Dag 241. Ik kan geen impala meer zien! Overal duiken ze op, alsof ze de enige diersoort zijn die vertegenwoordigd is in Chobe NP. Dat is natuurlijk niet waar en gelukkig blijkt dat ook!
Het heeft de afgelopen nacht flink geregend en als ik de deuren van de auto open zie ik een grote plas in de bustent liggen. Eerst maar even hozen en dweilen dus. Tijdens het ontbijt lees ik me nog even in op Chobe NP en op de Caprivi Strip, het wormvormig aanhangsel in het uiterste noordoosten van Namibië en wat zich hier aan de overkant van de Chobe rivier bevindt. Ik heb namelijk het idee opgevat om vanuit hier naar de Okavango panhandle te gaan zodat ik vanuit daar de rotstekeningen van Tsodilo Hills kan gaan bezoeken. Maar Botswana heeft maar erg weinig wegen en op dit moment kampt het land met enorme overstromingen waardoor in elk geval twee van de (pakweg 15) hoofdwegen onbegaanbaar zijn geworden (en daarom gesloten). Bovendien is er sowieso geen echte manier om bij Tsodilo Hills te komen over land als ik in Botswana wil blijven. Maar in Namibië is een uitstekende weg die me precies moet brengen waar ik zijn wil en de grensformaliteiten tussen Botswana, Namibië en Zuid Afrika zijn erg makkelijk en goedkoop.
Maar goed, zover zijn we nog niet. Voor vandaag is vooral regen voorspeld, maar vanaf morgen moet het weer beter worden. Het regenseizoen is dit jaar ongekend lang en heftig in zuidelijk Afrika, want normaal gesproken is het droge seizoen al lang aangebroken. Ik loop even langs bij mijn Duitse buren en voor ik er erg in heb, heb ik wat Botswaanse pula’s bij hen omgewisseld voor Namibische dollars, zodat ik de eerste kosten kan betalen als ik morgen de grens over ga. Top! Aan de overkant van het pad komen even later onze 4 (eveneens Duitse) overburen terug van een vroege gamedrive. Ze hebben helaas niet veel gezien: impala’s, giraffes, koedoes en dat is het wel zo’n beetje. We praten nog een tijdje over onze reizen, waarna ik de tent gecontroleerd laat instorten en op weg ga. Eerste punt op de agenda: opnieuw pinnen, want het maximum bedrag was gisteren erg laag dus neem ik gewoon vandaag nog eens geld op. Daarna rijd ik naar de ingang van het Chobe NP. Het is even zoeken, want al staan er overal wegwijzers, gek genoeg wordt er nergens verwezen naar de ingang van het park. De toegangspoort (Sedudu gate) herken ik onmiddellijk: hier ben ik 5 jaar geleden ook doorheen gereden. Weer zo’n geweldig leuk momentje om me te realiseren hoe bijzonder het is dat ik hier helemaal zelfstandig naartoe gereden ben vanuit Rotterdam!
De entree is erg goedkoop en ik betaal direct voor 2 dagen, want morgen ga ik via het park naar de Caprivi Strip zodat ik 2 dagen wild kan spotten. In totaal ben ik slechts €30 kwijt. Helaas hebben ze geen plattegrondjes meer maar ik kan wat foto’s maken van een plattegrond aan de muur. Ik informeer naar eventueel gesloten wegen en verneem dat de Chobe rivier nu zo enorm hoog staat dat de meeste paden langs de eigenlijke oever volledig onder water staan, maar dat er nog genoeg paden over zijn. De dame zegt tevens dat het erg druk is in het park. We zullen zien!
Ik rijd het park in en neem direct de afslag naar de waterkant. Inderdaad lopen veel zijpaadjes ogenschijnlijk de rivier in. Behalve impala’s zie ik vooralsnog geen wild. Maar naarmate ik verder rijd kom ik steeds meer tegen. Eerst een giraffe die rustig naast het pad staat te eten. Ik kan hem bijna aanraken! Natuurlijk zie ik ook nijlpaarden in het water. Wrattenzwijnen heb ik in de stad al gezien, maar lopen hier gelukkig ook. Het inrijden van de paadjes die de rivier in lopen blijkt te lonen, want omdat maar weinigen dit doen verschuilt hier veel wild. Zo betrap ik een nijlpaard met grote littekens op zijn rug terwijl hij zich aan het malse gras te goed doet. Ook hem (of haar) kan ik bijna aanraken. Als hij een paar stappen opzij doet zie ik achter hem, een eindje verderop, een flinke olifant in het moeras staan. Chobe NP is beroemd om zijn enorme olifantenpopulatie (grootste in Afrika) en zijn grote olifanten. Helaas is dit vandaag de enige olifant die ik zie, maar ik ben er al erg blij mee! Vlak voor het paadje het water in loopt betrap ik opnieuw een nijlpaard, dit keer met jong. Ze duiken direct het water in, nog voor ik een foto kan nemen. Ik keer de auto om en stop nog even op de plek waar ik de olifant zag en zie nu ook een enorme krokodil op een eilandje liggen. Deze wandelende handtas is zeker een meter of 4 lang. Overal in het water zijn prachtige witte en paarse waterlelies te zien. Het is een prachtplaatje!
