Dag 236. Wie riskeert maar liefst 2 verkeersovertredingen voor een waterval? Nou, ik, blijkbaar.
Om een uur of 9 rijd ik het terrein af. Eerst weer door Livingstone, maar dan de afslag naar het westen. Tot aan Kazungula is er veel verkeer. Opmerkelijk veel blanken achter het stuur. Vlak voor Kazungula word ik staande gehouden bij de zoveelste politie checkpoint. De man wil al mijn autopapieren zien, inclusief de carbon tax. Ik laat de man de aantekening in mijn carnet zien over het feit dat ik door een computerstoring de carbon tax nog niet heb kunnen betalen (zie blog van dag 206-210), maar hij is niet overtuigd. Ik heb niet betaald en ben dus in overtreding. Ik had de tax alsnog in Livingstone moeten betalen. Nu krijg ik een boete. Uiteraard ga ik in verweer en uiteindelijk neemt hij me mee naar de ‘chief’. Die zit in zijn auto een lang verhaal te schrijven op een A4-tje en hoort het verhaal van de agent aan zonder op te kijken of te reageren. Wel neemt hij mijn papieren van de agent over als die uitgesproken is, kijkt er vluchtig naar en zegt: ‘You can go.’ Dat laat ik me geen 2x zeggen dus stap ik gauw weer in en rijd weg.
Net voorbij de afslag naar de ferry naar Botswana (waar ik over een paar dagen naartoe ga) gaat het mooie asfalt over in gatenkaas. Een Zwitser die ik op het Zomba plateau (Malawi) had ontmoet had me gewaarschuwd om deze weg niet te nemen, want hij zou over de 200 km de hele dag gedaan hebben vanwege het vreselijk slechte wegdek. Hij vertelde me tevens dat ik er rekening mee moest houden zo’n $400 kwijt te zijn bij de grens naar Zambia. En meer onzinverhalen. Kortom: ik geloofde hem al lang niet meer, maar moet toegeven dat dit stuk weg inderdaad erg slecht is. Sterker nog, ik denk dat dit stuk weg (pakweg 80 km, dus geen 200) tot één van de slechtste asfaltwegen is die ik tot dusver ben tegen gekomen. Zelfs de sporen naast het asfalt zijn erg slecht en dus is het vaak kiezen tussen lood en oud ijzer. Ik heb de hele dag uitgetrokken voor deze rit dus ik neem geen risico en rijd lekker rustig over, om en door het onnoemelijk aantal gaten. Ik heb een muziekje op staan, en geniet tussen de kuilen door van de natuur om me heen en de voetgangers die ik zo nu en dan passeer, want die zwaaien bijna allemaal even vriendelijk. Ander gemotoriseerd verkeer is er bijna niet. Mij hoor je dus niet klagen.
Tot ik een witte Landcruiser pickup nader waar 2 mannen naast staan, Ze wuiven me tot staan want, zo blijkt, de auto schakelt niet meer. Daar ik veel te weinig van de materie af weet kan ik ze daar niet bij helpen. Of ik ze dan even wil slepen tot aan Sesheke. Dat is maar liefst nog 55 km rijden. Daarbij: ik heb nog nooit een auto getrokken, laat staan over zo’n vreselijke weg! Maar natuurlijk laat ik die jongens daar niet staan, dus gaan we aan de slag. De mannen komen met een dun koordje aanzetten. Ik wil het daar best mee proberen, maar ik heb er weinig vertrouwen in. Dat blijkt terecht, want hoewel ik extreem langzaam optrek breekt het koordje al zonder dat hun auto in beweging komt. En dus haal ik mijn kinetisch koord tevoorschijn, een heel dik touw dat inbegrepen was bij de aankoop van mijn auto, maar dat ik nog nooit getest heb. Eigenlijk is een kinetisch koord ook niet bedoeld om mee te slepen, maar om een auto mee te bevrijden uit bijvoorbeeld modder of zand. Maar goed, we proberen het gewoon. Ik moet nog wel even een paar dikke schakels opgraven uit de diepste spelonken van mijn auto, maar dan is het touw snel bevestigd aan beide auto’s. Ik trek weer heel voorzichtig op en dat gaat goed. Zo rijden we een stukje, tot we bij de volgende partij gaten aankomen. Onervaren als ik ben met het trekken van een andere auto weet ik eigenlijk niet goed wat ik moet doen, maar hard remmen lijkt me in elk geval geen goed idee, dus rem ik zachtjes af en hobbel door de gaten om daarna – gewoontegetrouw – weer wat gas te geven. Dat blijkt niet zo slim te zijn, want hun auto rijd nu immers nog door de gaten heen en dus komt er teveel kracht op het touw te staan en… hij breekt.
