Ik neem alles terug over wat ik eerder geschreven heb over stoffige wegen, want vandaag (dag 136) heb ik de stoffigste weg aller tijden bereden, en dat heb ik geweten! Maar laat ik beginnen bij het begin. Ik word gelukkig zonder rugpijn wakker, maar de duizeligheid houdt helaas nog altijd aan. Ik sla de thee over en eet mijn ontbijtje tijdens het inpakken, want ik wil zo snel mogelijk op pad. Vandaag wil ik via een zeer afgelegen grensovergang, net ten noorden van Mount Elgon, de grens over naar Uganda. Ik heb van ervaringsdeskundigen gehoord dat het een hele mooie, maar vrij zware piste is. Daarom heb ik gisteren al de nodige voorzorgsmaatregelen voor getroffen, maar het is ook belangrijk om op tijd te vertrekken om niet in het donker aan te hoeven komen.
Bij mijn vertrek betaal ik de vriendelijke gastheer, die me nog een korting op de toch al lage prijs geeft ook. Ik voel een lichte, maar gezonde spanning over wat me te wachten staat vandaag. Weer een nieuw land, nieuwe mensen, nieuwe gebruiken, nieuw geld, nieuwe regels, etc. En dan natuurlijk de grensovergang. Daarbij komt nog de idiote wegenbelasting voor Kenia, die ik online geregeld heb in Jungle Junction, maar die niet dekkend is voor de hele periode dat ik in het land ben geweest. Hopelijk kom ik hier het land toch mee uit…
De eerste etappe is door het centrum en vervolgens de buitenwijken van Kitale, waar het op deze maandagmorgen een drukte van belang is. Daarna rol ik al vrij snel het asfalt af en zet de rit voort op een goede zandweg die me snel en moeiteloos bij de grens brengt; veel sneller dan ik had verwacht! Er zijn wat locals te voet of per motor, maar verder is er niemand, dus parkeer ik de kanarie gewoon op de weg en loop naar het douanekantoor. Enkele medewerkers wijzen me de weg. Blijkbaar moet ik niet in het ‘Customs Office’ zijn, maar in het kantoor van de directeur! De man kijkt nors en schud me weifelend de hand. Hm, geen veelbelovend begin. Als hij mijn carnet krijgt vraagt hij naar de wegenbelasting. Gelukkig heb ik de betalingsbevestiging uitgeprint, want hij snapt er maar niets van als ik uitleg dat ik het online betaald heb. Hij kijkt er een tijdje naar en stelt nog wat vragen, maar gaat er verder zonder morren mee akkoord. Daarna werkt hij de carnet bij en wenst me een goede reis. Dat was een makkie!
Daarna is de immigratie aan de beurt. De man komt van elders aangesneld als ik zijn kantoortje inloop. Hij vraagt me of ik uit Den Haag kom… Euh, nee. Terwijl hij mijn paspoort bekijkt en netjes een stempel zet, vraagt hij me nog wat ik het mooiste vind aan Nederland en waarom ik mijn familie niet meegenomen heb. Dan geeft hij me mijn paspoort terug, wenst me een goede reis en loopt gauw weer weg. Ietwat verbouwereerd loop ik terug naar de auto, stap in en rij naar het roestige hek dat de grens van Kenia vormt. Een bewaker doet het hek open, zet een parelwitte lach op, salueert me (!) en laat me zonder enige controle door het hek rijden. Wat een geweldig leuke grenspost!
De grens van Uganda ligt aan de overkant van een smal maar prachtig riviertje, waarover een smalle en slecht onderhouden brug ligt. Allereerst stop ik bij het bord ‘Police check’ en sta de vriendelijke politieagent te woord wanneer hij bijna wanhopig vraagt wat er in vredesnaam allemaal in die dakkist zit. Ook laat ik hem desgevraagd de laadruimte van de auto zien, maar zeker omdat daar nu nog meer spullen in liggen dan normaal (waaronder een loodzwaar reservewiel), geeft hij de moed al gauw op en laat me door. Dat is één! Dan nummers twee: immigratie. Ik zet de auto weer langs de kant, loop het kantoor in en vind zowaar een loket met een vriendelijke dame er achter. Na wat gebruikelijke vragen (beroep, verwachte verblijfsduur, verblijfplaats) krijg ik een stempel, een mooie lach en een woord van afscheid.
