Dag 296-300 (18-22 juni): Tegenslagen in Kaokoveld en hereniging met de familie Vosseberg

Dag 296. Missie mislukt! Het is een weloverwogen en – denk ik – verstandige beslissing geweest, maar toch voelt het als een mislukking. Waar ik het over heb? Dat zal straks vanzelf duidelijk worden.

Wanneer ik om een uur of 8 weer klaar voor vertrek ben komt er net een stel koeien het toneel op lopen. Mensen zie ik echter niet. Wat precies mijn bestemming voor vandaag is weet ik absoluut nog niet. Alles hangt namelijk af van de wegkwaliteit. In mijn hoofd zit een ambitieus plan waarbij ik in een dag of 3-4 een mooie ronde door Kaokoveld rijd. Na een paar kilometer hobbelen en stuiteren kom ik uit bij een heel klein stuwmeer van de Ovivero dam, waar veel koeien zich te goed doen aan het water. Ook passeer ik een aantal Himba-graven (stenen die in de vorken van bomen zijn gelegd). Ik wil door rijden naar Otjitanda, een Himba-kraal en tevens splitsing van de weg. Rechtsaf (westwaarts) gaat naar de Van Zyl’s Pass, en rechtdoor gaat verder naar het zuiden, door – als ik de reisgids moet geloven – een minstens even mooi gebied, maar wel veel makkelijk te berijden. Maar zo ver kom ik helaas niet! Het pad wordt namelijk steeds ruwer en mijn arme kanarie krijgt het erg zwaar te verduren. Hij houdt zich sterk, maar ik merk aan hem dat hij het zat begint te worden. Er komen steeds meer piepjes en kraken bij en sinds gisteren heb ik gemerkt dat er onder de motorkap iets los is geraakt en met elke hobbel hevig trilt, waarbij het geluid van metaal op metaal klinkt. Dat kan nooit goed zijn natuurlijk, maar ik kan zowel van boven als van onderen helemaal geen los onderdeel ontdekken. Toch baart het me veel zorgen. Daarbij komt nog dat met name mijn linker achterband flink beschadigd is geraakt tijdens mijn pogingen om uit het zand te komen, gisteren. Op de goedkope ANWB rijplaat zit een dikke korst gestold rubber. Die platen gebruik ik dus echt nooit meer! Ik heb natuurlijk 2 reservewielen, maar dat zijn de flink versleten voorwielen; ook geen super goede banden meer natuurlijk.

Het is geen angst om hier in dit afgelegen gebied vast te komen zitten wat me dwars zit. Het is dat ik het me simpelweg niet meer kan permitteren om de auto zo af te matten. Ik heb het geld niet meer om de auto te laten repareren, en áls ik hier strand, dan kan het dagen duren voor ik gered word. Ik heb meer dan genoeg eten en drinken bij me, dat is geen probleem. Maar ik vind het eigenlijk gewoon doodzonde van die laatste paar weekjes die ik nog heb in dit prachtige en veelzijdige land. En zelfs al gaat er helemaal niks fout, dan nog gaat dit ritje me met dit tempo (ca. 5 km/u) veel en veel te lang duren. Veel meer dan de geplande 3-4 dagen. Er zijn een paar mogelijkheden om de rit wat in te korten en die opties houden me nog enkele tientallen kilometers aan de gang, maar omdat het pad steeds slechter wordt, neemt mijn twijfel steeds meer toe. Bij iedere grote horde sta ik langer mijn opties te overwegen, tot ik op een gegeven moment de knoop doorhak: ik keer om. Naast de al genoemde argumenten ben ik het eigenlijk ook gewoon een beetje zat. De hele dag in die auto zitten en er alleen even uit om wat stenen te verleggen om weer een stukje verder te kunnen rijden is even leuk, maar zo doelloos. Aan het einde van de rit wacht immers geen beloning in de vorm van bijv. mooie rotstekeningen, of een diamantmijn. Het landschap is wel mooi, maar ook weer niet bijzonder. Nee, hoewel ik lange tijd uitgekeken heb naar deze excursie door Kaokoveld, moet ik nu tot de conclusie komen dat ik mijn laatste weken in Afrika liever anders gebruik. Deze hachelijke onderneming is trouwens niet erg veilig, maar ook helemaal niet leuk om in mijn eentje te doen, merk ik. Er zijn zelfs nog meer redenen om om te keren, maar die zal ik niet allemaal vermelden. Het moge duidelijk zijn: ik keer om. Dat is op zich al een hele kunst, want het pad laat keren nauwelijks toe. Ik moet een struik snoeien om wat ruimte te maken en daarna flink steken. Ook is de terugweg lang niet zo’n eenvoudige opgave. Ik heb immers inmiddels al heel wat hordes genomen en velen daarvan waren heuvelafwaarts. Dat is uiteraard een stuk makkelijker dan heuvelopwaarts.