Terwijl ik nadenk waar ik mijn tweede treklint gelaten heb heeft een van de mannen al een mooie platte knoop in het dikke touw gelegd. Net op dat moment komt er een stadsauto aanrijden. Hij stopt en even later stapt een van de mannen over in die auto en gaat er vandoor. Blijkbaar horen de 2 mannen niet bij elkaar, want hij pakt zijn spullen uit de auto en neemt afscheid van ons beiden. Wij gaan er ook maar weer vandoor. De platte knoop houdt het prima en ik krijg de slag nu goed te pakken. Zo hobbelen we kilometer na kilometer voort in een bijzonder laag tempo tot, hemelzijdank, de weg ineens voorzien is van keurig nieuw asfalt. Het is dan ook vrijwel geheel afgelopen met de gatenkaas en ik kan nu rustig aan tempo opbouwen. Niettemin ga ik niet harder dan 55 km/u, want het touw is door de knoop wel erg kort geworden. Gelukkig is het een erg rustige weg zonder enige afslagen of hoogteverschillen. Ik doe mijn uiterste best om een zo gelijkmatig tempo aan te houden als mogelijk is en dat lukt hierdoor heel aardig.
Met nog maar 12 km te gaan voor Sesheke ben ik mijn zegeningen al aan het tellen, tot we opnieuw bij een checkpoint komen. De agente houdt ons staande en we moeten direct aan de kant. Ik moet me opnieuw melden bij de chief, die opnieuw in zijn auto zit. Anders dan die vorige chief echter, is dat zijn hele houding en blik ‘CORRUPTIE’ uitstralen alsof het op zijn voorhoofd geschreven staat. Hij windt er geen doekjes om: het touw wat ik gebruik om de auto te slepen voldoet niet aan de wettelijke normen en dus ben ik strafbaar en krijg een boete (over het feit dat er een enorme knoop in zit zegt hij niets). ZUCHT Het begint bijna eentonig te worden. Het verschil met de vorige vermeende boete is echter dat ik geen verweer heb. Ik heb immers geen flauw idee wat de Zambiaanse wet in dezen voorschrijft. En dus doe ik een beroep op zijn moraal, want wil hij echt iemand beboeten omdat die een ander uit de brand helpt en hem 50 km (letterlijk) op sleeptouw neemt? Hij antwoord daarop dat hij niet ongevoelig is voor dat argument (‘I understand where you’re coming from’) maar dat het nu eenmaal de wet is. De boete bedraagt 300 ZKW (ca. €30). Op zich geen vreselijk hoog bedrag, maar ik vind het wel vreselijk zonde van het geld, zeker gezien de omstandigheden. Ik zeg de chief dat ik vind dat de man wiens auto ik trek de boete zou moeten betalen. Daar is de chief het direct mee eens en zegt me hem erbij te moeten halen. Op dat moment voel ik al nattigheid, maar heb nog geen idee wat er werkelijk aan de hand is. Ik haal de man erbij en hij is het ook direct eens met de stelling dat hij de boete zou moeten betalen. Niettemin loopt hij (zonder portemonnee) mee naar de chief en gaat een lange, soms heftige discussie met hem aan. Half in het Engels en half in een andere taal. Ik vang dus maar flarden op. Na een minuut of 10 kijken ze me allebei aan en geven aan dat ik bij mijn auto moet wachten. Het is inmiddels al tegen 14 uur en ik heb nog niet geluncht en moet eigenlijk ook flink plassen, maar dit is niet het moment om daar iets aan te doen dus sta ik opnieuw een minuut of 10 in de schaduw van mijn auto te wachten. Dan pakt de man ineens iets uit zijn auto en geeft het aan de chief. Enkele minuten later holt de man naar me toe en zegt haastig dat we er nu vandoor moeten/kunnen. Een beetje verbouwereerd stap ik gauw in en zo zijn we weer op weg. De politie onderneemt niets, dus het zal wel goed zijn. Vlak voor een ‘garage’ (houten hutje met wat gereedschap en banden er omheen) aan het andere eind van Sesheke (na enkele venijnige verkeersdrempels) zet ik de auto’s neer. Dit is waar hij naartoe wil en dus gooi ik het touw en de schakels in de auto. De man is al vanaf het begin tamelijk nors, maar bedankt me netjes en vraagt me hoeveel ik wil hebben voor het slepen. Niets, zeg ik. Daarop verandert zijn houding en schud me de hand met beide handen terwijl hij (in heel slecht Engels) iets brabbelt wat op me overkomt als diepe uitingen van dank, maar het kan ook zijn dat hij probeert om me te bekeren of zo. Hij vraagt me waar ik naartoe ga en na mijn antwoord zegt hij dat hij een bedrijf heeft in de buurt van de waterval en dat hij me zal opzoeken. Voor we afscheid nemen wil ik nog wel van hem weten wat er nou bij die checkpoint gebeurd is. Blijkbaar was zijn oudere broer de chief nog geld schuldig en wilde die laatste er op deze manier een slaatje uit slaan. Hij heeft de chief uiteindelijk de verschuldigde 50 ZKW (€5!) gegeven. Al die ergernis en tijdverspilling voor 5 euro!
