Dag 231. Dit is een voortzetting van de vorige dag. Ook vandaag ben ik vooral aan het relaxen. Nu het paasweekend voor de deur staat (het is Goede Vrijdag vandaag) sijpelen langzaam de eerste weekendgasten binnen. Bij aankomst was me al verteld dat ze een volle bak verwachten dit lange weekend. Alles is volgeboekt. Af en toe klinkt er luide muziek en voor een tijdje parkeert iemand zijn auto vlak naast de mijne (ook al is er een zee van ruimte om te parkeren) maar verder heb ik er niet veel last van. Ik doe vandaag iets wat me misschien wel nooit eerder gelukt is: ik lees in 1 dag een heel boek uit. Toegegeven, dat is op zichzelf natuurlijk geen prestatie, maar ik heb er nooit tijd voor of ik val normaal gesproken na een paar bladzijdes in slaap.
Ook deze avond kook ik op een vuurtje. Zoals gezegd is het vreselijk warm hier. Vandaag des te meer, want er staat echt geen zuchtje wind. Ook ‘s avonds is het niet te harden. De combinatie van straaltjes zweet en de zanderige bodem zorgt ervoor dat ik aan het einde van de dag heel erg vies ben, ook al heb ik niets gedaan. Gelukkig heb ik een lekkere douche… of niet? Aan het einde van de avond loop ik naar het huisje waar ik de vorige avonden gedoucht heb, maar daar zitten nu andere mensen in! Ik loop dus maar naar de campingdouches. Dan maar een koude douche… of niet? De herendoucheruimte bevatte ooit 2 douches (zonder afscheiding er tussen overigens), maar nu kan ik slechts kiezen tussen een voetenkraan waar bloedheet water uit komt of een douche waar welgeteld 2 haardunne straaltjes koud water uitkomen; nauwelijks genoeg om nat te worden, laat staan om mee te wassen. Met heel veel moeite weet ik het ergste vuil van me af te spoelen. Ik moet het er maar mee doen.
Nog geen 5 minuten nadat ik in slaaphouding ben gekropen steekt er ineens een harde wind op. Als vanuit het niets! Ik had eerder die avond wel gezien dat er aan de overkant van het meer, in Zimbabwe, een onweersbui overtrok, wat prachtige plaatjes opleverde, maar blijkbaar komt die bui deze kant op. Nou… niet helemaal. Van onweer merk ik de hele nacht niets, maar van wind des te meer! Er steekt een ware storm op. Bezorgd om mijn bustent en de spullen die ik buiten heb gelaten schijn ik met zaklamp door de achterdeur naar buiten. Yep, stront aan de knikker. De bustent is ingestort en wordt door de wind tegen de auto geblazen. Het kost me dan ook grote moeite om de auto uit te komen. Gelukkig regent het niet en koelt de harde wind me een klein beetje af. Ik laat de tent gecontroleerd verder instorten, vouw er zoveel mogelijk van naar binnen en dek het zaakje af met de campingstoel en de tafel. Ziezo, dat moet de nacht wel doorstaan. Terug in bed wiegt de auto bij elke windvlaag opgewonden heen en weer, maar daar heb ik geen last van.
Dag 232. Ik slaap als een roosje, ondanks (of dankzij) de wind. Gelukkig heeft het niet geregend, dus tref ik mijn hoopje tent met tafel erop in dezelfde staat aan als waarin ik hem gisteravond achter gelaten heb. Ik wil vandaag weer verder reizen en nu het zo bewolkt is komt dat mooi uit. Als het minuten voor vertrek ook nog begint te regenen ben ik al helemaal blij met deze beslissing. Maar zover is het nog niet, want er is geen water. Toevallig is mijn dakpijp leeg en als ik een emmer water wil halen om hem bij te vullen blijkt er niets uit de kraan te komen. Bij de receptie vertelt men me dat de pomp die normaal gesproken in het meer ligt en in alle waterbehoeftes voorziet door de storm het land op is geblazen en kapot is gegaan. Er wordt me desalniettemin een emmer water beloofd, maar die krijg ik pas na heel lang wachten. Uiteindelijk ben ik pas om 10 uur weg.