Bij de plek waar ik overnacht heb stop ik om te lunchen, waarna ik weer vrolijk door hobbel en stuiter. Pas halverwege de middag bereik ik – doodmoe – Okangwati, het plaatsje waar ik dankbaar de brede grindweg weer op rijd waar ik gisteren van af ben gegaan. Van daar is het nog 100 km rijden naar Opuwo, waar ik eergisteren overnacht heb. Dat ga ik vandaag opnieuw doen. Met tegenzin, want ik heb geen zin in de herrie en de drukte van een stad (hoe klein die dan ook is), maar wildkamperen langs deze weg is erg moeilijk. Morgen zien we wel weer verder.

Op de camping aangekomen zet ik de auto op de zelfde plek neer. De receptie is verlaten, dus ik meld me later wel aan. Even later komen de Chileense man en Spaanse vrouw in hun huurauto, die eergisteren ook al naast me stonden. Ook zij zijn naar Epupa Falls geweest, maar zij hebben daar overnacht. Zij heeft een half jaar in een ziekenhuis in Ethiopië gewerkt en is geschokt als ik hun vertel waarom Ethiopië mijn minst favoriete land is.

Dag 297. Eigenwijs! Stronteigenwijs! Het thema van vandaag. En pech, domme pech!

De dag begon zo goed. Ik was dan wel erg vroeg wakker doordat mijn neus vol zat met stof (Wat ik ook probeer, in een mum van tijd ligt er elke dag weer een dikke laag stof in de auto), maar ik ben opgewekt als ik om 8:15 wegrijd. Ik heb er zin in vandaag. Ik heb het idee opgevat om toch nog maar eens te proberen Kaokoveld in te rijden, maar dan wat zuidelijker. Ik zie wel hoe ver ik kom, maar als het me te gek wordt draai ik weer gewoon om. Zoals gezegd: het begint goed. Ik neem de weg door Kaoko-Otavi en die blijkt best te doen. Hier en daar wat ruw, maar hij is breed, over het algemeen goed begaanbaar (ik haal soms 70 km/u!) en het landschap is schitterend. Voorbij Kaoko-Otavi blijft de weg goed genoeg. Hier en daar wat gehobbel, maar niets ernstigs. Daar komt ook nog bij dat ik ontdek waar het metalen gerammel vandaan kom. Het blijkt de voorbumper te zijn! Die zit aan beide kanten vast met 2 bouten en aan de linkerkant zijn beide bouten kapot getrild. Vervelend, maar toch een hele opluchting voor mij, want dit is in elk geval niets cruciaals, niets waardoor ik kan stranden onderweg. Ik zet hem provisorisch vast met een tie-rib en rijd opgelucht verder. Even later merk ik een nieuw getril. Ditmaal aan de achterkant van de auto. Het duurt niet lang voro ik de oorzaak gevonden heb: de dakpijp is aan 1 kant losgeraakt. Het nylon touw waar die mee vast zat is helemaal verpulverd door de zon. Ik zet de dakpijp vast met een spanband en rijd weer verder. Op dat moment had ik eigenlijk al beter moeten weten, maar nee hoor, ik rijd lekker door.

Na wat lage heuvels en diepe (droge) rivierbeddingen kom ik uit op een enorme vlakte tussen 2 heuvelketens. Noem het een vallei voor het gemak. De bodem hiervan is bedekt met een dik deken van extreem fijn stof. Zodra ik er doorheen rijd walmt het op in een enorme wolk. Hoe hard ik ook probeer te rijden om de wolk achter me te houden, het heeft geen zin; voor ik het door heb dringt de stofwolk zich door mijn open raam naar binnen en een paar seconden zie ik helemaal niets meer dan een witte waas. Als alles niet al vol me stof lag, dan nu zeker! De doek voor mijn gezicht doet goede zaken, maar het helpt natuurlijk niet volledig, dus ik heb al gauw stoflongen en mijn neusgaten zitten de hele dag verstopt door het stof. Ik moet met een doekje het display van het dashboard afvegen om weer te kunnen zien hoe hard ik ga. Vreselijk, wat een stof. Natuurlijk doe ik onmiddellijk het raam dicht, maar toch zie ik kilometer na kilometer een stofwolk door de auto heen circuleren. Dit kan nooit gezond zijn…

Dit gebied staat bekend om de woestijnolifanten, een ondersoort die zich helemaal aangepast heeft aan het leven in een droog klimaat. Helaas krijg ik die vandaag niet te zien, maar wel heel veel struisvogels. Soms alleen, maar soms ook in grote groepen. Natuurlijk zijn er ook de onvermijdelijke koeien, geiten en ezels, maar ook veel loslopende paarden.