Terwijl ik instap komt een man naar me toe met een flink pak geld in zijn handen. Of ik geld wil wisselen. Dat wil ik wel, maar met al die politie om me heen durf ik het niet goed aan, dus bedank hem beleefd. Dezelfde man doet even later de ketting omlaag die me de toegang tot het land blokkeerde! Dan nummer drie: de douane. Opnieuw helpen enkele omstanders me geheel vrijblijvend om het juiste kantoortje te vinden, dat ik leeg aantref. Na een paar minuten komt er een man binnen en neemt mijn carnet onderzoekend aan. Hij snapt niet goed wat hij hier mee aan moet, dus leg ik het hem even uit. Hij vult mijn deel van de pagina in, zet een mooie stempel op mijn aandringen, zet dezelfde stempel op zijn deel van de pagina, laat dat deel verder leeg, scheurt het af, gooit het ongeïnteresseerd in een lade en wenst me een goede reis. Weer zo’n makkie!
Ik ben in Uganda, het 13e land van mijn reis! De weg die volgt is aanvankelijk van een vergelijkbare kwaliteit als het laatste stukje Kenia, maar gaat langzaam maar zeker over in een piste die steeds zwaarder (en leuker!) wordt. Jammer is dat het erg druk is langs de weg. Bijna nergens een rustig plekje, net als in Ethiopië. Maar een belangrijk verschil met dat land is dat de kinderen me niet achterna rennen, er bijna niemand bedelt om geld of iets anders en de meeste mensen spontaan beginnen te zwaaien als ik langs rijd. Verder is alles erg vergelijkbaar met Kenia: kleding, gebouwen, bezigheden, etc.
Behalve dat er erg slechte stukken weg zijn (ook al rijd ik alles in 2WD, toch wordt de auto soms zwaar op proef gesteld!) is de hele weg (zo’n 70 km) verschrikkelijk stoffig. Ik sleep een gigantische stofwolk achter me aan en als ik een tijdje achter een vrachtwagen moet rijden stik ik zelf ook de moord, ook al rijd ik op een flinke afstand van zijn stofwolk. In mum van tijd is alles weer onder een dikke laag stof bedekt. Hoe erg dat is blijkt als ik aan het einde van de rit mijn achterportieren open en werkelijk alles rood is geworden van het stof. Ik kan overal mijn naam in het stof schrijven… Ik heb al heel wat keren moeten afstoffen, maar dit spant de kroon. Het lijkt weliswaar erger omdat het stof okerrood is en dus erg opvalt, maar toch weet ik zeker dat ik nooit eerder zoveel stof in mijn auto gehad heb!
Terug naar de rit. Ik passeer heel wat dorpjes. In feite is de hele weg één langgerekt dorp. Tot ik een stadje in rijd en voor het eerst een bank zie. Die zocht ik! Ik heb immers nog geen Ugandees geld. Helaas is hun ATM stuk, evenals bij de volgende én de daarop volgende bank. Maar helemaal aan het andere einde van het stadje zit een Stanbic bank en die heeft wel een werkende ATM. Overigens valt het me op hoe ongelooflijk vriendelijk en behulpzaam de mensen zijn, zelfs meer nog dan in Kenia.
Met een gevulde geldbuidel stap ik weer in en vervolg de reis. Het is pas 14 uur als ik Sipi in rijd, bekend van de Sipi watervallen. Ik ben veel eerder op mijn bestemming dan verwacht en kan dus in principe nog doorrijden, maar de rit was erg vermoeiend en de dikke laag stof op mijn dashboard doet me op dat moment al vermoeden dat ik wat tijd nodig zal hebben om mijn bed af te stoffen. En dus zoek ik toch maar een camping in Sipi, die, gezien de populaire watervallen, talrijk vertegenwoordigd zijn in deze stad, anders dan in de dorpen en stadjes die ik ervoor ben gepasseerd.
