goede staat.
Na afloop houden we eerst even halt bij een juice bar voor een flink glas ter plekke vers geperste sinaasappels. Waarschijnlijk treft Sandra een miskleun in haar glas, want zij werkt een bitter goedje naar binnen, terwijl ik mijn glas in enkele teugen leeg drink omdat het zo ontzettend lekker is.
Dan lopen we in de richting van het Al Azhar park. Althans, dat denken we. De wandeling is eigenlijk nog best leuk, want we lopen door wijken waar het allemaal weer net even anders dan anders is. We zien talloze, prachtige moskeeën en overal worden we vriendelijk begroet, zonder ogenschijnlijke bijbedoelingen. Voor de deur van de Blauwe Moskee (hoeveel Blauwe Moskeeën zijn er wel niet in de wereld?) in een wijk pal naast het park ontmoeten we de Muezzin, die ons ongevraagd vertelt over een bezoek van president Obama in 2008. Tussen de regels van zijn verhaal door wordt duidelijk dat de man een vette bakshees voor zich ziet en wanneer hij uiteindelijk vraagt of wij ook een kijkje willen nemen, slaan we beleefd af. Desgevraagd vertelt hij ons dat de enige ingang van het park aan de andere kant van de citadel ligt; een pokke-eind lopen. We nemen afscheid, lopen terug naar de eerste de beste drukke weg en hoewel de eerste de beste taxi aanvankelijk zegt ons te accepteren, veranderd hij enkele seconden later om onbekende redenen van inzicht. Gelukkig staat de volgende taxi ons al op te wachten. Voor een klein bedrag brengt hij ons naar de ingang van het park, dat er indrukwekkend uitziet. Een grote toegangspoort met bewaking, een grote, schone parkeerplaats, een tweede toegangspoort met opnieuw bewaking en een ticketoffice met een vriendelijke bediening, een ter plekke geprint ticket en een gratis plattegrondje, en eenmaal binnen een on-Egyptisch schoon en netjes onderhouden park! We weten niet wat we zien: overal fonteinen en kleine watervalletjes (waarvan de meeste ook daadwerkelijk in werking zijn), bijna nergens afval op de grond, mooie stenen vloeren, bankjes, overal groen gras, bloeiende planten, paradijselijke palmen en een gezellige hoeveelheid mensen dat rustig slentert, keuvelt en geniet. We kijken elkaar aan en zeggen tegelijkertijd: ‘Zijn we nog wel in Cairo?’
Allereerst lopen we naar het Lake Side restaurant, dat daadwerkelijk aan een kunstmatig meer is gelegen. Het water is tamelijk schoon; je kunt er vissen in zien zwemmen en er vliegen overal libellen rond. Het restaurant zelf is van het luxe soort. Ook hier zijn over waterwerkjes (je moet overal uitkijken niet in een goot te stappen en de prijzen op de menukaart zijn Westers. Vooruit, voor deze keer dan. We bestellen een heerlijke lemonjuice, een vrij smakeloze gebonden kippensoep en een zeer welkome caesarsalade. Sla is hier erg lastig te krijgen, en hoewel ik zeker geen groot sla-fan ben, geniet ik er nu wel heel erg van.
Over het meer suizen zwaluwen die al vliegend kopje onder gaan om zich te wassen, of met open snavel wat te drinken. Op de achtergrond een tiental minaretten en de Citadel. Een heerlijk plekje.
Na deze luxe lunch lopen we richting de stadsmuur, want daar zijn – aldus het gratis plattegrondje – archeologische opgravingen te zien, Helaas wordt het ons verboden om de toegangsweg in te lopen, dus proberen we het even verderop opnieuw. Ditmaal is het geen probleem en even later staan we voor de net gerestaureerde stadsmuur. Helaas stellen de opgravingen nagenoeg niets voor en worden we even verderop alsnog gemaand de weg langs de stadsmuur te verlaten en de heuvel weer op te lopen, waar het eigenlijke park zich bevindt. Dat doen we dan ook maar braaf en komen uit bij een speeltuin waar niet alleen kinderen zich prima vermaken, maar ook volwassenen. Met name de vrouwen hebben veel lol aan de schommels en de ietwat merkwaardig uitgevoerde fitnessapparaten. Zo zijn de beide pedalen van de crosstrainers aan elkaar bevestigd, zodat je je voeten niet onafhankelijk kan bewegen en het apparaat dus eigenlijk volstrekt nutteloos is.