Aan het einde van de vallei kom ik bij de Hoarusib rivier uit. Die staat het merendeel van het jaar droog, maar hier is toch nog een klein stroompje. Het is een steile oever, maar uiteindelijk een makkelijke doorwading. Een eind verderop moet ik de rivier weer oversteken, maar hier is van water niets te zien. Hier is alleen een hele brede, zanderige bedding te zien. Ik voel de spreekwoordelijke bui al hangen, maar besluit – tegen beter weten in, want: eigenwijs – toch om het zand in te rijden. Ik heb gisteren de bandenspanning flink omlaag gebracht, dus wie weet gaat het goed. Ik rijd de oever af, het diepe zand in. De eerste 10 meter gaan goed, maar dan… het onvermijdelijke… ik zit weer vast! SHIT. Oké, het heeft geen zin om te gaan staan vloeken, dus ga ik maar direct aan de slag. Ik pak meteen de dure rijplaten erbij, graf de wielen uit, leg de platen neer, geef gas, en rijd zo weer een paar meter verder, waarna ik opnieuw vast zit. Zo gaat het een tijdje door, tot ik het spuugzat ben. Ik ben nog bij lange na niet aan de overkant van de rivierbedding en dit is ook bij lange na niet de laatste keer dat ik die doorkruisen zal moeten als ik eenmaal aan de overkant ben. En dus steekt de twijfel weer de kop op. Na een lange interne discussie geef ik me gewonnen. Ik had mezelf vanmorgen beloofd dat als het te gek zou worden, ik om zou keren. En dat ga ik dan ook maar doen. Dat wil zeggen: ik zit vast, dus omkeren gaat niet lukken. Dan maar achteruit. Zo gezegd zo gedaan. Er volgt weer een aaneenschakeling van graven, platen neerleggen, een paar meter rijden, vast komen te zitten, graven, platen neerleggen, etc. Totdat ik vlak bij de oever terug ben. Die is behoorlijk steil en zanderig, dus ik heb er een hard hoofd in dat ik hier in z’n achteruit op ga komen, maar ik moet het proberen. Ik leg sprokkelhout in de sporen neer, leg de rijplaten weer onder de wielen en wil het net weer gaan proberen, als er vanaf de overkant een auto komt aanrijden. Zij weten blijkbaar een alternatieve route, want ik ze met een grote boog door de rivierbedding rijden om een eind verderop probleemloos de overkant te bereiken. Had ik dat eerder geweten… De auto stopt vlakbij en 2 mannen stappen uit. Voor ik door heb wat er gebeurt stapt er 1 in mijn auto en geeft gas: vooruit! Neeeeee! Ik moet achteruit!

