Dag 281-285 (3-7 juni): (Jacht)luipaarden voederen, rotstekeningen en perfectie bij Spitzkoppe

Dag 281. Ik zou gek zijn als ik zelf een ontbijt zou klaar maken gezien het geweldige en spotgoedkope ontbijt op deze camping. En dus zit ik om 7:45 weer aan tafel met Iain en Didier. Omdat ik hiervoor de auto helemaal in heb kunnen pakken ben ik na het ontbijt al snel op weg. Op naar Daan Viljoen Game Reserve, een klein wildpark vlakbij Windhoek. Het is zaterdag en dat is te merken, want hoewel deze stad ook doordeweeks al niet erg druk is, is het nu helemaal stil op straat. Ik ben de stad dus al snel uit en na zo’n 20 km neem ik de afslag naar het park. Onderweg passeer ik een aantal sloppenwijken van Windhoek. Nou ja, sloppenwijken, bij veel van de blikken huisjes prijkt een mooie auto en veel van de huisjes zien er best goed uit. Ook is er nauwelijks zwerfafval te zien. Zelfs in de sloppenwijken van Namibië gaat het dus nog best goed!

Bij de poort staat een groot bord dat dagjesmensen alleen worden toegelaten op reservering, maar blijkbaar geldt dat alleen voor het luxe restaurant (met zwembad) in het park, want ik kom probleemloos binnen. Bij de poort krijg ik van een merkwaardige dame een permit, die ik bij de receptie (6 km verderop) dien te betalen. Onderweg kom ik 2 gnoes tegen, maar verder alleen prachtige uitzichten over het heuvelachtige landschap, begroeid met bruin gras en groene acacia’s. De receptie ziet er uit als die van een luxe hotel. Ik betaal het bijzonder lage bedrag van 50 N$ (ca. € 3,50), krijg een plattegrondje mee en loop terug naar de auto. Daaruit pak ik een rugtas, wandelstok, zonnebril en hoed en begin vervolgens aan mijn wandeling. Er zijn 2 wandelroutes: eentje van 3 km en eentje van 9 km. Uiteraard doe ik vandaag die laatste. Het begin van de route staat niet aangegeven, maar na wat zoeken blijkt dat ik het pad moet nemen waarbij de borden ‘No entry’ en ‘Staff only’ staan. Maar daarna is de route wel zeer goed gemarkeerd. Het is een prachtige wandeling. Zo en dan redelijk pittig, wanneer ik over rotsen moet klauteren of over los grind af moet dalen, maar het is allemaal prima te doen. De omgeving is, zoals gezegd, erg mooi en om er doorheen te lopen is nog veel leuker dan om er doorheen te rijden. Mijn conditie wordt danig op de proef gesteld door de vele hellingen die ik moet trotseren, maar daar ben ik alleen maar blij om. Dat luie zweet moet er uit! Over zweet gesproken: het is ideaal wandelweer: een graadje of 25 met een koel briesje. Zweten van de hitte doe ik dus niet echt. Wild kom ik helaas nauwelijks tegen. Maar als ik op een heuveltop op een soort van tafeltje zit om een paar appels en wat biltong (gedroogd vlees) naar binnen te werken, hoor ik achter me ineens een hoop hoefgetrappel. Een groep zebra’s, oryxen en elandantilopen rent met een rotgang de helling van de heuvel naast me af. Een prachtig gezicht. Ze komen tot stilstand in het dal, maar zodra ze mij in de gaten krijgen kijken ze me eerst een tijdje aan, om vervolgens opnieuw de benen te nemen.

