Dag 181-185 (23-27 feb.): Een waterval aan het einde van de wereld, dieselblunderen, bandieten en nijlpaarden

Dag 181. Ik vertrek pas om 10 uur, want het afscheid van de Noren duurt vrij lang. Dat komt niet best uit, want ik heb een hele lange rit voor de boeg. Eerst rijd ik 100 km over asfalt, tot ik weer op de onverharde B8 uitkom. Onderweg kom ik geen tankstations tegen; mijn tank is niet bepaald vol meer. Ik heb niet genoeg om mijn bestemming voor vandaag te bereiken, maar vertrouw er op dat ik onderweg nog wel wat tegen kom. In het moderne Afrika heb je immers om de zoveel km wel een tankstation (of ‘Filling Station’ zoals het hier noemen). In een dorpje voor einde van het asfalt zie ik wel een winkeltje met diesel in vaten, maar als het even kan doe ik dat liever niet, want het is vaak erg duur en onbetrouwbaar (water, zand, etc.).

Na ca. 30 km rijden over een vrijwel verlaten weg (op een stuk na waar men volop aan de weg aan het werken is) kom ik een politie checkpoint tegen, die ze zojuist voor mijn neus hebben opgesteld. De politieman (de enige die Engels kan) doet erg gewichtig en komt op mij wat onbetrouwbaar over. Tanzaniaanse politie staat immers berucht om haar corrupte agenten. Hij waarschuwt me voor bandieten langs het komende stuk weg. De onveiligheid is groot, zegt hij, daarom staan ze hier. Nadat ik hem desgevraagd mijn paspoort heb laten zien wil hij me desalniettemin laten gaan en adviseert me om door te rijden, maar dan vraag ik hem of er verderop diesel te krijgen is. Na veel discussie met zijn collegae zegt hij dat er niets verkrijgbaar is tot Mpanda, maar dat is voor mij te ver (nog 160 km). Dus rijd ik noodgedwongen de 30 km terug naar het dorp. Daar koop ik voor een hoge prijs (ca. 92 eurocent per liter) 40 liter diesel uit vaten en rijd weer terug naar het zuiden. Bij het stuk waar men aan de weg werkt liggen inmiddels grote bergen zand midden op de weg en is een grote grondverschuiver bezig om deze glad te strijken. Niemand waarschuwt me hiervoor (normaal staat er iemand met een rood of groen vlaggetje te zwaaien) dus zie ik te laat dat ik er niet zonder meer langs kan. Ik moet de auto helemaal de greppel in sturen om de grondverschuiver te ontwijken. De auto staat ca. 25gr schuin! (Houdt in gedachte dat de auto bij ca. 30gr omvalt.) Het kost me moeite om er uit te komen en kom op een gegeven moment half op de weg te staan met de achterkant in de aarde wal aan de zijkant van de greppel. Ik hoor een luid gesis en begin direct te vloeken, want mijn eerste gedachte is: lekke band! Gelukkig blijkt het slechts de uitlaat te zijn die grotendeels verborgen in de aarde zit. Met 4WD weet ik me uiteindelijk vrij eenvoudig te bevrijden.

De weg is erg modderig, en er zitten soms zware stukken bij. 4WD is soms echt nodig. De kanarie is in mum van tijd weer helemaal smerig. Wel is het een prachtige rit; geen mens of huis te zien voor tientallen kilometers. Na ca. 50 km kom ik de politie weer tegen. Ze hebben hun checkpoint verplaatst en staan een motorbestuurder te controleren. De Engels sprekende ‘boss’ – zoals zijn collega hem noemt – zegt: ‘I hope you are very tired and want to go to Mpanda.’ Ik ga op het eerste deel van de zin maar niet in en bevestig dat ik naar Mpanda wil (waar zou ik anders heen willen; een andere richting is er niet). Hij hangt weer een vaag en gewichtig verhaal op. Hij zou nu ook te kampen hebben met brandstof tekort, anders zou hij me een escorte geven voor dit gevaarlijke stuk. Of ik niet wat diesel voor hem heb! Ik vertrouw het zaakje nog steeds niet en zeg dat ik net genoeg gekocht heb om in Mpanda te komen en dus niets kan missen. Met veel omzwervingen en herhalingen in zijn verhaal zegt hij uiteindelijk dat hij me alsnog een escorte geeft en dat hij collega’s in Mpanda gebeld heeft om aan te geven dat ze uit moeten kijken voor mijn auto, zodat ze weten dat ik veilig aangekomen ben.