Wat volgt is een lange geschiedenis van ik die probeer ze te overtuigen van de juiste bevrijdingstechniek, ik die er tegelijkertijd telkens probeer achter te komen wat ze van plan zijn en zij die precies niet doen wat ik van ze vraag en me daardoor iedere keer verder in de problemen helpen. Inmiddels zijn er uit alle richting toeschouwers bij gekomen. Twee Himba vrouwen nemen plaats onder een boom en lachen me iedere smakelijk uit als ik weer ‘STOP!’ of ‘NO!’ roep omdat de heren de auto weer dieper in het zand begraven. Een stel kinderen helpt met takken sjouwen en loopt verder alleen maar in de weg. Ik heb het niet meer. Ik moet zoveel mensen in de gaten houden en ook de alsmaar mislukkende bevrijdingsacties proberen tegen te houden. Ik ben zo bang dat iemand iets steelt uit de auto dat ik ook de portieren in de gaten moet houden en iedere keer als 1 van die malloten achter het stuur gaat zitten houd ik hem extra in de gaten. Dan arriveert ook nog een politieauto waaruit 6 mensen stappen die ook komen helpen. Hartstikke vriendelijk natuurlijk, maar omdat ze niet in uniform zijn weet ik niet wie politie is en wie niet en dus ook niet wie ik zou moeten kunnen vertrouwen. Overal zijn nu mensen aan het roepen, graven, duwen, trekken, met de versnellingen aan het klooien, lachen of rondrennen. Het is allemaal teveel voor in mijn eentje. Ik waardeer hun hulp wel, maar ik krijg totaal geen vat op de situatie en iedereen doet maar wat hij of zij goed dunkt. Een paar ker probeer ik iedereen tot de orde te roepen, maar niemand lijkt te luisteren. Op een gegeven moment heb ik ze eindelijk zover at we de auto achteruit proberen te krijgen en we komen zelfs tot ruim halverwege de hellende oever. Maar die is zo steil dat je er met alleen rijplaten en hard duwen niet komt. En dus willen ze weer naar voren. Nee! Wacht nou! Ik heb een touw en jullie een auto, dus sleep me in vredesnaam die 1,5 meter tot bovenaan de helling! Nou, oké, ik mijn zin. Maar terwijl ik het touw en de schakels pak raken ze hun geduld alweer kwijt en moet ik alles op alles zetten om ze tegen te houden de auto weer naar beneden te laten rollen. Zodra ik het touw en de schakels heb willen ze wel weer even luisteren, maar als er 1 naar hun auto loopt om die dichterbij te zetten veranderen ze ineens weer van mening en laten subiet alles vallen. Ik vraag ze op zeker 5 verschillende manieren waarom, maar krijg simpelweg geen antwoord. Ik snap er helemaal niets meer van en wordt radeloos. Ik ben er verdomme bijna! Ze hoeven alleen nog maar 1,5 meter te trekken! De auto zit niet eens meer vast, hij mist alleen de power om in z’nm achteruit die helling te nemen vanuit stilstand. Maar nee, de heren zeggen niets tegen me en luisteren niet naar me. Ik kan moeilijk geweld gaan gebruiken, dus zie ik radeloos en tegelijkertijd gedwee toe hoe ze de auto wederom het diepe zand in rijden, waar die uiteraard direct weer vast komt te zitten. Daar gaat het hele feest van graven, takken neerleggen en de rijplaten volkomen negeren gewoon weer door. Na een meter of 20 vragen ze me of ik een compressor heb. Als ik dat bevestig beginnen ze de bandendruk nog veel verder te verlagen. Dat is tenminste wel een zinnige actie. Daarna wordt er weer een stukje naar achteren gereden, maar dan verzamelt iedereen zich ineens achter de auto (ik dus ook maar) en duwen we de auto vooruit. Al duwend blijft die langzaam doorrijden tot hij op een steviger stuk zand komt. Daarna gaat de man er mijn auto vandoor. Maar al gauw wordt duidelijk dat hij een route weet te vinden over de hardere bodem, zodat de auto na een lange omweg eindelijk weer op het ‘droge’ staat! Als ze dat nou meteen hadden gezegd!

Maar goed, de auto is weer bevrijd. Veel toeschouwers houden het dan ook voor gezien en de politiemensen gaan er ook weer vandoor, nadat ik ze hartelijk bedankt heb. De 2 mannen hadden eerder al gevraagd of ik ze betalen zal voor hun hulp. Dat heb ik toegezegd, met tegenzin, want ze hielpen me op dat moment – vrij letterlijk – van de wal in de sloot. Nu de redding voltooid is volgt dan ook de afrekening. Ze zijn niet blij met de 50 N$ die ik ze ieder geef, dus verdubbel ik dat. Dat vinden ze nog niet genoeg, maar 1 van hen heb ik al mijn oude schepje gegeven (ik had in Windhoek een nieuwe gekocht) en nadat ik ze ook nog een flesje water en een zakje snoep gegeven heb zijn ze tevreden en kan ik de terugreis aanvaarden. Alles is vies, smerig, vuil en stoffig. Pas als ik de Hoarusib rivier voor de laatste keer gepasseerd ben stop ik in de schaduw van een boompje om de banden weer wat op te pompen. Twee banden zijn zelfs maar 25 psi als ik daar mee begin; zo laag heb ik de bandenspanning nog nooit gehad (ik houd ze normaal tussen de 35 en de 50 psi, afhankelijk van het terrein). Het is al bijna 14 uur en ik heb nog niet geluncht, maar net als ik daar mee wil beginnen komen er weer nieuwsgierige mensen aanlopen. Ze zijn niet onvriendelijk hoor, maar ik voel me zo vreselijk opgelaten om te lunchen met publiek, dus rijd ik maar weer door en eet al rijdend wat rusks. Uiteindelijk moet ik ook nog opschieten om voor het donker op de camping te zijn die ik op het oog heb. In wildkamperen heb ik nu echt even geen zin; ik wil douchen!