Langs een ander doodlopend paadje passeer ik een klein moeras met 2 buffels en een heleboel koereigers er omheen. Tussen het riet vlak voor mijn neus staat ook een mooie ralreiger. Hij staat er bevroren bij maar weet daardoor wel een lekker visje te verschalken. Vogels zie ik trouwens genoeg. Niet alleen de geijkte ijsvogels en visarenden, maar ik zie ook vrij veel nieuwe soorten, die ik nog moet determineren. Soms is het pad erg zanderig of modderig, maar het is allemaal prima te doen. In de ochtend regent het af en toe, maar halverwege de middag breekt de zon zo nu en dan door en krijgt alles ineens een prachtige gloed. Qua drukte valt het me enorm mee. Er zijn momenten dat ik ineens een aantal safariauto’s tegen kom en 2x passeer ik een stel overlanders, maar verder is het tamelijk rustig. Eén keer geef ik aan een gids van een safariauto door waar ik de krokodil gezien heb en informeer of zij nog iets bijzonders gezien hebben (leeuwen of luipaarden of zo), maar helaas.. Eén keer word ik heel boos op een gids. Het is einde van de middag en wil via een zijpad terug naar de ingang rijden. Halverwege dat pad stuit ik op een grote kudde buffels. Voor wie het niet weet: buffels zien er uit als uit de kluiten gewassen stieren met grote horens en ze lijken uit één bonk spieren te bestaan. Niet het soort dier waar je ruzie mee wilt krijgen. Zo nu en dan steekt er 1 over dus ik wacht het eventjes af. Aan de andere kant van de kudde staat een safariauto stil. Zo staan we beide een tijdje te wachten. Dan zie ik een opening en geef voorzichtig gas. Ik heb nog geen 50 m gereden of de safariauto begint ook ineens te rijden. De weg is te smal om elkaar te passeren en bovendien staan er overal buffels. En dus stop ik maar en rijd terug naar waar ik eerst stond, want daar kunnen we wel passeren. Maar dan stopt de safariauto opnieuw! Grrrr… Ik geef ze nog een paar minuten, maar dan ben ik het zat. Dus geef ik opnieuw gas en passeer de safariauto met enige moeite via de berm. Overal springen buffels opzij. Vlak hierna moet ik een afslag nemen, maar daar staan nog veel meer buffels. Dat kon ik eerder natuurlijk niet zien, maar stoppen lijkt me nu ook niet erg productief, dus blijf ik maar doorrijden. Gelukkig maakt de kanarie schijnbaar indruk op de grote beesten, dus gaan ze allemaal netjes opzij.
Het park sluit om 18:30 en het is al 17:45 als dit alles plaatsvind. Ik maak dus een beetje voort om weer terug te komen bij de ingang, maar zie onderweg nog veel giraffes, buffels, bavianen en koedoes. Het licht van de ondergaande zon kleurt het landschap in prachtige felle kleuren en als de zon eenmaal onder is kleurt de hemel en dus ook het water van de rivier roze en paars. Schitterend! Naarmate ik de poort nader kom ik steeds meer safariauto’s tegen die uiteraard dezelfde kant op gaan. Zo rijden we een tijdje in colonne tot de voorste auto’s op een open plek blijven staan. Er is een leeuw gespot! Een leeuwin om precies te zijn. Ze ligt op een flinke afstand en de zon is inmiddels al onder, maar ze is nog best goed te zien. Een bonusje na een toch al enorm geslaagde dag!
Een paar minuten voor sluitingstijd rijd ik de poort uit en rijd terug naar Kasane. Daar eet ik een matige curry in een Indiaas restaurantje. Het laatste ritje – naar de camping – gaat in het pikkedonker. Zonder al teveel moeite weet ik de auto weer onder de bustent te parkeren.