We kopen wat pakjes drinken en gaan zitten op een bankje. Direct komen er 3 vrouwen op ons af. Ze vragen aan mij of ze een foto van ons mogen maken. Prima natuurlijk. Zodra we opstaan wordt echter direct duidelijk dat de dames alleen met Sandra op de foto willen. Later zijn het vooral jongens die met ons (samen) op de foto willen.
De speeltuin achter ons latend, stevenen we af op het uitkijkpunt, dat helaas gesloten blijkt te zijn. Het nabijgelegen Citadel View Restaurant is van het zelfde kaliber als het Lake Side Restaurant. Er aan grenzend bevinden zich de zogenaamde Formal Gardens, waarna we weer bij de ingang uit komen. Daar blijven we opnieuw een tijdje zitten en bekijken onder meer de vele bruidspaartjes die langs komen in prachtige kleding.
De chauffeur van de taxi die we aanroepen buiten de poorten van het Al Azhar park lijkt ook al weinig topografische kennis te hebben van zijn eigen stad, want wanneer ik zeg dat we naar Down Town willen en ik zelfs enkele van de meest bekende straatnamen opnoem, zegt hij na veel bedenking ‘oké’. Maar middels de GPS van mijn telefoon zie ik dat we totaal de verkeerde kant op rijden. Ik wijs de man hierop en nadat ik opnieuw wat straatnamen in Down Town Cairo opnoem, lijkt hij het nu wel te begrijpen, draait om en zet nu wel de goede koers in. Eenmaal in de buurt aangekomen geef ik aan dat het wel goed is zo en we rekenen 30 pond af (waarvan 20 pond voor het verkeerd ruiden, maar goed, het is maar 2 Euro).
Terug in het hotel informeer ik of e ophaalservice voor mijn vader nu echt geregeld is. Daar had ik vanmorgen om gevraagd, maar de betreffende medewerker zegt me iets te vaak dat alles goed komt, dus probeer ik het bevestigd te krijgen. Dat lukt gelukkig, echter is er een nieuw probleem. Het hotel heeft maar 2 kamers met eigen badkamer en die hebben Sandra en ik in gebruik. Ik vroeg me al eerder af waar ze mijn vader willen laten, maar nu blijkt dat ze zich vergist hebben. Ze dachten dat Sandra morgen al weggaat, zodat die kamer vrij komt voor mijn vader. Maar Sandra blijft nog drie dagen (die ze met een Egyptische vriend besteed), dus is er in die dagen niets beschikbaar. Opties worden gegeven en ik bespreek ze met mijn vader. Uiteindelijk komen we tot een goed alternatief: mijn vader zal de eerste 3 nachten in een ander hotelletje in hetzelfde pand verblijven tegen dezelfde voorwaarden.
In de avond eten we in een restaurant waar we eerder prima lentil soup gegeten hebben en we drinken thee/koffie op twee verschillende terrasjes.
Lekker uitslapen op dag 44! En zowaar lukt dat ook nog. Pas rond 8:30 krijg ik mijn bed uit. Het is een rare dag: Sandra is er nog wel, maar we gaan niet langer samen op pad. Zij spendeert de komende 3 dagen met een Egyptische vriend en ik pik vanavond mijn vader op van het vliegveld om daar de komende week mee op te trekken. Tot de avond heb ik dus het rijk weer even alleen. Dat is althans de planning. Hoe dingen anders kunnen lopen…
Na het Egyptische ontbijt spreek ik met Adel (nee, niet de zangeres, maar een man van het hotel) af dat ik hem bel zodra ik bij de parkeerplaats kom, zodat hij ze kan uitleggen wat ik kom doen. Het plan is namelijk om de kanarie weer een beetje reisklaar te maken: de dakkist permanent bevestigen, de nummerplaat voor permanent bevestigen (nu met tie-ribs), de krat met jerrycans terug op het dak plaatsen, alle interne sloten en staalkabels verwijderen, etc.
Het plannetje lukt aardig, hoewel een aantal mannen van de parkeerplaats me in de eerste 15 minuten van alles komen melden en/of vragen, maar omdat het in het Arabisch is en ze direct afdruipen als ik aangeef dat ik ze niet begrijp, heb ik geen idee waar ze het over hebben. Het zal niets bijzonders zijn, want de rest van de dag kan ik ongestoord mijn gang gaan. Helaas staat de kanarie weer helemaal klem geparkeerd en wel zo strak, dat ik nauwelijks ruimte heb om te bewegen, laat staan om spullen in en uit de auto te verplaatsen.