Doodmoe ben ik van de belevenis in zanderige rivierbedding, maar het is nog een lange rit. Onderweg breekt een van de spanbanden die de 2 reservewielen op het dak vasthouden. Ik heb echt geen zin om nu nog op het dak te gaan klimmen en gok er op dat het zo wel blijft zitten tot mijn bestemming. Ik ben dan ook blij als ik om 16:30 eindelijk de toerit naar de camping opdraai. Vanaf daar is het echter nog 5 km rijden. En dat is geen gemakkelijke rit. Het spoor loopt door opgedroogde kleiribbels en de auto schud grondig. Ineens hoor ik iets geks: SSSSSHHHHH – stilte – SSSSSHHHHH – stilte – SSSSSHHHHH, enz. Het geluid versneld of vertraagd naar gelang mijn snelheid en dan dringt het tot me door: een lekke band! Nee hè?! Niet ook dat nog! En op een paar kilometer voor de finish! En vlak voor zonsondergang! Totaal onproductief, maar wel opluchtend sta ik eerst een minuut of 5 hardop te vloeken en te tieren. Daarna probeer ik – tegen beter weten in – om de band op te pompen (de compressor had ik nog niet opgeborgen), zodat ik misschien de camping in elk geval nog kan bereiken. Maar na nog geen 10 meter rijden is de band al weer net zo zacht en hoor ik de lucht er keihard uitstromen. Ik hoef dan ook niet te lang zoeken naar het lek: een flinke scheur in de wang aan de achterzijde van de band. Ook dat nog! Een gat dat ik niet kan repareren en die waarschijnlijk helemaal niet te repareren is. SHIT. Dat kan ik echt niet gebruiken, want een nieuwe band kost (zeker in Namibië, naar verluid) erg veel geld en daar ben ik nou juist bijna doorheen. Maar goed, dat zien we later wel; nu eerst maar weer zo snel mogelijk die camping zien te bereiken voor het donker wordt. Zo snel als ik kan leg ik een reservewiel er onder, waarbij natuurlijk ook weer van alles mis gaat. Ik kan die Murphy wel schieten, met die wet van hem! Na 3 kwartier ben ik weer op weg, zo mogelijk nóg smeriger en vermoeider dan ik al was. Om een uur of 18 bereik ik eindelijk de camping. Daar krijg ik te horen dat ze alleen regenwater tot hun beschikking hebben en ik dus extra zuinig met water om dien te gaan. Douchen is wel toegestaan, maar dat gaat met een emmer, en als je warm water wilt, zul je dat in een gereedstaande houtvuurketel zelf moeten maken. Joepie, nog meer werk. En ik ben er sowieso nog niet klaar mee, want voor de auto weer een klein beetje schoon genoeg is om in te kunnen slapen ben ik weer heel veel tijd verder. Zo ongelofelijk veel stof, zand en andere troep is er nog nooit in de auto terecht gekomen en ik ben even de wanhoop nabij als ik de achterste portieren open en de puinhoop aanschouw. Maar ja, het hoort er allemaal bij en ik heb geen andere keuze, dus vooruit maar. Wat koken betreft houd ik het bij een blikje knakworstjes en een blikje sperziebonen met veel ketchup. De douche is een interessante ervaring. Eerst vul ik 2 emmers met water van de juiste temperatuur (het vuurtje heeft zijn werk goed gedaan), hang de emmer met de douchekop eronder aan de haak en douche hiermee vervolgens zo zuinig mogelijk. Zo kom ik er achter dat je eigenlijk aan 1 emmer al genoeg heb om schoon te worden. Pas als ik gegeten, gedronken, gedoucht heb en met schone kleren in m’n stoel plaatsneem voel ik me weer het ventje. Wat een dag!