Met een kop thee in de hand geniet ik nog even na van een fantastische dag. De herrie en de felle lampen van mijn nieuwe buren doen daar weinig meer aan af. Ik ben benieuwd wat ik morgen nog zal zien!
Dag 242. Ik kan geen giraffen meer zien! Overal duiken ze op, alsof ze – net als gisteren de impala – de enige diersoort zijn die vertegenwoordigd is in Chobe NP.
Tot mijn schrik word ik pas om iets voor 8 uur wakker. Ik zal moe geweest zijn zeker. Ik rijd trefzeker naar de ingang van Chobe NP en sluit aan in de rij auto’s die naar binnen wil. Maar zo zijn we niet getrouwd, denkt de bewaker. Hij stuurt me naar de kant. Ik moet eerst opnieuw het kantoor in. Daar blijkt dat ik een registerboek moet invullen. Hoeveel ik van die dingen al niet ingevuld heb deze reis! Zeker een stuk of 200, denk ik. Maar gisteren dan weer niet, gek genoeg. Ach ja, Afrikaanse bureaucratie is zelden consequent. Dit keer neem ik niet de rivier route, maar de zgn. Upper route. Die wordt zelden genomen door safariauto’s en ik kom er gauw achter waarom. Er is namelijk bijna niets te zien. Het is een hele zanderige route door dicht bos waar ik zelfs geen vogel hoor fluiten. Ik zie de eerste uren slechts 1 koedoe en een stel personeelsauto’s. Nou ja, het is desalniettemin leuk rijden. Ik neem ergens een afslag om een waterhole te bezoeken in de hoop daar dieren aan te treffen. Twee hagedisbuizerds zitten op de grond of waden door het water. Meer is er niet te zien.
Dan toch maar weer richting de rivier. Al gauw zie ik de eerste impala’s van vandaag. En giraffes. En nog meer giraffes. Giraffes zijn de nieuwe impala’s geloof ik. Impala’s zijn ook zooooo 2016! Die zie ik ook nog wel, maar hoe meer ik westwaarts rijd, hoe meer giraffes ik zie. Halverwege de middag heb ik er denk ik wel een stuk of 100 gezien!
Mijn lunch eet ik bij een waterhole die nergens aangegeven staat en die zich aan het einde van een steeds vager wordend pad bevindt. Dieren zie ik er helaas niet, maar het is een mooie plek om even wat te eten. Terwijl ik daar sta komt tot 2x toe een overlandauto aanrijden om vervolgens op een meter of 20 afstand van mij om te draaien en rechtsomkeer te maken. Ik weet dat ik gisteren niet gedoucht heb, maar toch…
Vanmorgen, nadat ik mezelf geregistreerd had, kwam er een Nederlandse man naar me toe. Hem en zijn vrouw (vergeef me, ik ben jullie namen vergeten!) heb ik gisteren al bij het pinautomaat in Kasane gezien. We hebben vanmorgen een tijdje staan praten en om een uur of 14 kom ik ze stomtoevallig opnieuw tegen! Ze staan te lunchen op een prachtig plekje aan het water. Ik wijs ze op de enorme krokodil die even verderop op een eilandje ligt te zonnebaden. We praten weer een tijdlang, tot er een safariauto aan komt rijden. De chauffeur wijst ons er op dat het niet is toegestaan om uit de auto te komen in het park. Dat wisten we eigenlijk wel, hoewel het nergens aangegeven staat. Vlak nadat we afscheid nemen komt er een varaan het pad over waggelen. Een uurtje daarvoor had ik al gezien hoe een vogel met veel gekrijs en uitvallen een varaan probeerde te verjagen. Prachtig gezicht.
Hoe westelijker ik kom, hoe ruiger het pad wordt. Niettemin wordt het ook steeds drukker. De ene na de andere safariauto komt me tegemoet rijden, maar ook passeer ik menige overlandauto. In dit deel van Afrika hoeft dat niet te betekenen dat ik met lange-afstandsreizigers te maken heb, want dit soort auto’s worden massaal verhuurd in Namibië, Zuid Afrika en Botswana voor mensen die hier een aantal weken of (soms) maanden mee rond reizen door deze landen. Dat kunnen Europeanen of Amerikanen zijn, maar even zo vaak (misschien nog wel vaker) gaat het om (blanke) inwoners van deze landen. Eén keer sta ik zelfs een aantal minuten aan de kant, omdat er een colonne van wel 10 van dit soort auto’s (met safari-caravan erachter) langs komt rijden. Ze zijn hier bijna net zo talrijk als de giraffes.