En zo rijden we dus weg; ik voorop. Na slechts een paar kilometers knippert hij met zijn lichten en ik stop. Hij stopt langszij en zegt dat we het onveilige gebied uit zijn! Hij wil wel mijn telefoonnummer hebben voor het geval dat. Ik verwacht elk moment de vraag om een ‘gift’ voor zijn verleende dienst, maar die komt niet. We schudden (voor de achtste keer) de handen (op zijn oost-Afrikaans; d.w.z. eerst ‘gewoon’ en dan met de handen haaks op elkaar en dat voortdurend herhalend) en ik bedank hem hartelijk voor zijn hulp. Daarna mag ik gaan en keren zij om. Het was dus blijkbaar allemaal heel oprecht en zonder bijbedoelingen.

Ik voel me – na die verhalen over bandieten – toch niet helemaal prettig hier, ook al is landschap erg mooi, met sinds enkele kilometers veel hele oude rotspartijen die vrijwel geheel overgroeit zijn met korstmossen. Na de enorme tijdsverlies van het diesel halen (die domme fout heeft me zo’n 2 uur gekost) had ik serieus overwogen om ergens in het bos te wildkamperen. Er staan zelfs 2 mooie plekjes in iOverlander en de weg is zo verlaten dat je hier ongetwijfeld prima kunt wildkamperen, maar niet alleen ben ik nu toch bang voor die bandieten, maar wacht er nu ook politie op mijn aankomst in Mpanda. Wildkamperen is dus niet echt meer een optie.

Het blijkt een soort forest reserve te zijn, waar ik doorheen rijd. Na dit bos volgt weer een ‘gewoon’ landschap met mensen en huizen, maar het is nog steeds erg rustig en mooi. Ik heb natuurlijk niets tegen mensen en huizen, maar in veel landen waar ik tot dusver doorheen gereden ben zie je vrijwel alleen maar huizen en mensen en dat vind ik jammer, vooral voor het land zelf.

In Mpanda kom ik weer op asfalt uit (wat een genot na bijna 200 km hobbelen en door modder klunen!) en zoek ik me verloren naar een ATM. Ik vind er uiteindelijk 1, inclusief een lange rij ervoor, bij een vestiging van de NMB. In mijn vermoeidheid gooi ik de portier dicht met de sleutels nog in het contact… Shit! Dus haal ik de reservesleutel buiten de auto maar weer tevoorschijn. Gelukkig heb ik die tenminste! Aan de overkant van de weg tank ik (ook niet goedkoop trouwens) en rijd in de schemering naar camping 36 km verderop. Onderweg zie ik een prachtige regenboog en profiteer van grotendeels verlaten asfalt (hoewel je vaak niet harder dan 50 km/u mag). In het donker kom ik aan op de River Side Camp en zet de kanarie op een plekje in het gras, op aanwijzingen van de ‘manager’. Hij vraagt 10 dollar voor de nacht, terwijl het toilet en douche er niet uit zien. Uiteindelijk betaal ik slechts 15.000 tsh (ca. €6,50). Het is donker, maar ik hoor dat ik vlakbij een rivier sta, waar een heel stel nijlpaarden in vertoeven, getuige het gebrul, geblaf en gebulder. Ik zie ze niet, maar ze zijn vlakbij, dus helemaal gerust ben ik er niet op, ook al zegt de manager desgevraagd dat ze hier niet zullen komen. Niettemin warm ik snel een restje eten en wat noedels op en klim dan gauw mijn bedje in. Mijn vermoeidheid, het late tijdstip (ca. 21 uur) en de honderden kleine vliegjes die op mijn lamp afkomen spelen daar uiteraard ook een rol in.