De eerste 10 km van de rit zijn heerlijk. Het regent licht, maar de weg is droog en zanderig en gaat door een prachtig landschap met overal grote baobab bomen. Aangekomen op het asfalt is het een rechttoe-rechtaan rit tot aan de afslag naar Livingstone (rechtdoor gaat naar Lusaka). Daar sla ik wat mooie groente in bij een lokaal marktje en neem dan de afslag. De weg is geasfalteerd, maar in erg slechte staat. Er is redelijk veel verkeer. Iedereen manoeuvreert zich om en door de vele gaten in de weg. Het regent zo nu en dan ook flink. Oppassen geblazen dus! Op een weinig idyllische plek, maar wel tussen de buien door stop ik voor een lunchpauze en leg daarna het laatste stuk af naar The Mooring Farm & Campsite. De naam zegt het al: het is een boerderij met een camping, hoewel ik van de boerderij niets zie omdat die een kilometer verderop ligt. Bij het nemen van de afslag kom ik direct bij een slagboom waar een oud, tandeloos mannetje naar me toe komt met een registerboek. Terwijl ik dat invul besproeit hij de wielen van de auto met een of ander goedje. Ik vergeet te vragen waar dat goed voor is, maar het zal vast met ziektekiemen te maken hebben.
De recensies op iOverlander van deze camping zijn niet heel erg lovend, maar bij aankomst heb ik er direct een goed gevoel bij. Goed, je kan de weg in de verte horen, maar verder hoor je alleen maar heel veel soorten vogels. Kamperen gaat op een groot grasveld met grote bomen en alle faciliteiten die je maar nodig hebt. Het regent nog licht en is een stuk frisser dan bij het meer. Nog voor ik gesetteld ben is het droog. Niettemin kook ik op de tafel onder het muurloze hutje naast de auto. Daar blijft het de hele avond opmerkelijk zacht, terwijl het ‘buiten’ zo koud is dat ik m’n eigen adem kan zien. Na het eten profiteer ik van het comfort om een film te kijken. De laptop op tafel en alle nachtvlinders bij de lamp aan het dak i.p.v. bij mij. Behalve nachtvlinders krijg ik ook bezoek van maar liefst 3 hele grote, harige spinnen die (bij nadere inspectie na het doodslaan) 10 poten lijken te hebben en hele grote kaken. Brrrrrrr. Mijn ‘afkeer’ tegen spinnen is deze reis behoorlijk afgenomen, maar als zo’n harig monster op me af komt stormen dan krijgt ie toch echt een slipper op z’n kop!
Dag 233. Hoe een weinig bijzondere dag toch nog bijzonder kan zijn…
In tegenstelling tot de nachten aan het Kariba meer is het hier heerlijk koel (graadje of 22) en dus slaap ik als een roosje. Buiten is het net fris genoeg om nog aangenaam te zijn. Enige nadeel hordes agressieve mieren! Tot dusver heb ik in Zambia opvallend weinig last gehad van mieren. In bijna alle landen moest ik ze met alle mogelijke moeite uit mijn auto en mijn fouragekist zien te weren en ik heb zelfs een keer een nest in mijn portier gehad! Maar in Zambia waren het (tot vandaag) bescheiden beestjes. Ik zag ze wel eens lopen, maar zelden of nooit op plekken waar ik ze niet duld. Vanmorgen is het iets anders… In een omtrek van zo’n 2 meter rondom de kraan ziet de grond zwart van de mieren. In allerlei maten. Wanneer ik desondanks toch probeer om wat water te tappen word ik onmiddellijk aangevallen. Overal in mijn voeten en benen word ik gebeten en ik vind ze zelfs in mijn hemd! In het open hutje is het wat beter, maar als ik even later zit te eten en opnieuw een beet door mijn sok voel, blijken er weer een heel stel mieren op m’n benen te zitten. Mijn levensmiddelen laten ze links liggen; ze zijn op mij uit! Dat feestje gaat zo door tot ik alles ingepakt heb en me uit de voeten maak.