Na Sesheke weet ik niet meer wat ik kan verwachten van het wegdek, maar hoop maximaal op een goede grindweg. Die hoop wordt ruimschoots overtroffen, want tot aan mijn bestemming ligt er gloednieuw asfalt! Dat is boffen, want zo kan ik weer een hoop verloren tijd inhalen. Eerst steek ik de machtige Zambezi rivier over en rijd er vervolgens 120 km langs. Anders dan de ruim 200 km hiervoor verloopt dit stuk zonder bijzonderheden, behalve misschien dat ik onderweg nog wat oliebollen koop om al rijdend als lunch op te eten.
Aangekomen bij de toegang tot de Ngonye waterval blijkt er van het stukje in de reisgids niets meer te kloppen. Sindsdien is er een community-gestuurd natuurpark van gemaakt met een leuke receptie (gesponsord door de Nederlandse overheid). Ik betaal in totaal slechts €16 voor kamperen, entree en wat brandhout. Wel wordt me te verstaan gegeven dat ik maar weinig zal kunnen zien van de waterval, aangezien de hevige regens van de afgelopen maanden een wandelpad volledig blank hebben gezet.
De campsite ligt een klein stukje rijden verderop. De attendant (een vriendelijke man die nauwelijks Engels spreekt) haalt hout voor me, laat me het eenvoudige maar niet slechte sanitair zien en geeft me een paar emmers rivierwater. Ook maakt hij vast het vuurtje voor me aan. Daarna wenst hij me een goede nacht en gaat naar huis. Daar zit ik dan, compleet alleen in het bos, met ergens op de achtergrond het geruis van een waterval die ik nog niet gezien heb. Op het vuur braad ik een lap vlees en wat aardappels, wat beide verrassend goed smaakt. Ik hang een lampje aan een tak en ga er onder zitten, waardoor ik buiten blijf zitten tot het brandhout op is en het vuur alleen nog maar gloeit.
Dag 237. Nog voor ik de auto uit ben is de attendant al actief in mijn kampje. Terwijl ik ontbijt gaat hij weer even weg, maar vlak voor ik aan de afwas wil beginnen staat hij en de receptionist weer voor mijn neus. Vanwege hun gebrekkige Engels is er wat verwarring over wie me zo gaat begeleiden, maar beiden blijven in elk geval om me heen hangen, wat weer bijzonder op mijn zenuwen werkt. Uiteindelijk wordt de receptionist weg geroepen, dus is het de attendant die me voor gaat naar de rivier. Vlak achter de bosjes naast de auto blijkt het huisje van de attendant te staan. Al die tijd gisteravond dat ik dacht helemaal alleen te zijn, was hij dus heel dicht bij! Hij laat me trots zijn huisje zien: een houten hutje met een piepklein slaapkamertje, een – laten we zeggen – ‘eenvoudig’ badkamertje en een buitenkeuken. Water moet hij in emmers uit de rivier halen.
Vlak na zijn huisje is nog een tweede campsite. Na een korte wandeling komen we bij een parelwit strand uit waarlangs een woest stromende Zambezi kolkt en bruist. Het zand heeft zo’n kleine korrel dat het eigenlijk poeder te noemen is. Het piept zelfs als je er overheen loopt en ik laat er voetafdrukken op achter die haarscherp zijn. De rotsen die her en der verspreid liggen en waar we aan de overkant van het strand overheen klauteren zijn van een merkwaardig soort. Het lijkt op vulkanisch gesteente, en is heel erg grillig van vorm, maar tegelijkertijd glanst het door eeuwenlange verwering door water. De kleuren zijn die van jaspis: okergeel en en okerrood. Na even klauteren komen we uit bij een scherpe bocht in de rivier. Net als bij de Boiling Pot bij de Victoria watervallen stroomt het water door de impact ook weer terug, waardoor draaikolken ontstaan. Men heeft deze plek dan ook maar dezelfde naam gegeven. Verder kunnen we niet komen, dus blijven we een tijdje staan kijken. Heel in de verte word ik iets gewaar van de Ngonye waterval, maar de attendant bevestigd nog een keer dat we niet dichterbij kunnen komen. Toch vertrouw ik dat niet helemaal, want de receptionist zei gisteren dat er ook nog een uitkijkpunt achter de receptie is en die is een stuk dichterbij de waterval. Hoe dan ook is dit al erg mooi.