Het merendeel van het pad is nauwelijks te onderscheiden van de vele dierenpaadjes die kriskras door het landschap lopen. Maar de laatste ca. 4 km gaan vrijwel geheel door een droge rivierbedding. Ik hop van steen naar steen en krijg op een gegeven moment de schrik van mijn leven. De steen waar ik bijna op was gaan staan beweegt! Een fractie van een seconde later realiseer ik me dat het natuurlijk een schildpad is. Mensen kom ik al helemaal niet tegen. Natuurlijk hoor ik (zo vlakbij Windhoek) in de verte wel auto’s en soms muziek of een vliegtuig, maar ik zie niemand. En dat terwijl ik het toch erg rustig aan doe. Regelmatig blijf ik eventjes zitten om te genieten van een mooi uitzicht. Over die 9 km doe ik uiteindelijk niet de beoogde 3 uur, maar bijna 5 uur. Dat geeft natuurlijk niets, want ik heb geen haast. Op ongeveer 2 km voor de finish kom ik in een dubbel dal. Het pad gaat een heuvel op, maar ik neem nog even de tijd om een van de dalen te verkennen en loop er een tijdje rond. Maar dan ga ik de heuvel op en kom daar tot mijn verrassing uit bij een verlaten restaurant. De ruiten zijn ingegooid en alles van enige mogelijk waarde is weg, maar het gebouw zelf ziet er nog prima uit. Het is een bijna spookachtige sensatie om door zo’n verlaten gebouw te lopen. Het laatste stukje van de wandeling gaat over asfalt.

Terug bij de auto geniet ik van een flinke sloot koud water. Na een tijdje te hebben uitgerust stel ik de GPS weer in en rijd weg. Ik wil overnachten op de Düsternbrook Guest Ranch. Dat ligt zo’n 40 km ten noorden van Windhoek. Over de perfecte snelweg is dat in een vloek en een zucht overbrugt. Tenminste, tot aan de afslag dan. Vanaf daar is het nog 18 km over een grindweg. Ik neem de afslag… en sta voor een grote poort van Namib Poultry, een pluimveefabriek! Er staat wel een bord die naar Düsternbrook verwijst en die wijst toch echt deze kant uit. Ik sta een paar minuten te denken wat ik nu moet doen, als er plots een dame het hek opendoet en naar me toe loopt. Blijkbaar zit ik wel degelijk goed, en moet ik door het hek heen en alsmaar rechtdoor rijden. Een kilometer of 5 verderop moet ik nog een hek door, maar die kan ik zelf openen. Weer een eindje verderop moet ik een ondiep riviertje doorkruisen. Nadat ik een derde hek ben gepasseerd zie ik een bordje staan dat er een omleiding is naar de camping, ‘vanwege water’. Nou, dat zal vast wel meevallen voor mijn stoere kanarie, dus ik rijd gewoon door. Opnieuw moet ik 2 keer een ondiepe rivier door, maar beide vormen geen uitdagingen voor mijn auto. Deze gamefarm biedt de mogelijkheid om aanwezig te zijn bij het voederen van luipaarden en cheeta’s. Een bedenkelijke aangelegenheid vind ik, maar ik wil het toch een keer gezien hebben om er over te kunnen oordelen, en dus blijf ik hier een nachtje kamperen. Dat is redelijk aan de prijs en als ik op de campingplaatsen kom blijken er vrijwel geen faciliteiten te zijn. Er is een zeer bescheiden douche/toiletblok, maar – zo verneem ik pas de volgende ochtend bij het uitchecken – als je warm water wil, moet je zelf de donkey (houtvuurgeiser) aansteken, met eigen hout! Er zijn 4 plekken, waarvan er 1 bezet is en verder is eigenlijk nog maar 1 de moeite waard. Geen van de plekken heeft een kraantje of zelfs maar een prullenbak. Dat zou allemaal niet zo erg zijn als de prijs niet zo hoog was. De locatie is wel mooi, maar de prijs niet waard. Hoe dan ook: ik kook er een maaltje op een houtvuurtje en houd het om een uur of 22 echt niet meer uit van de kou.

Dag 282. De volgende ochtend zit er rijp op sommige spullen die ik buiten heb laten staan; het heeft dus zelfs gevroren! Om 9 uur rijd ik, volledig ingepakt, naar de ingang, waar de auto voor het voedertripje al klaar staat, evenals 4 andere toeristen. Eerst rijden we een paar honderd meter naar een tweetal omheinde stukken land, elke 25 hectare groot. In elk ervan zit 1 luipaard, beide mannetjes. Ze worden om de andere dag gevoederd. Het exemplaar dat vandaag aan de beurt is, Rex genaamd, staat al te wachten op ons. De chauffeur rijdt ons de omheining in en werpt hem wat stukken vlees toe, waarna hij weer wat stukken vlees (van een koedoe) op een grote tak legt, zodat de luipaard de boom in moet springen om erbij te komen. Er moeten immers wel mooie plaatjes geschoten kunnen worden! En dat lukt wel, want het prachtige dier laat zich van alle kanten bekijken en springt netjes in de lucht als de chauffeur hem een mals stukje vlees toewerpt. Rex is 10 jaar oud. In gevangenschap kan hij zo’n 21 jaar worden. Ik vraag wat ze doen als deze luipaarden overlijden. ‘Dan kopen we nieuwe luipaarden in Zuid Afrika,’ is het antwoord. Tja… Het is duidelijk: ik ben in een kleine privé-dierentuin. Hoewel, volgens de chauffeur jagen de luipaarden ook nog gewoon, naast het voederen.