De rit van vandaag is mega-simpel: alsmaar rechtdoor. Een kleine 300 km rijden over de zelfde weg, tot aan de stad Livingstone. Genoemd naar… nou ja, je weet wel. Onderweg, in Choma (spreekt uit ‘tsjoomaa’) doe ik nog wat boodschapjes bij de Spar. Moest ik vroeger soms mijn reis plannen rondom een bezoek aan een zeldzame supermarkt, hier in Zambia heeft bijna iedere stad wel een Spar en/of Shoprite. Niet dat er veel steden zijn in Zambia, maar hier in het zuiden toch meer dan elders. Tijdens deze weinig enerverende rit (door een mooi groen maar enigszins eentonig landschap) zet ik wat muziek op. Dat doe ik niet vaak. Meestal alleen als ik dreig achter het stuur in slaap te vallen. Maar soms, zoals nu, gewoon omdat ik er zin in heb. Ik blader door de mp3’s op het usb stickje en kom de 2 themanummers van deze reis tegen. Die heb ik al een hele tijd niet meer beluisterd. Ik zet ze op en voel meteen weer de energie en het avontuurlijke gevoel in me opzwellen die ik altijd voel als ik deze nummers luister. Maar omdat het zo lang geleden is (zeker een maand denk ik) en omdat ik vandaag naar Livingstone ga, waar ik na zo’n 5 maanden weer op enigszins bekend terrein ga komen en waar ik 5 jaar geleden één van mijn mooiste reismomenten ooit had, voelt het extra krachtig. Ineens besef ik weer waar ik mee bezig ben en schieten er allerlei herinneringen door me heen van de afgelopen 8 maanden. Ook besef ik weer eens dat, ondanks het feit dat ik vanaf nu op een aantal bekende plekken zal komen en ondanks het feit dat ik nog maar zo’n 4 maanden heb voor ik weer naar huis ga, ik nog heel veel prachtige plekken te bezoeken heb en er nog vele avonturen voor me kunnen liggen. En dat alles stemt me bijzonder positief. Om het in een eerder gebruikte term uit te drukken: een joekel van een geluksmomentje! Die arme Zambianen langs de weg zullen nog lang napraten over die gekke blanke in zijn gele auto die juichend langs reed.
Livingstone zelf is een voor Afrikaanse begrippen heel aardig stadje. Best gezellig zelfs. Maar herkennen doe ik het niet. Wel herken ik op een bord de naam van de lodge waar ik 5 jaar geleden de eerste nacht in zuidelijk Afrika verbleef. Ik rijd echter door naar de Maramba River Lodge, een hele grote bedoening! Lodge, glamping en camping met zwembad, bar met uitzicht over de rivier en meer blanke toeristen dan ik in heel Sudan, Ethiopië en Uganda bij elkaar heb gezien!
Ik ben redelijk vroeg en kan dus het met afstand mooiste kampeerplekje nemen. ‘s Avonds kook ik op de braai een heerlijke butternut (flespompoen) en aardappel uit het vuur en geroosterde worstjes. In het water plonzen de nijlpaarden en overal klinkt het oorverdovende geluid van krekels. Ik heb weer geen klagen…
Dag 234. Doorweekt en zeiknat van top tot teen. He-le-maal doorweekt. Zelfs het diepste plekje in mijn rugtas is nat. Ik heb absoluut NIETS meer om mijn bril of cameralenzen mee af te drogen, want zelfs het cameradoekje is drijfnat. Maar wat ontzettend gaaf om weer bij de Victoriawatervallen te zijn!!!
Het is echt niet zo dat ik op andere dagen geen zin heb om op te staan. Hoe zou dat ook mogelijk kunnen zijn op zo’n fantastische reis? Maar vandaag heb ik wel heel erg veel zin om mijn autobed uit te klimmen. Ik laat zoveel mogelijk spullen achter op de camping om mijn mooie plekje niet kwijt te raken (de meeste plekken zijn verwaarloosd) en rijd om half 9 de poort uit. Het is slechts een paar kilometer rijden naar de watervallen. Toch is het een gevaarlijk stukje weg, want recentelijk zijn Zwitserse overlanders overvallen toen ze onderweg stopten voor een foto en er gaan meer van dat soort verhalen de ronde. Opmerkelijk dat de politie hier niets aan doet.