Bij de terugtocht tapt hij nog even een emmer water en laat me de sporen van een kleine krokodil in het zand zien. Terug bij de auto geef ik hem een fooi en net als ik de motor start vraagt hij me of ik hem een lift wil geven naar het buurtwinkeltje. Ja hoor, stap maar in. Dat wil zeggen, nadat ik alle troep van de passagiersstoel weer naar achteren gegooid heb. Maar ik wil nog wel eerst even langs de receptie. Daar vraag ik de receptionist naar het tweede uitkijkpunt en hij bevestigd wat ik me van gisteren herinnerde, dus instrueert hij de attendant om mij daar naartoe te brengen. Dat doet hij gedwee en zonder morren. Het is weer een korte wandeling door een erg mooi rotslandschap. Aangekomen bij de rivier zie ik dan toch eindelijk de felbegeerde waterval! Nou ja, op een afstandje dan. Maar dat geeft niet, want ik heb zo ook een prachtig uitzicht. De waterval is slechts ietsje smaller dan de Victoria watervallen maar aanzienlijk minder hoog: slechts enkele meters. Maar het woeste landschap en het volledige ontbreken van enige vorm van toerisme of überhaupt menselijke activiteit (zoals kleding wassende vrouwen, wat je elders in Afrika meestal ziet bij rivieren) maakt dit een fantastisch mooi plekje. En de attendant is het daar blijkbaar roerend mee eens, want hij gaat zonder iets te zeggen op een mooie rotspunt zitten en blijft daar voor zich uit staren. Ik volg zijn voorbeeld en zo zitten we een minuutje of 10 te genieten. Dit soort gidsen mag ik wel!
Vanaf de receptie is het slechts enkele kilometers rijden naar het buurtwinkeltje. Daar neem ik afscheid van de attendant en rijd vervolgens terug de andere kant op, richting Livingstone. Omdat het bezoek aan de waterval eigenlijk veel korter heeft geduurd dan ik had ingecalculeerd is het nog tamelijk vroeg (half 11) en volgens de GPS zou ik om 16 uur al in Livingstone kunnen zijn, maar dat is zonder die vreselijke 80 km gatenkaas gerekend. En dus besluit ik (al rijdend) om vandaag te stoppen in Sesheke. Zo breek ik de lange rit in tweeën en kan ik morgen fris en fruitig (in plaats van moe en stijf) de gatenkaas trotseren.
Wanneer ik langs de ‘garage’ rijd zie ik de witte Landcruiser pickup nog staan. Blijkbaar was het geen makkelijk te verhelpen probleem. Ik overnacht vandaag bij Brenda’s Best Baobab Bar & Lodge. Dat ligt pal aan de rivier met Namibië aan de overkant. Kamperen kost slechts 50 ZKW maar ik ben helaas wel veroordeeld tot de parkeerplaats, vlak naast een flinke baobab. Volgens de reisgids is er een bar rondom ‘de enorme baobab’ gevestigd, maar behalve een vervallen platform duidt niets meer op het bestaan van een bar. Niettemin is de rest van het complex prima onderhouden en wanneer ik even later zit te lunchen komt Brenda herself me even gedag zeggen. Het duurt niet lang voor we overgaan in het Nederlands, want haar man komt uit Deventer en ze hebben samen 8 jaar in Tilburg gewoond. Helaas zit hij daar nu ook weer, dus kan ik hem niet ontmoeten.
De middag besteed ik aan klussen. Allereerst de dieselpomp tussen de 2 tanks. Want die vertoont weer eens kuren. Er rust een vloek op die dieselpompen! Ik tob er alweer een tijdje mee, maar moet er nu echt iets aan doen, want ik heb niet voldoende brandstof in de primaire tank zitten om het te redden naar Livingstone en er is langs de hele weg (in elk geval tot aan de Ngonye waterval) geen tankstation te bekennen. Er zijn wel wat stalletjes met jerrycans maar die vertrouw ik niet en zie ik als een absolute last resort. Na een tijdje klooien en testen kom ik er achter dat de pomp soms wel pompt en soms niet, getuige ook het brede repertoire aan hakkelende geluiden die hij op schijnbaar willekeurige momenten uitstoot. Ik zal wederom op zoek moeten naar een nieuwe pomp. Maar omdat hij zelfs op zijn slechte momenten nog wel wat druppels uitstoot laat ik hem bijna de hele middag aanstaan, zodat de primaire tank nu hopelijk nét genoeg diesel bevat tot aan Livingstone (200 km rijden).
De huishoudaccu’s trekken het al een tijdje niet lang meer op een volle lading dus ben ik steeds vaker afhankelijk van externe stroombronnen. En dus haal ik steeds vaker de acculader (die ik eigenlijk alleen als noodhulp had meegenomen) te voorschijn, wat iedere keer veel tijd kost. Die installeer ik vandaag dus maar permanent. Tot slot vervang ik de verduisteringsfolie op de zijraam van mijn slaapplek. Die was voor vertrek nog spiegelend aan de buitenkant, maar is inmiddels volledig transparant geworden. In Livingstone heb ik nieuwe folie gekocht en met enige moeite en gevloek weet ik het oude folie te verwijderen en het nieuwe er op te plaatsen. Als avondhap warm ik een blikje op en kook wat rijst, onder toezicht van een medewerker die speciaal voor dat doel een kruk tevoorschijn haalt en op een afstandje neerzet.
Dag 238. Kamperen op de parkeerplaats = wakker worden van stemmen naast de auto. Het lijkt zo onvermijdelijk als belastingen, want ook deze ochtend is het weer raak. De poort (op een paar meter afstand) staat open, dus ik zou zo kunnen wegrijden zonder te betalen, maar dat doe ik natuurlijk niet. Niettemin moet ik weer aardig wat moeite doen om iemand te vinden die mijn geld wil aannemen. Voor ik weg ga krijg ik van Brenda nog wat baobabvruchten mee. Nu weet ik ook wat er zo massaal langs de weg verkocht werd bij het Kariba meer, want daar staan erg veel baobabs.