Dag 298. Noodgedwongen is het, maar helemaal niet zo erg vind ik het, om hier een dagje te blijven. Het is een prachtige locatie (het heet dan ook niet voor niets Camp Aussicht) en heerlijk rustig. Er is alleen geen elektriciteit, dus moet ik ‘s morgens de auto een tijdje laten draaien en heb de rest van de dag de zonnepanelen aan het werk gezet. Het was gisteravond niet erg koud en overdag behoorlijk warm, dus de koelkast vraagt het nodige van de accu’s. Daarbij komt dat ik de compressor flink gebruik en die vreet nog veel meer stroom. Met de compressor spuit ik de hele auto uit om zoveel mogelijk stof te verwijderen. Ook vul ik de banden nog wat bij en maak het luchtfilter van de auto schoon. De banden op het dak zijn behoorlijk los gekomen zonder die ene spanband, dus daar ben ik ook weer even zoet mee. En als ik de loszittende bumper nakijk, blijkt er nog een derde bout kapot te zijn. Jammer genoeg heb ik geen passende bouten op voorraad dus zet ik de boel maar provisorisch vast. Zo verloopt de hele ochtend al klussende. Aan het einde van de ochtend loop ik naar de receptie om te betalen en te informeren naar de dioptaasmijn die hier in de buurt moet zijn. Ik had er over gelezen, maar het is tevens onmisbaar, want overal liggen hier fel groene brokken steen (malachiet en dioptaas). Dioptaas is een edelsteen, maar de kwaliteit die hier gevonden wordt is te laag voor sieraden. Voor een mineralen-enthousiasteling als ik is het wel erg interessant. De mijn blijkt hier inderdaad vlakbij te zijn en ik mag er zo naartoe. Eerst gooi ik een lunch naar binnen, maar dan loop ik naar de mijn toe, die eigenlijk een combinatie van mijn en groeve is. Dat wil zeggen: er zijn tunnels, maar er wordt duidelijk ook heel veel gewoon in de open lucht gewonnen. De tunnels zijn best eng. Niet zozeer vanwege de vleermuizen, want die vind ik wel leuk. Eentje blijft rustig hangen als ik dichterbij kom en pas als ik hem een paar keer zachtjes aanraak vliegt hij weg. De stank van de guano is wel afschrikwekkend, maar veel enger nog is het instortingsgevaar. Behalve dioptaas, malachiet, azuriet, kwarts en fluoriet bestaat de rotsbodem vooral uit schalie en speksteen. En dat zijn hele zachte en brokkelige steensoorten. Vaak breken er dan ook flinke stukken steen af als je het plafond alleen maar aanraakt. Ik ga dan ook maar niet te ver de tunnels in. De open groeve is veel leuker. Hier is ook veel meer te vinden. De bodem is bezaaid met groene en blauwe stenen en al gauw hebben weer veel te veel mooie stenen hun weg naar mijn plastic zak weten te vinden (ja, ik heb toestemming om ze mee te nemen).

Inmiddels zijn er ook andere gasten gearriveerd: een Nederlands met hun dochter. Om 16 uur meld ik me weer bij de receptie, want de eigenaar wil me graag laten zien wat ze met de stenen doen. Dat blijken vooral hangertjes en broches te zijn. Daarna praten we nog een tijdje over een zakelijk voorstel dat hij aan mij doet en als we klaar zijn, vraagt hij of ik het leuk vind om om 18:30 aanwezig te zijn bij het voeren van stekelvarkens. Of ik dat ook even aan de andere gasten wil doorgeven. Dat doe ik, en zo blijf ik ook nog een tijdje met mijn landgenoten praten. Gauw kook ik een lekkere verse maaltijd en meld me om 18:30 opnieuw bij de receptie. We krijgen wat te drinken aangeboden en blijven een tijd lang kletsen, terwijl we wachten op de stekelvarkens. Die laten een tijd op zich wachten, want pas na een ruim half uur komt de eerst binnen waggelen. Die beesten zijn een stuk groter dan ik had verwacht! En wat kunnen ze smakken! Maar ze zijn wel grappig. De voorstelling duurt bijna een uur, waarna de milipap toch echt op is en de beesten ritselend en knorrend weer weglopen. Erg leuk.

Dag 299. Wat kan een mens toch een pech hebben… 🙁 Ik heb vandaag toch echt niets bijzonders op de planning: rijden naar het zuiden, dat is alles. Om een uur of 9 verlaat ik de hobbelige toegangsweg naar de camping en rijd de goede grindweg op naar het zuiden. Die leidt me door een schitterend heuvellandschap. Waar ik precies heen ga weet ik nog niet. Ik heb afgesproken met de familie Vosseberg om ze morgenavond weer te ontmoeten. Zij zitten in de laatste week van hun jaar lange overlandavontuur, dus ik ben erg blij ze nog een keertje te zien voor ze weer naar huis gaan. Maar omdat we nog niet concreet hebben afgesproken waar we elkaar zullen ontmoeten, weet ik niet waar ik naartoe moet, en bij de laatste camping had ik totaal geen internettoegang, of zelfs maar telefoondekking, dus we hebben niets kunnen afstemmen. Ik rijd dus maar naar het zuiden tot ik weer ergens een internetsignaal opvang, zodat ik e.e.a. met ze kan afstemmen.