Veel meer dieren zie ik vandaag jammer genoeg niet. Dat heeft ook te maken met de hoge stand van de rivier, want daardoor staan veel paden volledig onder water en ben ik gedwongen om een pad door dichte begroeiing te nemen. Maar ook tegen het einde van de rit zie ik niet veel meer dan giraffes, impala’s en waterbokken, ondanks dat ik door open landschap rijd met prachtige baobabs. Ik moet wel opschieten, want ik wil vandaag nog de grens over naar Namibië en daar een camping opzoeken. Door het donker rijden wil ik zien te voorkomen en ik weet niet tot hoe laat die grens open is, dus probeer ik er om een uur of 16 te zijn. Dat wordt uiteindelijk tegen 17 uur. Gelukkig is de grens nog open. Het is één van de meest bijzondere grenspost die ik tot dusver gepasseerd ben. Niet alleen omdat je er een prachtig uitzicht over de rivier hebt en er een aantal enorme baobabs staan, maar eigenlijk vooral omdat het er zo modern, rustig en geordend is. Geen fixers, geldwisselaars of verkopers. Eigenlijk niemand anders dan personeel en bezoekers. Er staat slechts 1 gebouwtje aan Botswaanse kant en daarin staan enkel de 2 loketten die ik nodig heb. Het kan niet simpeler. Merkwaardig is wel dat ik mijn carnet moet laten uitstempelen. Ik had me laten vertellen dat dat niet nodig is tussen Botswana, Namibië en Zuid Afrika, omdat ze een gezamenlijke customs unit hebben. Ik vraag de man hiernaar, maar hij laat me als antwoord een hele stapel afgescheurde carnet-strookjes zien. Desgevraagd vertelt hij me ook dat ik een deel van de belastingen opnieuw moet betalen als ik over een aantal dagen het land weer inrijd. Dat is balen…
Er is geen hek, geen controle, niets. En dus rijd ik zonder problemen door de grens naar de Ngoma brug, die de landen met elkaar verbindt. Aan de andere kant parkeer ik weer bij het grenskantoor van Namibië. Ook hier gaat het er erg rustig aan toe. Geen chaos, geen fixers, niets. Wel moet ik hier weer zo’n nutteloos papiertje invullen met vragen als: ‘hoeveel geld bent u van plan uit te geven in Namibië?’ Maar de visum-stempel is snel gezet. Met mijn domme kop zeg ik dat ik maar een week zal verblijven omdat ik op doorreis ben, dus krijg ik een visum voor 1 week. Daarna meld ik me bij het loket voor de belastingen. Daar blijkt dat ik alleen in Namibische dollars kan betalen. Er is geen pinautomaat en ik heb niet genoeg gewisseld met de vriendelijke Duitsers in Kasane om dit te betalen, dus ben ik gedwongen om te betalen in Botswaanse pula’s, waar ze een zeer ongunstige koers voor hanteren. Wat ontzettend vreemd dat ze zo’n moderne en efficiënte grenspost bouwen, maar daar geen rekening mee houden! 259 Pula’s lichter rijd ik naar de poort. De slagboom blokkeert slechts de helft van de weg, en vaak moet je er dan over de andere weghelft langs rijden, dus een beetje twijfelend zet ik de auto in het midden van de weg stil. De agent is omringt door vrienden dus vind het blijkbaar nodig een show op te voeren door me af te snauwen omdat ik nu de boel blokkeer (ik ben de enige auto in zicht) en sommeert me achteruit te rijden en nu netjes voor de slagboom te stoppen. Ik kook van binnen, maar blijf beleefd en doe wat hij zegt. Als hij tevreden is mag ik uitstappen en moet weer eens een registerboek invullen. Dit keer worden zelfs het motornummer en chassisnummer gevraagd, hoewel hij het niet controleert. Daarna mag ik eindelijk doorrijden.