Daarna rijden we we naar de verblijven van de cheeta’s. Daar hebben ze er 4 van: 2 mannetjes en 2 vrouwtjes, allemaal hebben ze dezelfde ouders. We voeren de mannetjes vandaag. De chauffeur moet ze even roepen, maar dan komen de 2 slanke gestaltes aanrennen als een stel enthousiaste honden. Ze piepen en keffen zelfs als honden! Anders dan de luipaard aait de chauffeur ze zelfs, maar ze leggen dan ook hun voorpoten over het portier. Ik zit vlak achter de chauffeur en zit er dus zo dichtbij dat ik ze ook zou kunnen aaien, maar dat mag dan weer niet, hoewel we te horen krijgen dat toen ze jong waren, ze rustig in de auto sprongen. Ook deze dieren zijn prachtig om te zien en we krijgen alle gelegenheid om foto’s te maken. Ik besef dat met name de luipaarden in het wild zeer bedreigd worden en dat deze exemplaren mogelijk niet lang geleefd zou hebben als ze niet verkocht waren aan deze ranch. Ook hebben ze geen slecht leven, want ze hebben flink de ruimte en meer dan genoeg voedsel. Maar toch heeft het voor mij een nare nasmaak. Misschien had ik ze liever helemaal niet gezien omdat ze zich – als écht wild – hadden verstopt, dan ze hier als een soort circusdieren te zien. Ik blijf het een lastig vraagstuk vinden.

De hele toer duurt een klein uur, dus om een uur of 10 verlaat ik de ranch en rijd ik opnieuw door de rivieren en hekken, terug naar de B1, de belangrijkste weg in Namibië. Het is zo’n 230 km rijden naar mijn volgende bestemming, de Ameib ranch. Onderweg kom ik door Okanhandja, waar ik tank en wat boodschappen doe. In de supermarkt koop ik voor een prikkie een straalkacheltje. Hij is eigenlijk veel te goot om mee te nemen, maar ik ben die koude avonden toch wel een beetje zat.

Met name de laatste 50 km naar de Ameib ranch is het landschap weer heel erg mooi. Een semi-woestijn met steeds meer heuvels, die soms glooiend en begroeid zijn, en soms slechts bestaan uit rotsen met hier en daar een plant. De grindweg is weer erg stoffig en soms een wasbord, dus bij aankomst is alles weer stoffig. Ik kom vlak na een stel Zuid Afrikanen aan, dus ik volg geamuseerd hun gesprekken in het Afrikaans. Het merendeel kan ik als Nederlander prima volgen. Het is een hele aardige camping. Er is geen elektriciteit en geen wifi, maar daar kan ik prima zonder. De camping is echter wederom niet de reden om hier naartoe te komen. Het is me te doen om de zgn. Phillip’s Cave en Bulls Party. Eerstgenoemde is een abri met rotstekeningen en laatstgenoemde is naar het schijnt een rotsformatie. Als ik een mooi plekje op de camping uitgezocht heb is het ca. 15:30, eigenlijk iets te laat om deze dingen nog te gaan bekijken, want bij de receptie kreeg ik te horen dat het ongeveer een half uur lopen is naar de abri. Bovendien wordt het vroeg donker (uurtje of 18). Maar wat rest van de middag kan ik nog goed gebruiken voor wat klusjes. Ook sta ik een tijd lang te praten met een Duits echtpaar dat op een Russische motor met zijspan door Afrika aan het rijden is. Ze zijn met pensioen, dus ze weten nog niet hoe lang ze onderweg blijven of waar ze heen gaan. Ik ben jaloers… Ze nodigen me uit om een braai met ze te delen en zo heb ik een gezellige avond met hen. Tot mijn grote verbazing blijft het de hele avond redelijk warm! Wanneer ik bij het slapen gaan de deuren achter me dicht trek heb ik zelfs niet eens een trui aan gehad! Zal je altijd zien: nou heb ik een kachel en nou zijn de koude nachten voorbij!