Zo gezegd, zo gedaan. Na 50 km hoor ik allerlei berichtjes op mijn telefoon binnenstromen en dus weet ik dat ik weer ontvangst heb. Het is bepaalt niet vlot, maar voldoende, dus ik stop langs de weg en stem af met de Vosseberg-en dat ik ze in Kamanjab ontmoet. Daar zet ik dan ook koers naar. Op misschien 2 km na is het hele traject van 230 km over grindwegen. Normaal gesproken geen enkel probleem, maar vandaag loopt het anders…

Op 8 km van de Red Line, de controlepost van de vleespolitie stop ik voor een foto en hoor het welbekende sissende geluid van een lekke band. Opnieuw links achter. De reserveband dus. SHIT. Ik hoor hem duidelijk sissen, maar het gat is niet al te groot, dus ik probeer hem ter plekke te repareren, zonder het wiel er af te halen. Het is wat gefriemel, maar gaat prima en tevreden rijd ik weer door. Tot bij de controlepost, 8 km verder. Daar moet ik uiteraard weer stoppen en wordt mijn koelkast gecontroleerd. Maar als me bij de begroeting gevraagd wordt hoe het met me gaat (standaard begroeting), moet ik antwoorden: “Not so good” en wijs naar achteren, Daar klinkt weer een luid gesis. Nu denk je natuurlijk dat mijn reparatie niet goed is gegaan, maar dat is niet zo! Nee, er is een nieuw lek bij gekomen. En niet zo maar één, nee, er zit een complete steen in de band! SHIT, SHIT! Dit kan ik echt niet meer repareren met een prop, dus moet ik hem wel vervangen. Het enige reservewiel dat ik nog heb ligt op het dak. Die heb ik verdorie gisteren nog helemaal opnieuw vast gezet en nu moet ik hem er weer af halen. Nou ja, niets aan te doen. De agenten bij de controlepost bieden hun hulp aan, maar ik doe dit werk inmiddels bijna blindelings, dus blijven ze op een afstandje geïnteresseerd toekijken. Het verwisselen verloopt prima, maar tot mijn stomme verbazing is ook die band zacht! Tegen beter weten in vul ik hem maar weer tot de gewenste luchtdruk en nadat ik alles weer opgeruimd en vastgebonden heb rijd ik weer door. Zonder reservewielen…

Ik houd de verwisselde band continue in de gaten in mijn spiegel en een paar keer stop ik om de druk te controleren. Ja hoor, ook deze band is lek! SHIT, SHIT, SHIT! Hoe is het mogelijk? Hoe kan die nou toch lek zijn geraakt op het dak? Ik moet nog 110 km rijden naar Kamanjab en tot daar is er geen enkel dorp of zelfs maar een gehucht. De band loopt in elk geval niet hard leeg, dus ik prop er nog wat lucht bij en rijd weer door. Dat herhaalt zich ongeveer iedere 30 km, tot ik eindelijk Kamanjab in rol. Snel meld ik me bij de receptie en zoek snel mijn plek op, voor de band weer leeg is. Daar probeer ik de band te repareren, net als de eerste band vanmorgen. Maar het gat zit midden in een rare uitstulping en ik vertrouw het absoluut niet. Toch stop ik er maar een prop in, want wat moet ik anders? De band knalt gelukkig niet uit elkaar en als ik klaar ben lijkt hij weer dicht te zijn, zij het met een flinke uitstulping. Het is duidelijk dat ik hier niet mee verder kan reizen en als ik er weer lucht bij doe begint het lek weer heel zachtjes te sissen. De zon is inmiddels onder en ik weet me geen andere raad dan een paar grote stenen onder het chassis te plaatsen bij het lekke wiel, zodat de band wat ontlast wordt en ik vannacht niet naar links rol. Morgen zien we wel weer verder.

Als diner warm ik een pastakliekje van gisteren op. Bij het uitstoffen van de auto (dit keer aanzienlijk minder stoffig; ik denk dat ik eindelijk een methode heb gevonden om dit grotendeels te voorkomen!) zie ik dat er een scheur in de matrashoes zit. Natuurlijk, dat kan er ook nog wel bij. Oh, en zodra ik op mijn klapstoel ga zitten, begeeft die het ook. Natuurlijk! Dat ding moet 200 kg kunnen dragen en nou ben ik bepaalt geen vedergewicht, maar 200 kg weeg ik bij lange na niet! Nee, het is gewoon weer die @#$%^*& (lees: vervelende) Wet van Murphy die me opbreekt. Ongelooflijk, wat een pech op 1 dag!