Het is erg fijn om mijn dierbare spulletjes weer terug te zien en ik ben echt heel blij dat er niets gestolen is tijdens het verschepen. Nadat ik de sloten en staalkabels verwijderd heb en de jerrycankrat op het dak het bevestigd begin ik aan de dakkist. Middels de ladder klim ik op het dak en haal alle spullen uit de kist. Gezien de beperkte ruimte om de auto ben ik blij dat ik alles op het dak kwijt kan. De meer permanente bevestigingsmethode van de kist bestaat uit 6 korte spanbanden met de ratels aan de binnenkant. De banden gaan door de bodem heen, om de spijlen van het roofrack en weer terug door de bodem de kist in. Met name dat laatste is een heel geworstel en ik moet verscheidene keren de ladder op en af.
Ik wil weer naar beneden en zet mijn linkervoet op een sport van de ladder. Dan beweeg ik mijn rechtervoet naar beneden, maar plaats hem per ongeluk naast de ladder, laat hem verder zakken met het misplaatste idee ‘dan zet ik hem wel op de volgende sport,’, verlies mijn evenwicht en val van ruim 2 meter hard op de grond, op mijn rug in de dikke laag stof die de grond hier bedekt…
Pijn, overal pijn, maar vooral in mijn onderrug en linker pink. Voorzichtig raap ik mezelf weer op, maar de stekende pijn in de genoemde plaatsen blijft. Ik klop wat van de dikke laag stof van mijn kleding, haar en armen af en ga even achter het stuur zitten om bij te komen. Dan ga ik, voorzichtig, weer verder met mijn werkzaamheden. Mijn rug smeekt me om te stoppen, maar ik kan mijn spullen niet zo los op het dak achterlaten, en dus moet ik door gaan. Wanneer de adrenaline langzaam maar zeker uit begint te werken wordt de pijn steeds heviger. Ik kan nauwelijks meer lopen, merk ik. Toch moet ik nog verscheidene keren de ladder op en af. Achteraf beien snap ik niet hoe ik het voor elkaar gekregen heb, maar halverwege de middag zit de kist goed genoeg vast en liggen alle spullen er in. Ik ruim nog wat spullen en rommel op, sluit de auto af en strompel met beide handen stevig in de onderrug rug geplaatst naar het hotel terug. Wat pijnstillers en wat rust zullen vast voor heel wat verbetering zorgen, zo is mijn idee op dat moment.
Dat valt vies tegen. Tegen 17 uur probeer ik op te staan uit bed, maar het doet meer pijn dan ooit. Met de grootst mogelijke moeite pak ik een zakje pinda’s die ik als diner wil gebruiken. Zodra ik weer in bed lig, moet ik janken van ellende. Helaas veroorzaakt huilen ook pijn in mijn rug. Hoe moet ik zo mijn vader ophalen? Hoe moet ik de komende week hem Cairo laten zien? Hoe moet het nu verder met mijn reis? Misschien heb ik wel iets gebroken of is er een wervel verschoven. Ik ben nu eenmaal zwaarlijvig, dus een val van 2 meter op mijn rug kan al veel schade veroorzaken. Ik voel me diep ellendig. Wat nou als dit me was overkomen in the middle of nowhere? Alle mogelijke problemen die ik voor aanvang van de reis al meer dan eens door mijn hoofd heb laten spoken, passeren nu opnieuw de revue. Intussen ben ik met Sandra aan het appen en ik vertel haar van mijn situatie. Onmiddellijk biedt ze aan om mijn vader op te halen van het vliegveld en mij voordien naar een ziekenhuis te brengen. Haar Egyptische vriend kan hier natuurlijk enorm bij helpen. Graag, maar ook met tegenzin neem ik de hulp aan. Ik wil niet afhankelijk zijn van anderen en ik moet zoveel mogelijk zonder hulp kunnen doen, maar in dit geval is er hulp voor handen, dus zou ik gek zijn om het af te slaan.
Enige tijd later staat Sandra voor mijn kamerdeur en neemt me mee in een busje met Mohammed (de Egyptische vriend; een andere Mohammed dan enkele dagen eerder) en zelfs een chauffeur. Een kwartiertje later rijden we een schans op naar de ingang van het ziekenhuis. Daar moet ik plaatsnemen in een rolstoel die in Nederland al lang en breed tot schroot verklaard zou zijn: slechts 1 band, geen voetensteunen, geen armleuningen en de zitting staat op het punt door te scheuren. De rolstoel staat tevens symbool voor de rest van het ziekenhuis, want het is er vies en vervallen. Overal vliegen en hoopjes stof. Het pleister brokkelt overal van de muren, alle glazen ruiten zijn smoezelig. Direct bij binnenkomst word ik een spreekkamer in gereden waar nog een patiënt op een bed ligt. Een man en een vrouw zitten elk aan een bureau en kijken we strak aan. Het duurt eventjes voordat duidelijk wordt dat ze van mij verwachten dat ik vertel wat er aan scheelt. Gelukkig spreekt de man Engels. De vrouw zegt helemaal niets. Intussen zijn Sandra en Mohammed elders bezig om mij te registreren. Ik word op een paar plaatsen in mijn rug gedrukt en mijn benen worden wat bewogen. Enkele minuten na binnenkomst in de spreekkamer word ik weer naar buiten gereden; er zullen röntgenfoto’s gemaakt worden. Er is een hoop consternatie in de wachtruimte. Ik word verschillende keren verplaatst, overal lopen mensen in en uit, her en der zijn patiënten in ogenschijnlijk veel slechtere staat dan ik geplaatst en Mohammed praat als brugman met verschillende mensen.