Hoe dan ook: na een paar minuten rijden (wandelen of zelfs fietsen is immers af te raden) zet ik de auto neer bij de ingang van het park. Ik herken helemaal niets. Als ik later foto’s vergelijk dan blijkt dat ze in 5 jaar tijd erg veel veranderd hebben en, mijns inziens, flink verbetert. Entree kost voor mij $20. De auto staat gratis en veilig geparkeerd voor een hele reeks winkeltjes en cafetaria (en een gesloten museumpje). Om een of andere reden mag je het park maar 1x in met het ticket, maar gelukkig heb ik alles bij me. Dat wil zeggen: behalve de GoPro dan, die ik erg goed had kunnen gebruiken in de nattigheid van de watervallen. Binnen in het park herken ik het wel, hoewel er overal nieuwe borden zijn geplaatst met informatie en aanwijzingen. Uitstekende verbetering, maar jammer van de enorme taalfouten. 😉
Op naar belangrijkere zaken. Ik weet nog van de vorige keer dat de watervallen aan de Zambiaanse zijde het mooist zijn in de ochtend, omdat de zon dan op de juiste positie staat voor regenbogen. En dus loop ik direct het pad op naar de watervallen. Al gauw kom ik bij uitkijkpunten waar de grond nat is. Het gebulder van meer dan 8 miljoen liter(!) water per seconde dat na een val van zo’n 100 meter op de rotsbodem knalt is oorverdovend. De watervallen (in dit seizoen eigenlijk nog maar één gigantische waterval van maar liefst 1,7 km breed!) tref ik op hun hoogtepunt. Dat wil zeggen, de Zambezi rivier die hier naar beneden stort, is nu, aan het einde van het regenseizoen, op zijn hoogst en dus valt er een onvoorstelbare hoeveelheid water naar beneden. Aan het einde van het droge seizoen is er van de watervallen niet veel over. Een beetje aan de zijrand van de bizarre rotsspleet waarin het water neerstort is er nog wel wat te zien van de waterval en direct krijg ik een grote glimlach op mijn gezicht. Wat gaaf om hier weer te zijn!
Ik ben bepaalt niet de enige die hier is. Op sommige plekken kun je over de hoofden lopen. Ik heb sinds Athene niet meer zoveel toeristen tegelijk gezien! Over het algemeen zit de stemming er gelukkig goed in. Zo heb ik een leuk praatje met een Indiase moslima die hier een keer eerder geweest is, toen de watervallen op hun droogst waren. Een totaal andere belevenis, zegt ze. Het regenponcho-verhuurpunt is strategisch geplaatst, want enkele tientallen meters verder is er al geen ontkomen meer aan: nattigheid! Het maakt niet uit waar je staat, want zelfs onder de bomen en planten druppelt het flink. Maar natuurlijk sta je op de uitkijkpunten het minst veilig voor het vocht. Op veel van die plekken liggen grote plassen water of stroomt het met grote hoeveelheden tegelijk terug de afgrond in. Van de watervallen – aan de overkant van de afgrond – is hier niets meer te zien. Het enige wat je ziet is een volkomen witte wereld. Wit van de nevel die je in mum van tijd doorweekt. Het regent van boven, links, rechts, van voren en van onderen. Hoewel ik dus mijn GoPro vergeet mee te nemen (die is waterdicht), kan ik toch nog wat vastleggen, omdat de regenhoes voor mijn gewone camera heel aardig werkt. Sterker nog: die werkt beter dan mijn poncho! Mijn regenponcho heb ik al zo’n 20 jaar en blijkbaar heeft hij de geest gegeven, want het duurt niet lang voor ik er achter kom dat hij alles behalve waterdicht is! Alles, maar dan ook alles wordt nat…, behalve de camera dus.