Ik ben gestrand in Kamanjab. Morgen moet ik op zoek naar een bandenreparatiebedrijfje met magische middelen, want ik ben bang dat 3 van de 4 lekke banden die ik nu heb niet meer te redden zijn en de vierde lekke band heeft geen velg, dus die zal omgewisseld moeten worden. En geld voor nieuwe banden heb ik eigenlijk niet meer…

Dag 300. De pech-terreur zet zich voort vandaag. ‘s Morgens moet ik moeite doen om de stenen onder het chassis te krijgen, daar de band behoorlijk leeg gelopen is. Bij de receptie wordt me een bandenreparatiebedrijfje aangeraden, waar ik om een uur of 9 naartoe ga. De man moet even knipperen met zijn ogen en valt een minuutje stil nadat ik hem verteld heb dat ik 4 lekke banden voor hem heb om te repareren. Ik haal de 3 lekke banden van het dak en de achterdeur en laat de lekke band onder de auto zien. Ze gaan direct met 3 man aan de slag. Er wordt flink doorgewerkt en een uurtje later hebben ze 3 banden gerepareerd. Een band kunnen ze niet meer repareren. Helaas was dat de beste van de 4 lekke banden. Twee van de gerepareerde banden zijn netjes geplakt, maar er wordt me gewaarschuwd dat ik er niet veel kilometers meer mee zal kunnen doen, omdat het grote gaten zijn of omdat de staaldraden beschadigd zijn. Derhalve wordt de derde gerepareerde band (die dus nog het meest betrouwbaar is) onder de auto gezet en de rest neem ik als nood-reserve mee. De steen in 1 van de banden blijkt maar liefst 6 cm diep in de band te zitten en een andere band blijkt na reparatie nog eens 5(!) kleine gaatjes te hebben. Die worden met een vloeistof gedicht. Het is duidelijk dat ik hiermee Kaapstad niet ga halen.

Na de garage doe ik wat boodschappen en ga terug naar de camping. Daar gaat er weer van alles fout. Alleen al bij de lunch snijd ik in mijn vinger, laat een broodje op de grond vallen en bijt ik op mijn tong. Ook blijkt mijn telefoon niet meer op te laden en blijkt zelfs de lader stuk te zijn. Dat verzin je toch niet?! Er gaat inmiddels zoveel fout dat ik in een dip beland. Het enige lichtpuntje van vandaag is dat de familie Vosseberg vandaag aankomt. Ze arriveren om 15:30 en het weerzien is fantastisch. De rest van de dag heb ik Marie, de jongste (8), aan me hangen of op schoot en we vertellen elkaar non stop verhalen over onze belevenissen sinds we elkaar 6 maanden geleden voor het laatst zagen, met Kerst aan het strand in Kenya. Het is heerlijk om ze weer te zien en mijn dip is dan ook op slag verdwenen. ‘s Avonds nodigen ze me uit om met hen mee te eten, waarna we in de bar een drankje doen en naar het stekelvarken komen kijken dat zich iedere avond aan het keukenafval tegoed doet. We besluiten om hier morgen een dagje te blijven staan. Daarna moeten zij terug naar Windhoek om de auto te verschepen en vervolgens naar huis te vliegen. Voor hun zit de reis er nu echt op. Ik heb nog 2 maanden.

6 gedachtes aan “Dag 296-300 (18-22 juni): Tegenslagen in Kaokoveld en hereniging met de familie Vosseberg

  1. Jilles Koopmans

    Wat een domme pech allemaal Bjorn en ik weet inmiddels dat het daar niet bij gebleven is. Maar wat heb je je er goed doorheen geslagen! Groot respect hoor!

  2. joep

    Man, man hoeveel pech kan een mens hebben !! Het venijn zit in de staart zeggen ze weleens. Gelukkig dat je vader dit soort rampen pas leest als het achter de rug is!
    De fam, Vossenberg verscheen op het goede moment op het toneel voor de broodnodige afleiding!
    Na zoveel pech moet het verder van een leien dakje gaan! En binnenkort zie je je zus en de kids! Feest en genieten dus!

    Veel plezier verder, Geniet van je laatste maanden vakantie!

  3. mona

    Niet te geloven zeg, bij het verhaal van die “hulpaktie” uit de rivierbedding kreeg ik alleen van t lezen al de zenuwen!! Dat je daar dan staat en iedereen doet van alles zonder dat je er invloed op hebt brrrr.
    Maar all is well that ends well!! Ik lees weer verder, succes!!!!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.