Dag 283. Perfect. Ik gebruik het woord niet vaak, omdat het impliceert dat er geen mogelijkheid tot verbetering is, terwijl dat vrijwel altijd wel mogelijk is. Dat geldt natuurlijk ook voor het plekje waar ik deze avond kampeer, maar perfectie komt toch wel heel dicht bij! Daarover later uiteraard meer.

Voor het eerst in weken heb ik niet onder een dikke slaapzak geslapen, maar onder een dun laken. Heerlijk, voor de afwisseling! Vooral omdat ik deze ochtend, door het ontbreken van de kou, er totaal niet tegenop zie om naar buiten te gaan. Zoals gebruikelijk ben ik om een uur of 9 weer klaar voor vertrek, maar ik verlaat de camping nog niet, omdat ik immers de rotstekeningen en -formaties nog wil bekijken. Het is een paar kilometer rijden naar de parkeerplaats voor Phillip’s Cave door een fantastisch mooi rotslandschap. Dit is Namibië op haar best, denk ik telkens. Het feest wordt nog leuker bij de wandeling naar de grot vanaf de parkeerplaats, want daarbij moet er vooral geklommen en geklauterd worden over de vele mooie rotsblokken. Het graniet is doorspekt met hematiet en diverse soorten mica, wat er vaak mosachtig uit ziet, maar erg hard is en glinstert. Het is op en top genieten, deze wandeling. Nog mooier wordt het echter bij de abri. Een prachtige, natuurlijke, halfcirkelvormige overkoepeling met veel fascinerende rotstekeningen. De reisgids heeft het enkel over een witte olifant met bult en nog wat andere dieren, maar er is nog veel meer moois te zien, waaronder een paar bijzondere polychrome giraffes en een groep mensfiguren die me onmiddellijk terugvoeren naar Egypte! De houding van de figuren, de orde en layout van de groep, de voorwerpen die ze lijken te dragen in hun handen, het feit dat er 1 figuur veel groter afgebeeld is dan de anderen, doen allemaal verbijsterend veel aan Egyptische iconografie denken. Ik besef dat er geen contact is geweest tussen de makers van deze afbeeldingen en die in Egypte, wat de overeenkomsten alleen maar opmerkelijker maakt. Ik ben op dit moment de enige toerist en daar profiteer ik van door een tijdje in de abri te blijven zitten genieten van de rotskunst en het fantastische uitzicht. Het is weer zo’n geluksmomentje waar ik deze reis al geen gebrek aan gehad heb!

Wanneer ik weer terug kom bij de auto ben ik verschillende toeristen gepasseerd op weg naar de abri. Zelf rijd ik naar Bulls Party, weer enkele kilometers rijden verderop. Volgens mijn reisgids gaat het om ‘boulders resembling a circle of gossiping bovines’ maar dat haal ik er toch echt niet uit. Mooi is het wel. Een aantal enorme rotsblokken, vaak rondachtig van vorm, ligt verspreid over het granieten oppervlak en liggen er bij alsof ze ieder moment kunnen omvallen of naar beneden rollen. Daarna bezoek ik Elephant’s Head, een rotsformatie die zou moeten lijken op een olifantskop. Ach, met wat fantasie zie ik er gemakkelijk een complete olifant in, maar bijzonder is het niet. De omgeving is dat, zoals gezegd, wel. Daar ik opnieuw de enige toerist ben, geniet ik in alle rust van een vroege lunch.

Het is nu toch echt tijd om te vertrekken en dat doe ik dan ook maar, hoewel ik hier nog dagen zou kunnen vertoeven. Namibië is een erg groot land en heeft enorm veel te bieden, dus dwing ik mezelf om weer op pad te gaan. De Spitzkoppe is hier relatief vlakbij, dus koers ik daar maar op af. De Spitzkoppe is een 1728 m hoge granieten piek in een verder vooral vlak landschap, hoewel er vlak naast nog meer imposante rotsformaties te zien zijn, de Pondoks. Het is een door de lokale gemeenschap beheert natuurreservaat, maar eigenlijk draait het hier om kamperen. Naar verluid zijn de kampeerplekken hier bijzonder mooi.