Ik ben in Namibië! Mijn 11e Afrikaanse land. Wat is Afrika toch anders hier! Het is moeilijk te duiden, maar behalve dat er wat (donkere) mensen langs de weg lopen en er veel groen is, doet het niet eens Afrikaans aan. De weg is fantastisch asfalt, overal staan keurige borden en er is geen afval te bespeuren. Enkele kilometers verderop is de afslag naar Camp Chobe, waar ik wil kamperen. Omdat ik de GPS coördinaten heb weet ik gelukkig waar ik naartoe moet, want na de afslag lopen er verschillende zandpaadjes kriskras door elkaar en zou ik anders niet geweten hebben welke ik moest nemen. Niet dat het veel uitmaakt, want vlak nadat ik eindelijk een bordje met ‘Camp Chobe’ heb gevonden (en nog geen km voor de camping!) kom ik uit bij een rivier die zo brutaal is om de weg over te steken. Overal groeit riet dus ik kan niet zien of het elders misschien smaller is, maar hier is het in elk geval zo nat dat ik verderop een vrachtwagen vast zie staan. Die staat er blijkbaar al een tijdje want er leiden geen verse sporen over het pad tot in het water. Ik blijf een tijdje overleggen met mezelf, maar nu de avond valt ga ik niet riskeren vast te komen zitten. En dus keer ik maar om en rijd terug naar de asfaltweg. Dan maar doorrijden naar Katima Mulilo, de enige stad van betekenis in de Caprivi Strip. Daar zijn verschillende campings. De weg is – zoals gezegd – fantastisch en ik mag er zelfs 120 km/u rijden! Dat trekt mijn kanarie niet, maar het rijd toch lekker door. Na zo’n 70 km rijden kom ik bij de afslag naar de beoogde camping. Het is inmiddels donker. Dit keer weet ik de camping wel te bereiken, maar helaas zijn ze vol. Jammer, want het zag er erg goed uit. Gelukkig zit een paar km verderop aan dezelfde weg nog een – veel grotere – camping. Bij Namwi Camping kan ik wel terecht. Ik heb er zelfs keuze uit vele plekjes, maar in het donker kan ik daar weinig kaas van maken en zet de auto maar ergens neer. Moe van deze lange dag warm ik een blikje kattenvoer op (ze noemen het shakalaka op het etiket) en eet dit met weinig smaak op. De rest van de avond doe ik niets meer dan noodzakelijk is.
Dag 243. ‘Daar is hij,’ klinkt het fluisterend. Dan: ‘Ben jij Bjorn?’ wordt me gevraagd als ik in het centrum van Katima Mulilo terug bij de auto kom. Jawel, ik heb mijn eigen ‘Dr. Livingstone, I presume?’-momentje! Twee Nederlanders wijzen naar een witte toerbus vanwaar een oude bekende me tegemoet komt lopen met een grote lach en uitgestrekte armen. Maar daarover later meer.
Ik ben vandaag opnieuw laat wakker, maar dat kan me niet schelen. Ik besteed het grootste deel van de ochtend aan het maken van plannen voor de komende dagen en rijd pas na 11 uur de camping af, nog altijd niet zeker wetend wat ik precies ga doen vandaag.
Eerst maar naar Katima toe om geld te pinnen en een sim-kaartje te kopen. De Maps.Me app geeft aan dat er geen supermarkten in de stad zijn, maar dat kan ik moeilijk geloven. Normaal gesproken is deze offline-kaarten-app erg nauwkeurig en volledig, maar in dit geval slaat hij de plank behoorlijk mis. Niet heel vreemd, want de winkelstraat waar ik in rijd ziet eruit alsof hij gisteren uit de grond gestampt is. Maar liefst 4 grote supermarkten op loopafstand van elkaar en vele andere winkels, waaronder verschillende banken en een van de grootste telecomprovider van het land. Helaas zijn ze door de sim-kaartjes heen, maar die vind ik alsnog bij een soort winkel van sinkel een eindje verderop. Als ik 15 N$ neerleg (ongeveer €1!) dan krijg ik hem zo mee. Geen registratie, niets. Volgens de dame kost internet zo’n €5 per MB, maar nadat ik de sim-kaart installeer, er wat airtime op zet en het menu opvraag blijkt dit een stuk goedkoper te zijn (maar nog steeds erg duur): zo’n €30 voor 3GB.
Op de parkeerplaats en door de straten stikt het van de overlandvoertuigen. Er is bijna geen afval op straat, bijna alles is geplaveid, de meeste mensen zijn Europees gekleed en op een paar houten stalletjes met tomaten, uien en zoete aardappelen na is er bijna geen vergelijking te trekken met vrijwel alle andere Afrikaanse steden die ik sinds Ethiopië gezien heb. Er lopen en rijden ook veel meer blanken dan ik gewend ben en soms waan ik me echt weer terug in Europa!