Dag 182. Ik word op tijd wakker, maar ben lang bezig met bladeren in de reisgids om mijn vervolgstappen te bepalen en met het bekijken van de nijlpaarden die – zoals ik al dacht – heel erg dichtbij zijn. Mijn auto staat op nog geen 10 meter van de rivier waar de nijlpaarden tevreden in rond spartelen en waar geen hek tussen staat! Ook is de oever zeker niet te steil om te beklimmen voor een nijlpaard. Ik sta op met regen, maar gelukkig wordt het alweer gauw droog.

Vrijwel naast de ingang van de camping bevindt zich de ingang van het Katavi NP, waar een openbare weg doorheen loopt. Ik heb lang getwijfeld om het park te bezoeken, want ik ben hier nu toch en heb de tijd, maar zie er toch van af, want met de komst van het regenseizoen is er niet veel meer te zien in het park en zijn de wegen erg slecht, aldus mijn reisgids. Maar belangrijker nog, in Tanzania kost de entree voor een buitenlandse auto van dit gewicht 150 dollar (dus net als in Uganda). Nu zou ik kunnen liegen over het gewicht van de auto, maar als ze om het kentekenbewijs vragen val ik direct door de mand. Dus houd ik het maar bij deze openbare weg. Die is niet veel anders dan de weg van gisteren: zanderig, modderig, soms slecht begaanbaar, maar met mooi bos aan beide zijde van de weg. Ik zie wat vervet apen, een stuk of 6 noordelijke hoornraven en een kleine ree-achtige, die ik niet kan thuisbrengen. Hij lijkt nog het meest op een duiker, maar zijn snuit past niet in dat plaatje. Verder zie ik niets dan bos, zand en modder. En een enkele auto, bus of vrachtwagen.

Na het park te hebben verlaten volgt nog steeds bos, waarna het landschap steeds opener wordt. Ik ben inmiddels zo’n 1000 meter gestegen (zit nu op ca. 2000 m) en zie steeds meer huizen en mensen, maar het overheerst het beeld niet. Op een gegeven moment (ruim 150 km vanaf vertrekpunt) kom ik op asfalt terecht. Dat gaat zo door tot Sumbawanga, waar ik afsla naar het zuidwesten, richting het Tanganyika meer. Volgens iOverlander moet aan de kust, vlakbij de grens met Zambia een prettige strandcamping zijn waar zelden iemand komt: Liemba Beach Lodge. Dat klinkt goed, dus dat is mijn bestemming voor vandaag. De eerste 50 km vanaf de afslag zijn van fantastisch asfalt, maar zoals dat gaat in Afrika houdt dat ineens op en rijd je tientallen kilometers over een hobbelig parallelweggetje dat uiteindelijk als enige weg overblijft. De laatste 28 km zijn flink afzien, met steile afdalingen en diepe watergeulen, gevolgd door vlakke stukken met honderden kleine modderige putjes. Arme schokbrekers…

Onderweg kom ik zeker 3 politiecontroles tegen die ook mij staande houden (doorgaans mag ik gewoon doorrijden). De eerste 2 vragen alleen waar ik vandaag kom en waar ik naartoe ga, maar de derde, bemenst door 2 mannen en een vrouw, doen erg moeilijk, hoewel ze niet duidelijk maken wat er aan de hand is. Toch is me al lang duidelijk dat ze op zoek zijn naar redenen om me te bekeuren. Best frappant, want ik heb zojuist, vlak voor hun neuzen, iemand ingehaald over een doorgetrokken streep (die absoluut volkomen betekenisloos zijn in Afrika, zo blijkt maar weer). Ze informeren naar mijn brandblusser, de verstralers op mijn dak, etc. Ik blijf beleefd maar resoluut. Dan geeft de man met mijn rijbewijs deze aan mij terug (ik geef alleen mijn internationale rijbewijs af, zodat als ze me ermee willen chanteren door te dreigen het niet terug te geven, dan mogen ze hem gewoon houden van mij!) en zegt dat ik mag gaan. De vrouw is het er niet mee eens en vraagt op de man af of ik niet een cadeautje voor ze heb. De 2 mannen lijken daar wat door gegeneerd te zijn en benadrukken nogmaals dat ik mag gaan.

Met elke afslag (vanaf Sumbawanga ca, 5 stuks) wordt het paadje smaller en het bos dichter. Ik heb echt het gevoel ergens diep in het bos verzeild te zijn geraakt, op vele kilometers van elke vorm van beschaving. Genieten dus! Toch lopen er zo nu dan wat mensen op de weg, die allemaal de struiken in duiken als ik er aan kom.