Hobbeldehobbel. Hotsen, schudden, stuiteren. Ja hoor, ik ben weer op het stuk gatenkaas beland. Het is een 80 km lange hindernisbaan, maar stiekem besef ik wel dat ik het zal gaan missen als ik weer terug in Nederland ben. Het checkpoint van gistermiddag is er vandaag niet. Gelukkig maar. Nu ik geen auto aan mijn auto heb hangen kan ik een stuk sneller rijden. Ik ben benieuwd of… en ja hoor, opnieuw staat er een auto langs de weg met mannen die noodlijdend naar me zwaaien. Ik stop dus maar weer. Dit keer is het een hele oude en roestige stadsauto waar blijkbaar 5 man ingepropt hebben gezeten. Inmiddels zijn ze ook omringt door een kordon dorpskinderen die helemaal uit hun dak gaan als deze mzungu stopt en uitstapt. Een lekke band is het probleem. Het gaat echter om een binnenband en daar heb ik geen plakspullen voor (ik heb immer tubeless banden). De chauffeur heeft wel een reservewiel maar die is hier en daar letterlijk tot op de draad versleten en het ventiel is naar binnen geschoten. Met wat pielen weten we die er weer uit te krijgen en ik haal mijn compressor voor de dag. Terwijl die brommend zijn werk doet spreekt een passagier op me in. Hij zegt hoe leuk het wel niet is voor deze kinderen om een blanke te zien. Alsof ik dat nog niet wist… En of ik niet wat geld aan ze wil geven. ‘Dus als ik je goed begrijp vraag je me om geld weg te geven terwijl ik ook al bezig ben om jullie uit de brand te helpen? Vind je dat niet wat ver gaan?’ Nog voor ik dit helemaal heb kunnen uitspreken is de chauffeur zich er al mee gaan bemoeien. Hij is het roerend met me eens. Helaas blijkt de druk in de band niet toe te nemen, oftewel: deze band is ook lek. Ik bied aan dat ik met 1 van de heren en de lekke band terug rijd naar Sesheke (slechts zo’n 10 km terugrijden), maar daar wil de chauffeur niets van weten. Hij bedankt me herhaaldelijk voor mijn tijd en hulp en zegt dat ik kan gaan. Ik herhaal een aantal keer mijn aanbod en probeer nog te achterhalen waarom hij niet op mijn aanbod ingaat, maar kom er niet achter. Er rest me dus weinig anders dan de boel weer in te pakken en er vandoor te gaan.
Mijn voornaamste afleiding tijdens de rit die hierop volgt (ca. 190 km) is de brandstofmeter, want ik maak me nog steeds zorgen of ik het wel ga redden tot Livingstone. Ik zet zo nu en dan de pomp weer even aan, maar zie weinig gebeuren. Toch gebeurt er wel iets, want aan het einde van de rit heb ik nog ruim voldoende diesel over. Onderweg, bij Kazungula, word ik opnieuw staande gehouden. Op de heenweg stond me hier een boete te wachten voor het niet betaald hebben van de carbon tax, maar hoewel ik dezelfde agent tref en hij me herkent, vraagt hij me dit keer alleen om een flesje water. Die kan hij krijgen van me en zodoende ben ik al gauw weer op weg.
Ik ben rond 14 uur in Livingstone en dus maak ik van de gelegenheid gebruik om wat zaken te regelen. Ik doe een paar boodschappen, koop een nieuwe dieselpomp en pin (hopelijk) net genoeg geld om het te redden tot aan Botswana. Daarna rijd ik voorbij de camping en net voorbij de ingang naar de Victoria watervallen, tot aan de grenspost bij Zimbabwe. Uiteraard word ik weer bestookt door fixers en geldwisselaars, maar ik stel ze allemaal teleur. Ik kom hier namelijk alleen om de carbon tax te betalen, zodat ik niet weer discussies krijg bij een checkpoint en zodat ik mogelijk wat tijd bespaar wanneer ik overmorgen naar Botswana ga. Het duurt even voor er iemand bij het loket van customs verschijnt, maar de jongen snapt direct wat ik wil en gaat snel en efficiënt te werk. Zodoende heb ik enkele minuten later mijn betalingsbewijs en keer tevreden om.