Ik loop een hoek om als ik de 2 bewuste Nederlanders naast mijn auto hoor fluisteren ‘Dat is hem.’ ‘Ben jij Bjorn?’ ‘Jazeker.’ ‘Daar is Arjen,’ en ze wijzen me naar de witte bus die even verderop staat. Ik ben even in de war. Wat bedoelen ze? Maar al gauw zie ik het: Arjen Westra, mijn reisgids van 5 jaar geleden en de man waar ik ruim 4 maanden geleden in Nairobi nog mee gegeten heb komt op me af lopen. Hahaha, hoe is het mogelijk! Hij begeleidt ongeveer net zo’n reis als ik 5 jaar geleden met hem gedaan heb en inderdaad zijn wij destijds ook hier uitgestapt om boodschappen te doen, herinner ik me nu. De groep is alweer aan het instappen en ze moeten nog naar Kasane, dus hij heeft niet veel tijd, dus praten we gauw even bij. Dan vraagt hij iets grappigs aan me. Of ik misschien langs Solitaire (Namibië) kom, want ze hebben daar per ongeluk iets meegenomen van de farm waar ze overnacht hebben. Of ik dat dan alsjeblieft zou kunnen meenemen om terug te geven. Hahaha, natuurlijk! Ik kom er toch min of meer langs, ook al zal dat nog zeker een maand duren. Hij haalt het tasje uit de vrachtwagen en stelt me meten voor aan de chauffeur, die even later opmerkt dat hij mijn auto wel zou willen kopen als ik eenmaal in Kaapstad ben (hij woont daar). Niet lang daarna moeten we toch echt afscheid nemen. Als de bus langs rijd, wordt er getoeterd en zwaait de hele bus me uit, alsof ze me allemaal kennen. Ontzettend leuk.
Rond 13 uur hak ik de knoop door: ik ga terug naar de camping en blijf daar morgen ook. De dieselpomp blijft problemen hebben, mijn groothoeklens ligt nog steeds uit elkaar en mijn aanstekers zijn ook al stuk. Vooral dat eerste moet ik nu toch echt eens opgelost hebben, want de afstanden tussen tankstations worden steeds groter. En dus rijd ik het terrein weer op, betaal voor 2 nachten, koop wat brandhout en zoek een plekje uit. Mijn plekje van gisteren wordt vlak voor mijn neus bezet door een drietal Landcruisers met daktenten. Even later verschijnt ook nog een Hilux en weer later een overlandtruck van een Duits echtpaar. De rest van de middag probeer ik de lens weer in elkaar te krijgen, wat bijna lukt. De eekhoorntjes vinden het allemaal erg grappig, want ik word continue door ze uitgelachen. ‘s Avonds poog ik om te braaien, maar dat mislukt aan alle kanten. Worst die op de grond valt, aluminiumfolie dat scheurt, etc. Maar met veel saus smaakt alles prima.
Dag 244. Zoals gezegd is dit weer een klusdag, hoewel het in Nederland Koningsdag is. Daar merk ik hier natuurlijk helemaal niets van. Gisterenochtend was het bewolkt en fris, maar vanmorgen schijnt uitbundig de zon, wat het een heel stuk prettiger maakt. Ik begin met het bijwerken van mijn verslag en ga vervolgens aan de slag met de dieselpomp. Dit keer werkt alles als een trein, zolang ik de uitgaande slang er maar niet aan koppel. Daarna lijkt hij het gewoon te doen, maar zelfs na een uur is het peil in de primaire tank niet gestegen. Ik snap echt niks van dat ding! Terwijl ik onder de auto lig komt een werkster naar me toe. Of ik nog wasgoed heb. Ik geef haar 2 zakken me en krijg op het hart gedrukt dat ‘als de madame er naar vraagt, dan heeft u het zelf gewassen.’ Het zal wel, als het maar gebeurt.
Aan het einde van de dag heb ik een ontevreden gevoel. Ik heb niet kunnen achterhalen waarom de dieselpomp niet werkt, heb slechts 1 filmpje kunnen uploaden en ben niet eens toegekomen aan mijn andere klussen.