Wat men in Afrika allemaal op het hoofd draagt is soms erg grappig. Het schijnt cultureel bepaald te zijn (las ik in het museum in Rwanda) dat men zo min mogelijk in de hand draagt. En wat men wel in de hand draagt, dient op de hand gelegd te worden, alsof het op je hoofd lag. Rugzakken doet men nauwelijks aan. Nou ja, toch wel, maar die worden dan vervolgens alsnog op het hoofd gedragen. Bossen hout, grote graanzakken, emmers, teilen vol spullen, koffers, tassen, het gaat allemaal op het hoofd. Zelfs een enkele tak, schoolschrift of mango! Wonderbaarlijk om te zien hoe goed dat blijft liggen. Men is vaak zelfs nog in staat het hoofd te draaien om mij te zien aankomen! Fietsers en motorrijders hebben soms een helm op. Daar kan geen bagage op, dus dan moet het alsnog in de hand of op de rug. Soms zie je wel iemand met een emmer op het hoofd op de fiets of motor, maar dan omgedraaid, alsof het een helm is. Ik denk eerlijk gezegd dat als je met zo’n ding op je kop valt, dat je er meer letsel aan over houdt dan zonder die emmer.

Maar goed, het paadje wordt dus steeds kleiner, maar ik ben wel een bord tegen gekomen die in de richting van Liemba Beach lodge wijst, dus ik zit goed. Het pad daalt de laatste 20 km alleen maar en met name de laatste paar kilometer gaan heel erg steil. Zo ben ik die 1000 meter stijging alweer helemaal kwijt! De laatste paar honderd meter zijn een waar 4WD festijn. Ontzettend steil omlaag en vreselijk rotsig. Zo omlaag kan ik nog wel met 2WD en hoge gearing af (ik heb immers alleen het stuur en de rem nodig), maar ik maak me zorgen over mijn vertrek, want hoe moet ik straks in vredesnaam dit vreselijk steile en rotsige paadje weer op komen? Als het vlak geweest zou zijn, zou het al een uitdaging zijn! Maar wonder boven wonder vind ik aan het einde inderdaad de camping! De eigenaar komt me tegemoet rennen en nadat ik welkom ben geheten en we een prijs hebben afgesproken (hij vroeg 15 dollar! Dat heb ik naar 10 weten terug te brengen, maar nog steeds te gek, want vorig jaar betaalde je slechts 15.000 tsh; ca. €6,25) wijst hij me een mooi plekje aan. Enige probleem: de hele camping is strand en dus zand. En dus zit ik na 5 meter al flink vast in het zand… Ik graaf mijn schep op en de eigenaar pakt hem uit mijn handen en graaft zich een ongeluk. Na veel scheppen en manoeuvreren weet ik er weer uit te komen en probeer een andere ingang. Ik ga direct in 4WD er op en houdt vaart. Dat werkt, want nu rijd ik zonder problemen het strand op. Het meer bevindt zich op nog geen 10 meter van de auto. Een super laag hekje scheidt het openbare voetpad over het strand (waar, aldus de eigenaar, Livingstone himself nog overheen gelopen heeft op weg naar Zambia) van mijn auto en zo nu en dan lopen er dan ook mensen langs.

De eigenaar blijft een tijd plakken en is erg nieuwsgierig naar mijn auto. Hij zou graag precies zo’n auto willen hebben en gaan reizen naar Europa en Zuid Amerika. Maar hij heeft kinderen bij verschillende vriendinnen in het dorp, dus dat wordt wat lastig.

Tijdens het koken komt hij weer langs en in zijn kielzog loopt Liemba (spreek uit Liëmba), een schattig klein poesje dat kopjes geeft alsof zijn leven er van afhangt (misschien is dat ook wel zo). En ja hoor, hij krijgt een stukje worst van me en mag mijn bord schoonlikken. Daar blijkt ze heel content mee te zijn, want ze is direct erna verdwenen. Later zie ik dat ze opgerold onder de auto ligt.