Sinds 5 jaar geleden heeft alles ineens een naam gekregen. Zo is de brug die je naar een rotspunt brengt Knife Edge Bridge gedoopt. Vijf jaar geleden zag ik hier een vrijwel ronde regenboog toen ik de brug overstak, maar nu is er zoveel nevel dat je op sommige plekken helemaal niets meer ziet. Na enkele seconden op de brug word je zo hevig bestookt met water dat niemand het meer droog houdt. Er land zoveel water op de brug dat het een waterval op zichzelf is geworden. Dat geldt overigens ook voor de rotswand waarvandaan we de waterval bekijken. Er wordt zoveel water de rotswand opgestuwd dat ook hier talloze kleine watervallen te zien zijn. Dit water is dus in korte tijd 2 watervallen afgegaan, dezelfde afgrond in.
Niemand blijft onaangedaan bij de wandeling over de brug, want het is een ware sensatie. Je hebt het gevoel dat je onder de waterval staat en dat scheelt eigenlijk ook niet veel. Daar komt bij dat je door de watermassa de overkant van de brug vaak niet eens kan zien, wat het een bijna spookachtige sfeer geeft. Op de rotspunt zijn nog verscheidene uitkijkpunten gemaakt, maar behalve heel erg nat worden is daar niet veel aan op dit moment. Behalve de achterste, want daar heb je (soms) uitzicht op de Zimbabwaanse kant van de watervallen en op de beroemde brug die beide landen met elkaar verbind en waar menig gek met een elastiek aan de benen van af springt. Over dit hele plaatje heen is een hele felle dubbele regenboog te zien. Dit is dan ook bij uitstek selfie-territorium. Zelf maak ik me er ook schuldig aan, en er is zelfs een vriendelijke Indiër die aanbied een foto van me te maken met mijn camera.
Op het slechts denkbare moment is de accu van mijn camera leeg. De tweede accu zit diep weggestopt onder (inmiddels) 3 lagen regenkleding en -hoezen en er is nergens een droog plekje te vinden om de accu te wisselen. Niettemin krijg ik het – met wat moeite – toch voor elkaar. Hopelijk zijn de opnamen enigszins gelukt, want door de camerazak die het water buiten moet houden is kan ik het display niet zien en de lens is continue bedekt met druppels. Alleen al gewoon kijken is op sommige plekken erg lastig, want het water sproeit van alle kanten in je ogen, zodat zelfs een hoofddeksel niet veel helpt. Een overweldigende en geweldige ervaring!
Terug op het droge (dat wil zeggen op voldoende afstand van de waterval) doe ik alle regenhoezen en -kleding uit en hang het te drogen aan mijn rugtas. Dan begin ik aan de afdaling naar de zgn. Boiling Pot, een knik in de rivier na de waterval. Gezien het hoogteverschil betekent dit ca. 100 m dalen over een leuk kronkelpad met veel provisorische traptreden. Tegen het einde steek je ook wat bruggetjes over (die 5 jaar geleden nog geen reling hadden) en de hele tijd loop je door een regenwoud in de meest klassieke betekenis van het woord: palmen, lianen, exotische bloemen en een troep bavianen om het af te maken. Was het niet voor de grote hoeveelheid mensen die van het pad gebruikt maakt dan zou het een idyllische wandeling zijn. Maar ook hier is de sfeer prima en veel klimmende mensen geven aan de afdalende mensen aan hoever ze nog moeten. Ook als ik halverwege op een bankje plaatsneem om mijn sokken uit te wringen en wat te lunchen heb ik direct aanspraak. Ook breng ik bij het plaatsnemen onbedoeld een rotsblok in beweging, die een stuk over het pad naar beneden dondert en op een haar na een toerist raakt. Oeps…
Beneden aan het einde van het pad is het een enorme drukte. Een grote groep Afrikanen speelt – tegen alle waarschuwingen in – in het bruisende en woest stromende water. Een werkelijk levensgevaarlijk spelletje waar ze zich nochtans prima mee blijken te vermaken. Vijf jaar geleden kon ik hier nog een stuk over rotsen klauteren om de waterval om het hoekje te kunnen zien, maar nu staat het water zo hoog dat het tot aan de bosrand reikt. Het water stroomt hier zo hard vanaf de waterval tegen de bocht aan dat een groot deel ervan terug stroomt, wat een enorme draaikolk creëert. Vandaar de naam Boiling Pot. Ik vind een relatief rustig plekje waar ik een tijdje blijf genieten en opdroog in het zonnetje. Daarna aanvaard ik de terugweg. Om een of andere reden heb ik de hele dag al veel pijn aan mijn voeten en mijn conditie is nog altijd niet best maar desondanks valt de beklimming me erg mee.