Dag 245. Iets voor half 9 ben ik ingepakt en op weg. Ik stop eerst weer in Katima Mulilo, want de USB kabel die ik gisteren gekocht heb doet het niet. In de winkel krijg ik direct een ander, werkend exemplaar mee. Ook laat ik de primaire dieseltank nog maar even bijvullen. Ik wil ook nog pinnen, maar ik geloof dat het pay day is in Namibië, want er staan enorme rijen bij alle pinautomaten in de stad (en dat zijn er nog best veel). Laat maar zitten; ik red het nog wel even met dit geld.
Dan echt op weg. Ik rijd over de prachtige asfaltweg door de Caprivi Strip naar het westen. Het is een heerlijke rustige weg en de kinderen zwaaien me toe. Het is niet te koud of te warm en ik heb er zin in. Onder de soundtrack van (durf ik het toe te geven?) Luv u More (die toevallig voorbij komt in de random-stand) zing ik de longen uit m’n lijf, steek m’n linkerarm uit het raam de lucht in en laat zo een spoor van verontwaardigde Namibiërs achter. Ik heb geen speciale band met dit nummer hoor, maar het was voor mijn gevoel op dat moment het juiste nummer op het juiste moment. 🙂
Na dit muzikale geluksmomentje rijd ik weer heel beschaafd door het groene landschap tot ik bij de afslag kom naar Mudulu NP. Dit (en vele andere zaken) staat opmerkelijk goed aangegeven langs de weg. Ik krijg weer zo’n Europees gevoel. Ook deze zijweg is prima asfalt. De rangerpost van Musumu NP staat in hele kleine letters aangegeven, dus ik rijd er bijna voorbij. Bij de rangerpost zijn permits verkrijgbaar voor het park. Vlak voor de ingang van het complex zie ik een geelsnaveltok zitten. Die heb ik nog nooit eerder gezien. Ik pak mijn camera, maar net als ik een foto wil nemen komt er een auto achter me die er langs wil, dus zet ik hem aan de kant. Zodra de auto passeert vliegt de vogel weg… De auto blijkt een Nederlands gezin te bevatten (hoe kan het ook anders?) die net als ik het park in willen. Beauty (ik verzin het niet!), de dame die ons van permits voorziet zet haar telefoonnummer erop voor het geval we in de problemen komen, daar de regenval sommige paden erg modderig heeft gemaakt. We krijgen een blaadje met regels en informatie en een plattegrond mee, waarop ze wat lastige punten en gesloten paden markeert. Wauw, wat klantvriendelijk allemaal! Het gezin geef ik een voorsprong, omdat we anders zo dicht op elkaar blijven rijden.
Het park heeft volgens mijn reisgids zo extreem te lijden gehad van stroperij dat er bijna geen wild meer te vinden is. Pas de laatste jaren is het stropen een halt toegeroepen en is er (met Duitse steun) weer een fatsoenlijk park van gemaakt. Maar veel dieren hoef ik niet te verwachten, te meer omdat het gras nog steeds erg hoog is. Maar dat kan me niets schelen, want ik ben hier vooral naartoe gekomen omdat de entree slechts 50 N$ (€3,50) is en daar een overnachting op 1 van de 3 campsites bij inbegrepen is. Alleen al voor het goedkope kamperen is dit park dus een bezoek waard. Elk dier dat ik daarbij te zien kan krijgen is pure winst!
Het is maar een relatief klein park en veel paden zijn er niet, dus al gauw kom ik het Nederlandse gezin weer tegen, terwijl ik bij het water sta te lunchen. Het water is de zogeheten Hippo Pool, maar nijlpaarden zijn in geen velden of wegen te vinden. Maar het is een prachtige omgeving zonder enige blijk van menselijke activiteit (op het pad na dan natuurlijk). Verderop kom ik zowaar een safariauto tegen met 2 toeristen. De chauffeur en ik wisselen uit dat we niets anders gezien hebben dan impala’s en een visarend. Maar vlak daarna (zij staan even ergens wat te drinken, dus ik ben ze voorbij gereden) stuit ik op een open plek met een heleboel impala’s, 2 duiven van een soort die ik nog niet eerder gezien heb en… een wildebeest (gnoe)! Mijn eerste wildebeest deze reis! Mijn dag kan al niet meer stuk.