Dag 183. Na een tumultueuze nacht (het heeft flink geonweerd en geregend) stap ik uit de auto en in een flinke plas water in mijn bustent. Blijkbaar heeft het ergens flink gelekt. Eerst dus maar hozen. Tijdens het ontbijt hoor ik babygejank en denk geamuseerd aan de vele kinderen van Oscar, de eigenaar. Dan zie ik echter de neushoornvogel overvliegen die het geluid klaarblijkelijk produceert…

Na het ontbijt begin ik aan het fabriceren van spatlappen voor de achterwielen. Die waren eigenlijk al kapot toen dat ik de auto kocht, maar er is nu echt niets meer van over. Gisteren heb ik onderweg een groot stuk loopvlak van een autoband gevonden. Die liggen overal langs de wegen in Afrika. Van Lei (bij het Bunyoni meer in Uganda) kreeg ik de tip om hier spatlappen van te maken. Terwijl ik sta te zagen (wat ben ik blij met die ijzerzaag!) komt Oscar weer langs. Hij informeert uitgebreid over de verwachte kosten van een vakantie naar Nederland en laat me het gastenboek tekenen. Aan het einde van de ochtend heb ik 2 nieuwe spatlappen, van stukken oude band en wat tie-ribs! Geen idee hoe lang dat zal blijven zitten, maar voorlopig zit het mij best. Dit is Afrika: effectiviteit gaat voor efficiëntie.

Tegen lunchtijd komt een man mijn auto wassen, zoals ik gisteravond beloofd heb. Hij spreekt geen Engels, maar heeft een verklarend briefje van Oscar bij zich. De bustent leunt op de auto, dus ik laat hem enkel het zichtbare deel wassen, wat hij zeer zorgvuldig doet. Zijn jonge zoontjes komen even later ook aanwandelen en kijken gefascineerd toe hoe ik mijn tent aanveeg en water filter.

Aan het einde van de middag, precies tijdens een hevige bui, loop ik binnen in Oscar’s ‘kantoor’ (waar hij, getuige de bedden, ook slaapt), om hem te helpen met zijn smartphone. Daar had hij me vanmorgen om gevraagd. Intussen serveert een vrouw hem wat te eten, dat hij met smaak (en smakken) verorberd. Ik krijg een glaasje limoenlimonade, die hij zelf gemaakt is. Het is afgrijselijk zuur, maar gelukkig krijg ik er wat suiker bij.

Dag 184. Ik ben vroeg uit de veren. Net als ik mijn kampje wil afbreken begint het zachtjes te regenen. Gauw de tent inpakken dus! Als alles ingepakt is zet ik me schrap voor de komende rit. Eerst moet ik natuurlijk weer uit het zand zien te komen en daarna het zeer steile en zeer slechte rotspaadje op. En daarna wil ik naar Kalambo Falls, een spectaculaire waterval op de grens met Zambia. Volgens mijn reisgids is die vrijwel onbereikbaar in het regenseizoen, maar volgens Oscar is de weg prima te doen.

Het zand uit en het rotspad op gaat wonderwel probleemloos! In 4WD en in de eerste versnelling klautert mijn stoere kanarie overal overheen. Super trots op mijn autootje (en een beetje op mezelf) rijd ik richting de waterval. Het pad blijkt inderdaad prima te doen, hoewel het wel steeds smaller en hobbeliger wordt. Op zo’n 2 km van de waterval kom ik in een piepklein dorpje aan het einde van de wereld. Het pad eindigt hier, maar er is wel een dubbel spoor door het okselhoge gras naar de waterval met een provisorische slagboom ervoor. Direct ben ik omsingeld door alle inwoners van het dorp die soms van verre komen aanrennen alsof de duivel ze achterna zit. Allen zijn zeker 2 koppen kleiner dan ik (en aanzienlijk magerder)! Een jongen met brede glimlach wollen muts werpt zich op als woordvoerder (hij spreekt een paar woorden Engels) en zegt dat de entreeprijs 10.000 tsh is, maar dat er nog 5.000 tsh bij komt voor de ‘bodyguard’ voor de auto. Veel te hoge prijzen natuurlijk, maar ik zit er dit keer niet zo mee. Ik kan me niet voorstellen dat ze hier veel bezoek krijgen, en veel geld is het niet, dus ik ga niet onderhandelen. Die zelfde avond nog overhoor ik een gesprek tussen een toerist en een local, waarbij de toerist vertelt dat hij vandaag ook bij de waterval geweest is!