Daarna loop ik de ‘Photographic trail’. Daar was ik 5 jaar geleden ook al even in gelopen maar toen had ik slecht 15 minuten de tijd en moest dus al gauw omkeren. Nu heb ik alle tijd van de wereld (waarom deed ik deze overlandreis ook alweer? 😉 en loop dus rustig het pad uit. Aan de ene kant een hoog hek met er achter de grenspost naar Zimbabwe en aan de andere kant de afgrond met fabuleuze uitzichten over de enorme ravijn, de waterval, de brug naar Zimbabwe en de brug naar de rotspunt. Op de terugweg moet ik langs een troep bavianen die zich op het pad geïnstalleerd heeft. Ze kijken me nieuwsgierig aan, maar doen niets. Wel ben ik blij dat ik vlak ervoor de schillen van mijn appels heb kunnen weggooien.
Het laatste pad is ‘upstream’ zoals ze het noemen. Het loopt langs de rand van de waterval en biedt een uitzicht op de Zambezi rivier vlak voor die de afgrond in stort. Ook die heb ik 5 jaar geleden niet kunnen zien vanwege tijdgebrek. Daarna is het tijd om te gaan. Maar niet voordat ik nog even een foto maak van het (onbedoeld) bijna cartooneske beeld van Livingstone dat hier in 2005 is neergezet, en nog heel eventjes de natte kant van de waterval bekijk. Nu het later op de dag is en dus warmer verdampt er meer nevel en kun je dus ietsje meer van de waterval zien.
Terug bij de auto probeer ik het museumpje nogmaals te bezoeken maar de deur is nog steeds dicht. En dus vertrek ik maar. Een minuut of 10 later ben ik weer terug op mijn mooie plekje aan het water. Voordat ik mezelf trakteer op een koud drankje hang ik eerst alle natte spullen te drogen, inclusief mijn vaccinatieboekje en autopapieren. Ontzettend moe (van emoties, lopen met natte kleding en lopen met pijnlijke voeten) plof ik in mijn stoel en geniet eventjes na. Daarna moet ik weer gauw aan de slag want het wordt alweer donker en ik moet nog koken. Het brandhout is waardeloos dus na meer dan een uur geef ik het op en kook alsnog op mijn kookstel.
Dag 235. Niet lang nadat ik in slaap val word ik gewekt door een raar, repeterende deuntje. Het komt van heel vlakbij, maar ik herken het niet. Met mijn slaperige kop duurt het even voor ik er achter kom: de telefoon met mijn Nederlandse sim kaart zat ook in de nat geworden tas en is op de een of andere manier aangegaan en vervolgens kuren gaan vertonen. Ik vis hem op, verwijder de accu en draai me gauw weer om. Ongewoon laat, zo rond half 8 word ik wakker.
‘s Ochtends ruim ik de troep van gisteren op, lees nog wat in over Botswana (het volgende land) en schrijf nog wat aan mijn verslag. Tegen het einde van de ochtend rijd ik naar Livingstone, waar ik eerst het kantoor van de Immigratie opzoek. Dat staat zeer duidelijk aangegeven en ik word direct geholpen. Het plan is om morgen naar de Ngonye waterval te rijden. Omdat mijn visum de 23e verloopt ben ik – als alles goed gaat – net op tijd de grens over, maar het wordt wel wat krap en gelukkig kun je hier gratis je visum verlengen. Dat gaat werkelijk extreem simpel. Ik geef de dame mijn paspoort, ze zet een stempel, krabbelt er een nieuwe datum bij en klaar! Enkele minuten later sta ik weer buiten met 30 extra dagen op zak. Daar kunnen heel wat landen nog iets van leren!