Ik bedenk me ineens dat ik mijn zorgverzekeraar eigenlijk vooraf had moeten bellen. Mohammed stelt me gerust dat er tot dusver vrijwel geen kosten gemaakt zijn en de foto’s vast ook niet duur zullen zijn. De veel zaken worden geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd door de Egyptische overheid. Aan het einde van de rit ben ik inderdaad slechts 250 pond voor de foto’s en ruim 71 pond kwijt voor de medicijnen (bij elkaar €33).
Bij het maken van de foto’s wordt er niets met lood afgedekt. Alles en iedereen in de ruimte, inclusief mijn vriendelijke rolstoelduwer en mezelf, wordt dus blootgesteld aan deze gevaarlijke straling. Er worden 2 foto’s gemaakt: op mijn rug liggend en op mijn linkerzij. Daarna word ik weer naar een andere kamer gereden, waar alleen Mohammed even in gaat om de map met de foto’s te ontvangen en een verwijsbriefje voor pijnstillers. Op de foto’s is niets bijzonders te zien gelukkig; ik heb alleen een kneuzing in mijn rug en moet 3 dagen rust houden. Dat is een hele geruststelling. Mijn pink wordt niet meer onderzocht dan een voorzichtige betasting door de arts in de spreekkamer. Blijkbaar behoeft dat geen verder onderzoek.
Ik word weer naar buiten gereden. In het busje legt Mohammed uit dat we langs een pharmacy moeten voor de pijnstillers en ik moet een injectie krijgen… Pardon? Blijkbaar worden die ook door apothekers toegediend hier. Vlakbij het hotel is een pharmacy, dus terwijl ik uitstap, rent hij alvast naar binnen. Even later komt hij terug. Ik moet elke 12 uur zo’n shot krijgen! Er zitten 5 injectienaalden en 6 ampullen in het plastic tasje.
Mohammed en Sandra gaan er direct weer vandoor, om op tijd op het vliegveld te zijn. Het is na 19 uur en het vliegtuig land om 20:40. Ik strompel naar boven het hotel in, meld de dienstdoende hotelman dat de taxi voor mijn vader geannuleerd kan worden en strompel mijn kamer in. Eenmaal op bed lees ik eerst de bijsluiters van de ampullen, de pillen en de crème. De laatste 2 vertrouw ik uiteindelijk wel en pas ze toe, maar de ampullen laat ik links liggen. Het betreft een middel tegen infecties en secundair tegen pijn. Het heeft veel en enkele zware bekende bijwerkingen. Ik vertrouw het niet helemaal en besluit het niet te gebruiken, tenzij het echt nodig blijkt te zijn, de komende dagen. Ik heb ook liever geen naalden in mijn lijf door een persoon die ik niet vertrouw als dat niet noodzakelijk is.
Daarna volgt voor mij vooral wachten. Wachten tot Sandra en Mohammed terug komen met mijn vader, wat pas rond 23 uur is. Het is heerlijk om mijn vader weer te zien! En natuurlijk niet alleen vanwege de Nederlandse lekkernijen die hij voor me mee heeft gebracht! We spenderen de rest van de avond aan bijpraten. Hij slaapt deze nacht bij mij op de kamer, omdat er door een fout van het hotel er geen kamer meer vrij is. Morgen en overmorgen slaapt hij in een ander hostel op een verdieping lager en daarna in de kamer naast me, zoals gepland.
Het is lastig draaien in bed, met die pijnlijke rug, maar desondanks slaap ik prima en word uitgerust wakker op dag 45. Mijn rug is ontegenzeggelijk pijnlijk, maar het gaat veel beter dan ik verwacht had. Douchen en aankleden gaan best en ik kan zelfs redelijk lopen, zij het met wandelstok.