Bij de Maramba River Lodge word ik herkent door de portier, die me vriendelijk toezwaait. Ik betaal vast voor 2 nachten en zet de auto op hetzelfde plekje neer als enkele dagen geleden. Alsof ik niet weg geweest ben. Ik ga direct aan de slag met de nieuwe dieselpomp. Het kost wat moeite, moet constant niesen van neerdwarrelende stof en heb weer veel last van duizeligheid, maar het vervangen van de pomp verloopt vlekkeloos. Helaas is mijn probleem niet opgelost want de nieuwe (en overigens veel duurdere) pomp sputtert al net zo veel als de oude! Ook deze pomp maakt verschillende geluiden na installatie, terwijl hij voor installatie netjes 1 geluid produceerde. Belangrijker nog: er komt bijna geen druppel diesel uit. Ik snap er niets van. Ik test de oude pomp nog eens droog. Ja hoor, die doet het nu weer prima! Ik pak een slang en duw die in de secundaire tank. Misschien is die toch echt wel leeg nu. Bah, wat smaakt diesel vies! Maar er komt dus wel diesel uit de slang, dus de tank is niet leeg. Ik snap er niets van… Maar de avond valt, dus ik moet stoppen en eten koken. In elk geval heb ik nu een reservepomp en weet ik dat het mogelijk is om in geval van nood diesel over te hevelen middels een losse slang. Dat is in elk geval iets.
Dag 239. Vervetapen in mijn kampje. Geen ongewoon tafereel, maar wel voor het eerst op deze locatie. Ik haal de katapult dus maar weer tevoorschijn en heb er verder geen last van. Vandaag is weer een klusdag: de was, blog, foto’s, etc. Maar ook probeer ik mijn groothoeklens te repareren. Sinds een paar dagen vertoont die kuren. Ik haal hem voorzichtig uit elkaar, maar, je raad het al, ik krijg hem niet meer in elkaar en ben dus verder van huis. Maar ja, ik had weinig keuze. Als lunch eet ik druiven en probeer het baobabfruit te eten dat ik gisteren van Brenda had gekregen. Naïef als ik ben pak ik een mesje om de vrucht te openen. Hm, die schil is wel erg hard. Ik pak – nog steeds naïef – een kartelmes en begin te zagen. Hm, dat schiet ook niet op. Grof geschut dan maar: ik pak de hamer en sla er op los. Dat werkt, hoewel ik zeker 30x flink moet slaan voordat ik het ding open heb. Binnenin is het een droge bedoening. Blijkbaar is het vruchtvlees meer een soort compacte poeder. Het smaakt zurig en is net zo gortdroog als het er uit ziet. Het smaakt niet onaardig, maar na een tijdje houd ik het wel voor gezien.
Uploaden van filmpjes voor mijn blog duurt weer vreselijk lang en de dag vliegt voorbij. Het is de hele dag bewolkt en miezert af en toe, dus de was droogt ook al niet. Al met al geen enerverende dag. 🙂
Dag 240. Botswana, here I come! Als dat gammele pontje tenminste niet zinkt…
Om een uur of 5 word ik gewekt door regen op het dak. Shit, ik heb nog spullen buiten die daar niet vrolijk van worden, zoals mijn stoel en mijn fouragekist. Ik heb echter geen zin om er uit te gaan en na een tijdje neemt de regen wat af, dus ik vind het best zo. Om ca. 7 uur word ik weer wakker terwijl het vrijwel droog is, maar net als ik alle spullen onder een afdak gezet heb begint het weer flink te regenen. Geen ideale omstandigheden om de boel in te pakken, zeker omdat ik alle kaas en al het vlees nog moet verstoppen. Botswana inkomen betekent namelijk ook controle op vlees- en zuivelproducten, vanwege mond- en klauwzeer. Nu heb ik wel van veel mensen vernomen dat die controle vaak niet gedaan wordt, maar mijn kaas is heilig dus die bescherm ik!
Terwijl ik de poort van de camping uit rijd regent het nog wat harder. De was heb ik maar in een zak gedaan, want die was nog natter dan toen ik het gisteren ophing. In Livingstone neem ik opnieuw de afslag naar het westen en rijd opnieuw de 65 km naar Kazungula. Ditmaal geen checkpoint waar ik aangehouden wordt. Heb ik voor niks die carbon tax betaald…
Kazungula is een typische grensstad, met een gelijknamige tegenhanger aan de overkant van de grens en rivier, in Botswana. Grauw, sfeerloos, chaotisch en barstensvol vrachtwagens. Bij de grens snellen er natuurlijk weer allerlei mannen op me af die me volstrekt zinloze parkeeraanwijzingen geven teneinde mijn aandacht te krijgen, zodat ze wat aan me kunnen verdienen. Eén man in het bijzonder is erg volhardend, maar blijk ik wellicht toch nog nodig te gaan hebben, want als ik eenmaal mijn auto geparkeerd heb is het totaal onduidelijk waar ik moet zijn. Blijkbaar moet ik eerst door het hek (logisch, nietwaar?) en dan via een smal achterafpaadje naar een achteringang van het grenskantoor. Ik vertrouw de man in eerste instantie niet, maar het blijkt te kloppen. De stempel in mijn paspoort en het aftekenen van het carnet gaat bijzonder snel. Daarna begeleidt de man (die zichzelf Jacobus noemt en zegt uit Zuid Afrika te komen) me naar een anoniem kantoortje waar de lokale belasting geheven wordt. Ik betaal dus maar weer 30 ZKW. Daarna neemt Jacobus me mee naar weer een anoniem kantoortje, vlak aan het water. Daar moet ik het ticket voor de veerpont kopen. Dat maakt me weer 150 ZKW lichter, maar ik krijg er dan wel een vodje voor terug die me een plek op de veerpont verleend.