Ik bezoek nog wat mooie plekjes en kom de safariauto nog een paar keer tegen, Eén keer grapt de chauffeur dat ze zojuist gezien hebben hoe 3 leeuwen een jakhals aanvielen. Op een gegeven moment passeer ik de rangerpost in het park (waar een man of 10 in de schaduw een spelletje zit te spelen) en vervolgens de eerste 2 campsites. Nummer 2 rijd ik even op om te kijken hoe dat er uit ziet. Het is niet meer dan een kleine open plek in het bos, aan het water. Geen bewaker, geen kraan, geen toilet, geen licht, geen brandhout, helemaal niets. Nou ja, een omgevallen olievat met wat afval ernaast en een kapotte fluitketel. Daar het hier al om 17 uur donker wordt en het nu al rond 16 uur is wil ik niet te lang meer door rijden, maar campsite 3 ligt hier op 4 km vandaan en is me warm aanbevolen in iOverlander. De paden zijn in het park hier en daar inderdaad modderig, maar nooit meer dan een paar meter achter elkaar. Verder is het vooral mul zand waar ik doorheen moet ploegen. Het laatste stuk naar campsite 3 bevat een paar hele zanderige stukken. Met 4×4 aan lukt dat probleemloos. Aangekomen ter plaatse zie ik zeker 20 impala’s, 2 koedoes, zeker 30 bavianen en… een olifant! Zoveel dieren bij elkaar en dan ook nog eens precies op de campsite! De olifant merk ik pas op als ik al uitgestapt ben. Ik schrik me wild. En hij ook. Zodra hij me ziet aankomen lopen met mijn camera draait hij zijn kop met een ruk om en begint met zijn oren te flapperen. Oké, tijd voor een tactische terugtocht. Het kleine tentje en de campingmeubels die hier ook staan waren me niet ontgaan natuurlijk en net als ik na mijn tactische terugtocht bij de auto sta komt de eigenaar aanrijden. De man is niet onder de indruk van al het wild, want hij staat hier al een aantal dagen. Ik vraag of hij het bezwaarlijk vind als ik hier ook kom staan vannacht. Er is immers ruimte zat. Maar nee, dat wil hij niet. Hij wil graag alleen zijn en heeft daarom deze campsite vooraf geboekt, zo beweert hij. Of dat nou waar is of niet, het is duidelijk dat het geen leuke avond word als ik hier blijf staan, dus stap ik in en rijd terug naar campsite 2. Het ligt een stuk minder afgelegen, maar uiteindelijk blijkt daar helemaal niets van te merken, want de hele avond hoor of zie ik geen mens. Zelfs geen lichtjes in de verte.
Daar de zon al onder is en ik hier echt in de ‘wilde’ natuur sta is mijn eerste prioriteit vuur maken. Gelukkig heb ik onderweg brandhout gekocht. Dat vul ik aan met wat sprokkelhout op de campsite en heb zo in no time een mooi kampvuurtje. Eten is zo gemaakt, want ik heb nog een flinke hap spaghetti van gisteren in de koelkast liggen. Zeker de eerste paar uren kijk ik continue nerveus om me heen. Ik hoor allerlei dieren en vooral een hard gebrul doet mijn nekharen overeind zetten. Het zijn er niet veel maar er zitten hier wel degelijk leeuwen, hyena’s en luipaarden. Ik hoor echter ook nijlpaarden vlakbij en hoewel dat erg gevaarlijke dieren zijn ben ik aan hun aanwezigheid inmiddels wel gewend dus gek genoeg stelt dat me een beetje gerust.
Daar zit ik dan, helemaal alleen in de vrije natuur, geen mens in de buurt, overal wilde dieren, midden in Afrika. Ik heb een kampvuurtje en een kop warme thee. Het is ietsje frisjes en er staat geen zuchtje wind. Boven me stikt het van de sterren en de maan is een flinterdun, liggend sikkeltje tussen de spookachtige takken van grillige bomen. Wilder en mooier dan dit gaat het toch niet worden, dacht ik zo! Ondanks de lichte zenuwen over gevaarlijke dieren voel ik me hier erg content en geniet met volle teugen.
En verschijnt ooit een dagboek van deze reis? Ik geniet alvast van jouw schrijfstijl en heerlijke avonturen! Geniet ervan!
Dank je! Wie weet verschijnt dit ooit in boekvorm. Dan zou ik het wel flink moeten inkorten want ik zit nu al aan 450 pagina’s!
niet voor niets zei ik dat ik nu wel eens ‘het echte Afrika’ wilde zien 😉 Zuid Afrika is prachtig, maar zo anders dan Oost Afrika.
Schitterende foto’s trouwens!
Ja Oost Afrika is heel anders dan zuidelijk Afrika. Dat wist ik al, maar toch sta ik er iedere keer van te kijken!
Prachtige natuur: mooie vogels.