De volgende stop is de Mukuni Market, waar ik volgens mijn reisgids ‘hassle free’ souvenirs kan kopen. Dat laatste klopt, dat eerste niet, want in elk van de ca. 20 stalletjes moet ik weer een hand schudden, vertellen hoe het met me gaat, vertellen wat mijn naam is, waar ik vandaan komt, dat ik Arjen Robben niet persoonlijk ken, enzovoort. Eentje vraagt me zelfs of ik koning Willem Alexander de groeten van hem wil doen! Bij alles wat ik aanraak begint men direct te onderhandelen. Allemaal hebben ze een ‘good price’ of ‘special price‘ en allemaal hebben ze hun spulletjes zelf gemaakt (terwijl ze grotendeels exact dezelfde spullen verkopen). Kortom: net zo ‘hassle free’ als in de Khan el Khalili in Cairo! (Totaal niet dus) Gelukkig heb ik heel wat onderhandel-ervaring dankzij mijn vele reizen in Egypte, dus weet ik de soms absurd hoge vraagprijzen enorm te reduceren. Een verkoper is er blijkbaar zo van onder de indruk dat hij me serieus vraagt hem de kunst van het onderhandelen te leren. Dat is eigenlijk vrij simpel: je moet het product gewoon niet te graag willen hebben en er een lage maar redelijke prijs voor in je hoofd nemen en daar niet of nauwelijks boven gaan zitten.
Na het laatste stalletje ben ik zo moe van het handjes schudden en herhaaldelijk dezelfde vragen beantwoorden dat ik eerst maar even ergens wat ga lunchen. Daarna loop ik nog wat door het stadje, koop wat praktische zaken en doe een paar boodschappen. In de tweede helft van de middag rijd ik weer naar de camping. Bij de receptie betaal ik vast mijn rekening en informeer naar de toestand van de weg naar de Ngonye waterval waar ik morgen naartoe wil. Volgens 2 mannen is de weg tot aan Kazungula (de grensplaats naar Botswana) prima, maar wordt het daarna tot aan Sesheke erg slecht. Er ligt asfalt, maar alleen tussen de gaten. Vanaf Sesheke weet men het niet. Nou ja, dat zien we dan morgen wel.
Bijna de hele dag door, maar vooral ‘s ochtends en in de namiddag hoor je helikopters, vliegtuigjes en ander luchtvaartuigen. Er zijn periodes waarbij je ze zelfs minuten lang continue hoort over komen. Allemaal vol toeristen die de watervallen van boven bekijken. Dat heb ik 5 jaar geleden ook gedaan in een helikopter. Erg gaaf, maar ook erg duur. Ik ben blij dat het ik toen al gedaan heb, zodat ik het dit keer niet hoef te missen. Ook ben ik blij dat ik destijds de Zimbabwaanse kant van de watervallen gezien heb, want dat is nu (voor mij althans) onbetaalbaar geworden. Een bezoekje (hoe kort dan ook) kost zeker $100 aan visa en entree).
Ik heb weer erg genoten van je verhaal Bjorn! Het lijkt net of ik zelf er ook bij was!
lekker leesvoer als je zelf net zeiknat geregend bent tijdens een wandeling! spectaculair daar!
Wat een prachtig verslag Bjorn. zo frappant dat je drijfnat werd met al je hebben en houden terwijl er enkele dagen daarvoor geen water was om te douchen. Het geluid van de waterval is toch enorm, spectaculair. Frits en ik hebben genoten van de beelden.
En nog iets;je was haast niet te herkennen op de foto..enkele kilo’s kwijt?
We zijn in elk geval heel trots op je en wensen je nog hele mooie maanden toe, zodat ook wij van alle nog te verwachten reisverslagen mogen genieten. Heel veel succes….en blijf voorzichtig.
Bedankt Anita! Wat betreft de kilo’s: ik heb geen weegschaal, maar ik denk niet dat ik erg verschil met toen ik nog thuis was. 🙂
Wat een prachtig verhaal van de Victoriawatervallen!
Wij gaan er zelf in september ook heen, dus je snapt dat wij het geweldig vonden om dit alvast te zien.
In het echt is het natuurlijk nog mooier!
Ja, dan is het zeker leuk m alvast een voorproefje te krijgen! Ik weet zeker dat jullie enorm van de watervallen zullen genieten!