En dus lopen we na het ontbijt de straat op. Ik hou een taxi aan en met wat handen- en voetenwerk weet ik de man onze bestemming uit te leggen. Dat is niet zo moeilijk in dit geval: de Cairo Tower is het hoogste gebouw in Cairo, dus zodra hij in beeld komt tijdens het rijden wijs ik hem simpelweg aan. Helaas blijkt bij aankomst dat zijn meter het niet doet, dus zijn we wat duurder uit, maar €2 is nog steeds niet veel geld voor zo’n rit.
Bij de toren is het uitgestorven. In tegenstelling tot de vorige keer (met Sandra, een kleine week geleden) is er geen rij en kunnen we direct in de lift stappen die al klaar staat ook! Eenmaal bovenin zijn er wel wat (Egyptische) bezoekers, maar die zijn op 2 handen te tellen. Ik heb de toren uitgekozen als start van onze week samen in Cairo, zodat ik mijn vader een idee kan geven hoe Cairo er uit ziet en waar zich wat ongeveer bevindt. Daar is de toren uitermate geschikt voor. Helaas kunnen we de piramides niet zien liggen door de smog.
Vanaf de toren lopen we rustig aan naar het Tahrirplein. Daarbij lopen we over de 6th Of October brug over. Halverwege wordt ons 2x gevraagd of we met iemand op de foto mogen en tegen het einde daarvan staat een groepje jongeren en langs de kade ook. Enkele jongens staan in zwembroek langs de waterkant. Het is bijna niet te geloven, maar deze jongens springen uiteindelijk allemaal het smerige, open riool in dat de Nijl heet. Sterker nog: enkele jongens springen met kleren en al van de brug af het water in. Het water is zo troebel dat ze onmiddellijk uit het zicht verdwijnen tot ze weer proestend boven komen.
We blijven even stil staan op het beroemde Tahrir plein en lopen dan door naar het Egyptisch museum. Na 2 security checks komen we in de tuin aan, waar we genieten van een Nederlandse lunch met knäckerbröd en worstjes. Als entertainment tijdens deze lunch kijken we toe hoe filmopnames gemaakt worden van een blind jongetje en meisje die om beurten rondom een obelisk heen lopen en deze onderwijl met 1 hand aanraken.
In het museum begin ik aan mijn rondleiding langs zoveel mogelijk highlights. Een schier onmogelijke opgave, want alleen al met deze highlights kun je een hele dag vullen. En zo komt het dat we iets na 16:30 gesommeerd worden het museum te verlaten, terwijl we halverwege de schatkamer van Toetanchamon staan. Even daarvoor wordt ons verzocht te verplaatsen, wanneer we voor het beroemde dodenmasker staan, omdat er ineens een filmploeg met enkele strak-in-het-pak geklede mannen en vrouwen de kamer in stromen en direct het masker opeisen voor de opnames.
Met de rug gaat het heel aardig. Zo nu en dan zitten we even om bij te komen, maar ovr het algemeen heb ik weinig pijn. Helaas val ik van een laatste traptrede af wanneer we de Royal Mummy Room verlaten, waardoor mijn rug opnieuw een klap incasseert, maar gelukkig valt de pijn daarvan wel mee. Niettemin voel ik tijdens de wandeling terug naar het hotel dat de pijn een zeurderig karakter krijgt; ik ben duidelijk iets te enthousiast geweest vandaag en had meer rust moeten nemen. Maar hoe kan dat als je zoveel mooie museumstukken wil laten zien in veel te weinig tijd?
Onderweg naar het hotel stoppen we bij een juice bar voor een beker granaatappelsap. We krijgen een soort granaatappel milkshake die heel aardig smaakt. Terug in het hotel nemen ik een uurtje rust, terwijl mijn vader zich installeert in zijn tijdelijke kamer. Daarna lopen we voorzichtig (ik heb nu duidelijk meer pijn) een kort rondje in de buurt en nemen vervolgens plaats in een restaurant, waar we genieten van een prima maaltijd. Onderweg naar het hotel slaan we nog wat drankjes in en drinken we een kop koffie/thee op mijn kamer.
Je hebt zeker geen potje Marmite bij je? — ik zie net dat een zeker Brits opgravingsteam daar een moord voor zou doen. ;))
Net je blog gelezen – veel sterkte met rug en pink!
Dank je! En nee, dat heb ik niet bij me. 😀
Jammer, dat was een vrijkaartje geweest tot elke Britse opgraving. ;P
Deed me denken aan een recent artikel dat Chinese toeristen in Egypte i.p.v. baksheesh kleine blikjes cooling balm weggeven.
Je blog weer gelezen, mooi man.