Tijdens het rijden van de benodigde ca. 80 km kom ik niets tekort aan mooie landschappen, zeker met de steeds dichterbij komende Spitzkoppe in de verte. Bij de ingang van het reservaat kom ik de Duitsers op de zijspan weer tegen. Ik betaal 150 N$ voor 1 nacht kamperen en krijg er bij te horen dat als ik langer wil blijven, ik de resterende nachten bij vertrek kan betalen. Dat vind ik een prima regeling. Op de kampeerplekken zijn, behalve een longdrop toilet en braaitafel geen faciliteiten, dus vul ik hier bij de ingang mijn dakpijp nog maar eens af voor ik naar binnen ga. De rotsheuvels zijn erg imposant en naarmate de zon zakt worden het schaduwspel en de rode gloed steeds sterker. Er zijn hier en daar wat rotstekeningen te zien, maar wat ze bij de ingang gemakshalve even vergeten waren te vermelden is dat je die alleen met een gids mag bekijken, dus daar krijg ik niets van te zien. Ook zijn er oude graven en ruïnes van een fort te zien, maar beide stellen lachwekkend weinig voor. Nee, de ware attractie is om hier, tussen de rotsen, te overnachten. Het terrein is dan ook voorzien van een stuk of 25 kampeerplekken waarvan de meesten zo gesitueerd zijn dat je je buren niet kunt zien. Maar elke plek is in elk geval erg mooi, zo leer ik al gauw als ik alle plekjes langs rijd. Aangezien het nog vroeg in de middag is heb ik nog alle keuze. Hoewel ze dus allemaal mooi zijn spreekt nummer 12 me het meest aan op het moment dat ik daar kom, dus zet ik daar mijn stoel neer (volgens de reglementen betekent dat dat de betreffende plek bezet is) en rijd nog verder, maar kom niets mooiers meer tegen. Dus zet ik daar op het einde van de middag mijn auto neer. Het is warm, maar niet heet. Er staat een koel, maar niet koud windje. Er lopen en vliegen wel wat insecten, maar niet irritant. De plek is aan 3 kanten door rotsen omzoomd en de enige open kant is vanaf de weg niet te zien. Op wat vogels en insecten na is het er stil. Wat een geweldig plekje! ‘s Avonds wordt dat eigenlijk alleen nog maar beter, want het blijft rond de 20gr C en de wind valt stil. De bijna volle maan zet alles in een fel, bleek licht, waardoor ik vrijwel geen lampen nodig heb. (Maar goed ook trouwens, want ik heb mijn tafellamp bij de vorige camping laten staan!). Het maanlicht wordt vaak wel getemperd door een dunne sluierbewolking die langzaam over trekt, maar die wolken lichten daardoor helemaal op, wat de hemel erg mooi maakt om lange tijd naar te blijven staren. Tussen het doornige struikgewas hoor en zie ik soms ik muizen ritselen, maar verder hoor of zie ik geen dieren. Zelfs de insecten zijn naar bed gegaan! Het is een – daar is hij dan – perfect kampeerplekje! Alsof het zo zou moeten zijn weet ik ook nog een heerlijk pastamaaltje te bereiden. Halverwege de avond hoor ik ineens een zacht geklingel van een belletje, dat steeds dichterbij komt. Na een tijdje zie ik een heleboel ogen oplichten in het licht van mijn zaklamp: geiten! De kudde bevriest even als ik ze beschijn, maar gaat daarna met enige snelheid langs me heen.

Dat Afrika vol staat met prikkelige planten en bomen wist ik natuurlijk al lang. Met name acacia’s staan er om bekend en berucht. Hun naalden kunnen zelfs door dikke autobanden heen prikken. Maar hier bij Spitzkoppe zie ik een struikgewas waarvan de naalden zelfs nog zijnaaldjes hebben en zelfs de (iris-achtige) bloemen naalden bevatten! Het moet niet gekker worden. Wild zie ik vrijwel niet in het reservaat, hoewel er van alles voor zou moeten komen. Maar er rijd natuurlijk nogal wat aan toeristen rond op een relatief klein gebied, dus ik vermoed dat de meeste dieren zich hier zeldzaam gemaakt hebben door naar elders te verkassen. Klipdassen schieten wel zo nu en dan het struikgewas in.