Buiten het kantoortje begint het echte onderhandelen. Ik ben heel erg blij dat ik vooraf al bij verschillende mensen gepolst heb naar deze grensovergang, want daardoor weet ik dat ik aan de overkant direct in Botswaanse pula’s moet betalen, maar dat daar geen bank, wisselkantoor, pinautomaat of zelfs geldwisselaars te vinden zijn. Kortom: ik moet hier in Zambia aan pula’s komen. Dat weten Jacobus en zijn maatje – een geldwisselaar – ook. Ze proberen me echter wijs te maken dat ik 500 pula nodig heb, maar gelukkig weet ik zeker dat ik slechts 270 p nodig heb. Ik moet zelfs even boos worden om ze te laten stoppen me te proberen 500 p aan te smeren. Helaas heb ik niet genoeg Zambiaanse kwachas meer om te wisselen, dus moet ik onderhandelen met dollars. Gek genoeg is de wisselaar daar niet blij mee en ik moet lullen als brugman om niet al te erg opgelicht te worden. Niettemin betaal ik uiteindelijk nog steeds veel te veel: 400 p voor $50 (400 p = ca. $38 waard).
Jacobus wijst me er vervolgens op dat ik mijn carnet aan een man bij de poort moet laten zien, wat ik dan ook maar doe, want het is inmiddels wel duidelijk dat je hier zonder hulp nauwelijks de weg kan vinden. De man bij de poort maakt een praatje met me over voetbal (waar ik geen bal van af weet), maar laat me dan toe de auto via de poort voor het tegenoverliggende verkeer door te laten. Aan ‘mijn’ kant staat een grote stoet vrachtwagens. Eenmaal binnen is er niemand die aanwijzingen geeft en werkelijk overal staan voertuigen geparkeerd en lopen mensen kriskras door elkaar. Ik zet hem dus maar neer achter een andere Landcruiser, vlakbij de oprit voor de pont. Die ligt aangemeerd, maar is al bijna vol. Een enorme vrachtwagen probeert met alle macht om het hoogteverschil tussen de kade en de oprit te overbruggen. In de punt van deze vrij scherpe V ligt water. De Zambezi is blijkbaar erg hoog op dit moment, want de oprit ligt in feite gewoon in de rivier. Dat baart me veel zorgen, want ik weet niet of mijn auto die scherpe knik wel trotseren kan. Terwijl ik geduldig wacht op de terugkeer van de pont komt een man op me af om mijn ticket af te scheuren. Aha! Ik ben dus toch opgemerkt. Ik kijk uit over de brug die men aan het aanleggen is en dit uiterst inefficiënte (en levensgevaarlijke) veerpontsysteem overbodig moet gaan maken. De meeste vrachtwagens moeten hier dagen lang wachten voor ze aan de overkant zijn. Als de veerpont terug is blijkt het een andere te zijn, maar ook deze ziet er uiterst gammel uit. Hij weet echter wel de oprit wat vlakker te krijgen, waar ik erg blij mee ben. Eerst worden een Landrover en een gloednieuwe Landcruiser pickup voorgelaten, maar dan ben ik al aan de beurt! Ik had niet verwacht al zo snel mee te kunnen, gezien alle voertuigen die hier opgesteld staan, maar ik twijfel natuurlijk geen moment en zet de kanarie zo ver mogelijk aan de kant en op een haar na tegen de bumper van de pickup. Naast me neemt opnieuw een enorme vrachtwagen plaats. Het hele ponton schud heen en weer terwijl het rollende gevaarte sissend en grommend tot stilstand komt. Nog geen minuut later beginnen de motoren van de pont te grommen en braken dikke walmen rook uit. We gaan!
Midden op het water bevind ik me op een 4-landenpunt. Achter me ligt uiteraard Zambia en voor me ligt natuurlijk Botswana, maar links ligt Zimbabwe en rechts Namibië. Je kunt deze laatste 2 landen echter niet in vanaf dit punt. Botswana en Zambia delen slechts 750m grens met elkaar; één van de kortste grenzen ter wereld. En dus is er uiteraard precies op die plek een grensovergang gemaakt tussen deze landen. Wie naar Namibië of Zimbabwe wil kan dat elders doen. Midden op het water zie ik ook hoe het water hier en daar over het dek heen stroomt. Het ponton ligt heel erg diep en ik ben er niet helemaal gerust op. Maar jawel jawel, we redden het tot aan de overkant! Opgelucht rijd ik zonder enige moeite de wal op. Dat was 5 jaar geleden met de overlandtruck wel anders. Toen zijn ze een tijdlang aan het stoeien geweest om hem over de knik heen te krijgen.