Terwijl ik wacht op mijn wisselgeld verdringen de kinderen zich voor het beste plekje om mij aan te staren en hun standaard zinnetje ‘Give me my money’ uit te proberen op mij. Ik heb me onlangs laten vertellen dat dit een van de eerste Engelse zinnetjes is die men hier op school leert! Ik neem mijn (goed) gemutste gids mee in de auto, terwijl iemand anders de slagboom opent. Het is inmiddels aardig gaan regenen. Door het hoge en natte gras rijden we verder, langs een grote, gloednieuwe toegangspoort die er volkomen verloren bij ligt. Er omheen is niets dan gras. Het spoor dat we volgen loopt dan ook netjes om de poort heen! Even verderop komen we aan bij een kleine plek waar ik kan omkeren. Hij maant me echter om door te rijden, waarop ik vraag of hij zeker weet dat ik verderop nog wel kan omkeren. Hij bevestigt dit, maar het blijkt niet te kloppen. Gelukkig rijden we slechts een meter of 20 verder, dus hoef ik straks maar een klein stukje achteruit te rijden.

We stappen uit in de stromende regen. Inmiddels zijn er nog 2 jongens aan komen rennen en de beloofde ‘bodyguard’. De 2 jongens blijven om me heen zwermen als vliegen en belemmeren me behoorlijk in het lopen, maar ze bedoelen het niet kwaad. Een klein eindje lopen en een flinke, glibberige trap af brengt ons bij de rand van een enorme afgrond, waar een rustig stromende rivier (de Kalambo) met veel geweld in dondert. Het ravijn is ruim 200 meter diep (sommigen zeggen 250 m) en dus is de waterval een waar spektakel. De vallei is ommuurd met verticale rotsen. Onderin is alles groen, behalve natuurlijk de kronkelende rivier, die vanaf deze hoogte niet meer dan een stroompje lijkt. Aan de overkant van de rivier, nog geen 30 m van waar ik sta, ligt Zambia. Een stel keurige trappen met leuningen duiden daar op een aanzienlijk betere infrastructuur dan hier, maar, zo zegt mijn goedlachse gids, ze vragen daar zeker 50.000 tsh voor een bezoekje aan de waterval.

Ik sta pal aan de rand van de enorme afgrond. Zonder hek en op glibberige rotsen. Eén stap naar voren en ik val de ravijn in; twee stappen naar links en ik sta in de rivier; nog een twintigtal stappen verder en ik sta in Zambia. Wat een fantastische belevenis en wat een onbeschrijfelijke schoonheid! Ik heb nu al heel wat watervallen gezien in mijn leven, maar dit is absoluut nummer 2! (Nummer 1 is zonder enige twijfel de Victoria Waterval) Zelfs de machtige Murchison Falls en de gesegmenteerde Sipi Falls kunnen hier (net) niet aan tippen. En wat extra bijzonder is, is dat ik hier (op mijn begeleiders na) helemaal alleen ben. Toerisme is hier totaal nog niet op gang gekomen, hoewel het poortgebouw suggereert dat er wel concrete plannen in die richting zijn, mogelijk gevoed door de aanleg van de nieuwe asfaltweg vanaf Sumbawanga. Hoe dan ook voel ik me aan het einde van de wereld en dat is een fantastisch gevoel!

De gids neemt me mee naar een paar hoger gelegen plekjes waar ik de waterval zelf iets beter kan zien. Een mooi wit wolkje schurkt stilletjes tegen de Zambiaanse rotsen; waarschijnlijk ontstaan uit nevel van de waterval. Na een tijdje genieten lopen we weer terug naar de auto. Ik voel me weer helemaal gelukkig en voldaan wanneer ik achter het stuur kruip. Omkeren gaat vrij makkelijk, hoewel ik bij elke beweging op moet passen voor de 2 jongens, die alsmaar vlakbij de auto blijven staan.