Dag 284. Natuurlijk blijf ik hier een dagje staan! Met zo’n perfect kampeerplekje zou ik gek zijn om maar 1 nachtje te blijven. De temperatuur bij het opstaan is nog altijd een comfortabele 20gr C. De zon heeft tot zeker een uur of 10 nodig om over de rotskam te komen en mijn kampje te belichten. Maar dan loopt de temperatuur wel hard op en zet ik de luifel op om de boel een beetje koel te houden. Zeker omdat ik geen stroompunt heb en mijn accu’s het onder deze omstandigheden niet erg lang meer volhouden. De luifel krijgt het gedurende de dag zwaar te verduren, want er steekt een straffe wind op. Die zorgt er echter wel voor dat het qua temperatuur zalig blijft. Gedurende de dag hoor of zie ik geen mens en zie slechts af en toe een schim van een auto tussen de rotsen en struiken door. De stilte regeert. Vroeg in de ochtend zag ik wel wat ree-achtige dieren over de rotsen lopen, maar die waren alweer verdwenen voor ik de camera kon pakken.

Wat dagbesteding betreft ben ik vooral veel tijd kwijt met het schrijven van 3 dagen aan verslag en het verwerken van zo’n 700 foto’s. Ook vind ik (met enige moeite) contact met Ameib ranch om te informeren naar mijn lamp. Helaas hebben ze die niet kunnen vinden, dus heeft iemand die blijkbaar meegenomen. Ook helaas is dat ik de linker breedstraler van de bumper moet verwijderen, omdat de beugel hiervan kapot is.

De avond is aanzienlijk koeler dan gisteren. Er staat meer wind en er zijn geen wolken, dus de temperatuur zakt weer naar temperaturen onder de 10gr C. Wellicht nog irritanter is dat de wind telkens van richting veranderd, waardoor ik iedere keer in de rook van mijn vuurtje zit, waar ik ook ga zitten.

Dag 285. Er is nog zoveel te doen in Namibië! Ik weet het, dat schreef ik onlangs. Maar ik geniet zo intens van dit te gekke plekje dat ik besluit om nóg een dagje te blijven. Bovendien heb ik gisteren eigenlijk alleen maar geklust, dus vandaag komt er meer ontspanning bij kijken.

De ochtend blijft lang koud, daar de zon pas ruim na 10 uur over de rotskam heen is. Had ik even daarvoor nog 2 truien aan en verkleumde handen, nu gaan de truien uit en de korte broek aan. Er staat wind, maar lang niet zo hard als gisteren, dus het is heerlijk vertoeven, maar alleen in de zon. In de ochtend regel ik nog wat zaken en doe wat kleine klusjes. Nu het einde van de reis toch echt aan de horizon te zien is ben ik de mogelijkheden m.b.t. het verschepen van mijn auto aan het onderzoeken. De prijzen zijn het afgelopen jaar flink gestegen, dus dat maakt het er niet makkelijker op.

‘s Middags vermaak ik me met minder nuttige dingen en aan het eind van de middag maak ik – net als vanmorgen vroeg overigens – een wandeling in de omgeving. In tegenstelling tot de afgelopen 2 nachten is de andere kampeerplek in ‘mijn’ dal nu niet bezet, en aangezien er verder in de omgeving geen andere kampeerplekken zijn, ben ik nu echt helemaal alleen. Jammer is dan weer wel dat de wind weer opsteekt en het al snel erg koud wordt zodra de zon onder is. Mijn kampvuurtje houdt me nog tot een uur of 20 warm, maar daarna duik ik toch echt m’n bed in.

Een gedachte aan “Dag 281-285 (3-7 juni): (Jacht)luipaarden voederen, rotstekeningen en perfectie bij Spitzkoppe

  1. Jilles Koopmans

    Wat een grote verscheidenheid aan indrukken en ervaringen weer Bjorn! Heb er van genoten. Hopelijk worden die paar laatste maanden die je nog te gaan hebt net zo verrassend en indrukwekkend!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.