Een eindje rijden verderop ligt pas de grenspost. Onderweg zie ik wrattenzwijnen langs de weg scharrelen. Ik parkeer de auto en sluit aan in de rij voor de Immigratie. Daar iedereen tegelijkertijd aankwam staat iedereen nu in dezelfde rij. Na een minuutje of 10 is het mijn beurt en krijg ik een stempel in mijn paspoort bijna nog voor ik gedag heb kunnen zeggen! Heerlijk: eindelijk een land zonder visum, zonder gedoe, zonder nutteloze formulieren. Ik verhuis direct naar de balie ernaast, waar de douane zit. Daar wordt het carnet ook weer in mum van tijd afgetekend en word ik doorverwezen naar loket nummer 3 voor de betaling van road tax, road fund en verzekering (de Comesa is vanaf hier niet meer geldig). Ik betaal hier slechts 270 p voor (precies het bedrag waarop ik had gerekend) en sta zo weer buiten met een keurige, geprinte factuur. Die verzekering is trouwens wel erg vaag, want ik krijg er geen voorwaarden bij en heb werkelijk geen flauw benul waar ik zou moeten aankloppen om aanspraak te doen op de verzekering. Maar goed, dat geldt eigenlijk voor zo’n beetje alle Afrikaanse verzekeringen…
Een klein papiertje met een stempel van Immigratie en een van de douane bewijst dat ik klaar ben, en dus rijd ik voorzichtig naar de poort. Een man in uniform spreekt me aan en zegt me dat ik met mijn voeten in een bak moet gaan staan tegen MKZ. Controleren doet hij me niet, maar dat komt wellicht omdat hij bezig is een andere toeristenauto door te spitten. En zo rijd ik Botswana in, mijn tiende Afrikaanse land!
Bij het eerste de beste tankstation laat ik beide tanks tot de nok toe vullen, want tankstations zijn schaars in Botswana en diesel is hier aanzienlijk goedkoper dan in Zambia. Ook boodschappen zijn hier een stuk goedkoper, ontdek ik wanneer ik even verderop bij een gloednieuwe Shoprite naar binnen ga. Daarentegen is mobiel internet weer schreeuwend duur. Betaalde ik in Zambia €20 voor 3GB, hier betaal ik €38 voor 2GB! Bij het tankstation koop ik als lunch ook iets wat op een saucijzenbroodje lijkt. Daarna doe ik dus boodschappen en plunder een pinautomaat. Overal zie ik wrattenzwijnen scharrelen als straathonden en rennen bavianen met veel kabaal over het golfplaten dak van het winkelcentrum.
Op naar de Chobe Safari Lodge, waar ik wil overnachten. Daar heerst een enorme drukte. Busladingen Aziaten en talloze overlandauto’s. Bij de receptie moet ik geruime tijd op mijn beurt wachten en helaas zijn mijn voorgangers er net met het laatste kampeerplekje vandoor gegaan. Voor het eerst deze reis ben ik op een camping terecht gekomen die vol is! Geeft niets, er zijn genoeg alternatieven. Ik rijd dus weer een kilometer of 10 terug naar de Kubu River Lodge, waar ik nog wel een plekje kan krijgen, hoewel ik er na 2 nachten waarschijnlijk wel uit moet vanwege een reservering. Maar dat zien we dan wel weer. Het is een mooie plek in oorspronkelijk rivierbos, in de buurt van de Chobe rivier. De faciliteiten zijn prima en overal lopen nyala’s rond alsof het niks is, maar het (goed verborgen) zwembad ziet er meer uit als een drinkplaats voor dieren en de kampeerplekjes zijn nogal klein en staan dicht op elkaar. Daar staat tegenover dat ik vrij snel aanspraak heb bij mijn Duitse buren, die me wat waardevolle informatie geven over de wegcondities en Etosha NP in Namibië.
Ondanks de nabijheid van de rivier hoor ik ‘s avonds niet het vertrouwde gelach en gebrul van nijlpaarden, maar het geluid van auto’s, muziek en blaffende honden. Het miezert af en toe, maar regenen doet het gelukkig al niet meer sinds ik aankwam in Kazungula. De weersverwachting voor morgen (wanneer ik wil gaan gamedriven in Chobe Waterfront NP) is echter bedroevend.
Apen en politiemannen lopen als een rode draad door je avonturen heen Bjorn. Grappig om te lezen, maar voor jou wat minder denk ik zo. Ben benieuwd of je het probleem met de dieselpomp al hebt kunnen oplossen.
Ja, beide lastpakken blijven me achtervolgen! En dan wist je nog niet eens dat ik in Botswana een snelheidsbekeuring heb gehad. 😀
Wat betreft de dieselpomp: die doet het weer!
Hey Bjorn,
Weer genoten van je verhaal.
Wat een geweldige verhalen Bjorn, we lezen ze altijd met veel plezier en
vonden het dus weer leuk iets van je te horen.
Ook mooie foto’s en filmpjes, zo zijn we er ook een beetje bij.
Nog veel reisplezier gewenst en een hartelijke groet uit Capelle a/d IJssel.
He wat leuk om van jullie te horen. Waardeer ik enorm! En bedankt voor de complimenten natuurlijk!