In het dorpje neem ik afscheid van mijn gids en rijd weg, drijfnat van regen en zweet. De weg terug is relatief makkelijk, omdat ik weet wat me te wachten staat, dus heb ik alle gelegenheid om na te genieten van dit bijzondere bezoekje. De weg naar Sumbawanga (waar ik eergisteren dus al eventjes langs reed op weg naar Liemba Beach) is verder niet bijzonder. Ik heb zelfs geen politiecontroles, maar dat komt misschien omdat het zondagochtend is.

Om een uur of 13 kom ik aan in Sumbawanga, tank en vind een ATM, maar die is kapot. Dus rijd ik maar naar het hotel. Een camping is hier niet, maar een kamer in dit hotel is net zo duur als kamperen en schijnt goed genoeg te zijn, dus neem ik het er maar eens van. Het is zowaar een groot gebouw met veel kamers en een bewaakte parkeerplaats. Voor 20.000 tsh krijg ik een kamer die er lang niet onaardig uitziet. Helaas heb ik mijn laatste shillings uitgeven aan diesel, dus ga ik eerst (te voet) op zoek naar een werkende ATM, die ik na een tijdje ook vind. Onderweg loop ik langs een kleine supermarkt, waar ik op de terugweg wat inkopen doe. Ook koop ik onderweg wat koelvloeistof; die had ik in Uganda al willen kopen. Terug in het hotel betaal ik voor de kamer, bestel een avondmaaltijd en verbind met wifi. Mobiel internet is een absoluut drama en ik heb al dagen geen wifi meer gehad, dus ik maak er dankbaar gebruik van. Terug in de kamer neem ik mijn eerste douche in 9 dagen. Heerlijk! En nog warm ook. De rest van de middag besteed ik internettend.

De avondmaaltijd heet kip masala, maar het is weinig masala en vrijwel geen kip. Nou ja, wel veel kippenbotten, maar vrijwel geen vlees. Ik eet dus vooral rijst met wat groente; ook niet slecht.

Dag 185. De nacht is rumoerig. Er is werkelijk de gehele nacht stampende muziek te horen en het verkeer komt alweer vroeg op gang. Toch slaap ik niet slecht en word uitgerust wakker. Het inbegrepen ontbijt is wat karig, maar voldoende. Om half 9 ben ik alweer op weg.

Voor de boeg ligt weer een lange reisdag. Het doel is Mbeya, een vrij grote plaats die op een strategische plek ligt, op het kruispunt van de hoofdwegen naar Zambia, Malawi, en de grote stad Dar es Salaam in het noordoosten. Het is geen bijzondere rit. De gehele route is geasfalteerd en dus erg makkelijk rijden. Spannend wordt het slechts een klein beetje in Tunduma, de grensstad met Zambia. Ik moet dwars door het centrum heen en omdat de weg juist daar helemaal opgebroken is (en er natuurlijk niemand aan het werk is) sta ik al snel helemaal vast. Er moet een grote vrachtwagen langs, maar dat kan alleen als iedereen aan mijn kant een heel stuk achteruit rijdt. En dat gaat natuurlijk niet zomaar. Een hoop getob en gefriemel later komt het slagschip op wielen in beweging en raakt op een haar na mijn spiegel.

Even daarvoor ben ik gestopt bij een markt om wat groente en fruit in te slaan. Ook koop ik er een chapati en wat oliebol-achtige dingen bij wijze van lunch. Uiteraard trek ik veel bekijks, maar nagenoeg iedereen blijft op afstand en ik voel me geen moment belaagd. Integendeel. De mensen die ik spreek zijn vriendelijk en we lachen ons gezamenlijk rot om mijn gebrek aan kennis van het Swahili. Met vereende krachten – en de rekenmachine op mijn telefoon – komen we er wel uit.

Bij het verlaten van Tunduma zoek ik me een ongeluk naar een snelheidsbord, want het is nu volstrekt onduidelijk hoe hard ik hier nu mag en de Tanzaniaanse politie is dol op hun laserguns, zo heb ik van verscheidene mensen vernomen. Ik neem het zekere voor het onzekere en blijf 50 rijden, hoewel iedereen me daardoor voorbij sjeest. En dat is denk ik maar goed ook, want op een gegeven moment rijd ik een stilstaande, onopvallende auto langs de weg voorbij met er in 2 politiemannen die me boos aankijken (mogelijk omdat ze niets aan me kunnen verdienen).

Op zo’n 30 km voor Mbeya verlaat ik de weg (en het asfalt) om naar de Mbozi meteoriet te gaan kijken. Volgens mijn reisgids 1 van de grootste meteorieten ter wereld, dus die wil ik wel eens zien. De reisgids vermeldt ook dat de rit ernaartoe alleen met 4WD gedaan kan worden, maar dat blijkt opnieuw 100% mee te vallen. Bij de meteoriet wordt er direct 10.000 tsh bij mij geïnd (er zal eens iets gratis zijn in dit land…) en moet ik het gastenboek tekenen. Een klein groepje locals vermaakt zich inmiddels prima op en naast de meteoriet. Uiteraard moet iedereen er even op zitten en daar moet natuurlijk ook een foto van gemaakt worden. Maar gelukkig heb ik de steen al snel helemaal voor mezelf. Nou ja steen, hij bestaat vrijwel geheel uit ijzer en nikkel en ziet er dan ook uit als een enorme klomp gesmolten en gestold ijzer. En dat is het in wezen ook. Er is een speakermagneet tegenaan ‘geplakt’ om duidelijk te maken hoeveel ijzer de meteoriet wel niet bevat. Hoewel slechts ca. 1 x 3 m groot, weegt het gevaarte een indrukwekkende 35 ton. Dat is meer dan 10x het gewicht van mijn auto met alles er op en eraan! Niet dat die informatie hier te lezen of te horen is, want voor die 10.000 tsh krijg je totaal geen informatie. Ik ben dan ook gauw uitgekeken. Het is een indrukwekkend ding, maar hoe lang kun je naar een steen staren?

In een voorstadje van Mbeya tref ik het ICC Guesthouse & Hotel aan, een enorm complex van keurig onderhouden gebouwen rondom een groot grasveld met open banda’s om te zitten en een gigantische fontein (voor Afrikaanse begrippen), die (uiteraard) niets doet. De receptie is verlaten, maar even later word ik toch gevonden en mag ik mijn auto op het grasveld voor de deur van een kamer zetten waar ik even later de sleutel van krijg, voor gebruik van douche en toilet. Het mag dan wel geen camping zijn, maar het lijkt er zo wel veel op. Ik bestel diner en ontbijt voor vriendelijke prijsjes en doe wat kleine klusjes tot een regenbui overtrekt.

Om 19 uur eet ik mijn bestelde (vers gebakken!) pita met de lekkerste kip curry die ik in lange tijd op heb. Na het eten bestel ik een kopje thee. Ik krijg een hele thermoskan vol kokend water en wat theezakjes. Genoeg voor een gezelschap van 6. Als ik het restaurant uitloop naar mijn auto, zie ik een spectaculair onweer boven de bergen achter het hotel. Prachtige blauwe flitsen tussen stapels wolken leveren schitterende plaatjes op. Met de douche heb ik ruzie, want hij spuit alle kanten op behalve naar beneden.

5 gedachtes aan “Dag 181-185 (23-27 feb.): Een waterval aan het einde van de wereld, dieselblunderen, bandieten en nijlpaarden

  1. J. Koopmans

    Je kanarie en jezelf hebben wel veel te verduren gehad zeg! Ik heb weer genoten van je verslag en de fotoos en filmpjes!

  2. mona

    Hallo Bjorn, weer met veel plezier gelezen. We hebben griep dus dan is het heerlijk een reisje door Afrika te kunnen maken haha.

  3. els

    hoi bjorn

    Het was weer spannend om te lezen, vele mooie filmpjes ,zeker die van de waterval prachtig.
    Ben je niet af en toe moe van het rijden , want het is vaak toch inspannend zowel met slecht wegdek maar ook van alles in je op te nemen , van al het moois om je heen.
    Bjorn geniet verder van Afrika, vanuit hier de lieve groetjes van arie en mij

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Hoi Els,

      Ja, af en toe is het rijden wel behoorlijk vermoeiend, maar gelukkig word ik er iedere keer weer voor beloond met een nieuw avontuur. 🙂

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.