Crows Nest biedt een kleine plek aan voor kampeerders die afhankelijk zijn van hun voertuig, maar je moet er een heel smal en steil paadje voor af rijden met een bocht die alleen te nemen is door te steken en dan achteruit te rijden. Vervolgens kom je aan bij een hek waar achter een heleboel kinderen zich hebben verzameld. Privacy? Ik ben bang van niet… maar het valt mee, want na een half uurtje zijn de kinderen weg en ik zie ze niet meer terug. De douches en toiletten zijn erg basaal, maar voor 15.000 ush (ca. 4 euro) per nacht kun je ook niet alles verwachten. De camping biedt ook een prachtig uitzicht over de watervallen, maar zodra ik dat zie wend ik mijn blik af, want ik wil de watervallen over een kleine 2 weken met Patricia gaan bekijken!
Zodra ik de achterportieren open doe zakt de moed me in de schoenen. Ik heb een knallende hoofdpijn van al het ingeademde stof, mijn neus zit verstopt en ik hoest regelmatig, uiteraard ook door al het stof. En nu moet ik ook deze enorme stofzooi nog opruimen. Vooruit, het moet maar. Eerst de achterportieren maar, waar zoveel stof af komt dat de grassige bodem rondom de auto helemaal rood kleurt. Dan de binnenkant, maar ik doe alleen het hoogstnoodzakelijke, want ik wil morgen naar Jinja rijden om daar een paar dagen te relaxen en die tijd kan ik mooi gebruiken om wat beter schoon te maken. Wel gooi ik de zware spullen weer op het dak die ik er gisteren af had gehaald.
Aan het einde van de middag ben ik tevreden over het resultaat, maar ben ik zelf van top tot teen smerig en hoest nog altijd stof op. Ook mijn zakdoekjes vullen zich met okerrood materiaal. Wel zakt de hoofdpijn enigszins als ik ga zitten om aan mijn verslag te werken.
Voor het diner warm ik het restje Mexicaans eten van gisteren op. Daarna kijk ik een film en duik bijtijds mijn nest in, nadat ik het meeste vuil van me afgespoeld heb.
Ook al heb ik vandaag (dag 137) een langere afstand op de planning dan gisteren (zo’n 240 km), toch doe ik rustig aan vanmorgen, want als het goed is, is de hele route naar Jinja geasfalteerd. Dat valt echter uiteindelijk een beetje tegen…
Het kost de nodige moeite om de kanarie te bevrijden uit het dal waarin ik hem gisteren geparkeerd heb. Ik moet achteruit een hele steile helling op en daar is de 5-cilinder motor in mijn zwaar beladen auto niet erg blij mee. Maar met 4WD ingeschakeld lukt het uiteindelijk wel.
Het eerste stuk van de route heeft inderdaad prima asfalt, hoewel er aardig wat gaten in zitten, maar die zijn bijna allemaal opgevuld met het rode zand, zodat je ze goed kan zien en je wiel er niet te diep in weg zakt. Het uitzicht is prachtig, over een groen en mistig dal. Langzaamaan wordt de weg steeds slechter en zijn de gaten niet meer te vermijden. Steeds vaker word het wegdek compleet onderbroken voor de aanleg van een afwateringspijp en moet je in een grote boog om de weg heen rijden. Weer verderop zijn er vooral snelheidsdrempels. Veelal ongemarkeerd en soms een stuk of 10 achter elkaar op nog geen 50 m afstand van elkaar. Maar er zijn ook hele prettige stukken, zoals een stuk van een kilometer of 5 door een enorm papyrusmoeras. Ik heb nog nooit zoveel papyrusplanten bij elkaar gezien! Ook de laatste pakweg 30 km gaan over goed asfalt met niet al te veel snelheidsdrempels.
Onderweg stop ik nog ergens om wat tegoed aan te schaffen voor het prepaid sim kaartje dat ik van Martine en Andrew gehad heb. Het kost wat moeite om de chagrijnige vrouw bij het piepkleine kioskje duidelijk te maken wat ik wil, maar gelukkig is er altijd wel een behulpzame omstander die redelijk tot goed Engels spreekt. Bij het inrijden van Jinja steek ik de Witte Nijl over (die men hier de Victoria Nijl of gewoon de Nijl noemt) die ik sinds Khartoum niet meer heb gezien. Het is een prachtige, breed stromende rivier met groene oevers en veel stroomversnellingen. Het is daarom ook een populaire plek om te raften en te kajakken. Ik vervolg mijn weg naar het noorden, omdat ik naar een camping toe wil met de veelbelovende naam The Haven. Van Roel (andere overlander) heb ik die als tip meegekregen, omdat het een zeer luxe camping is waar overlanders 50% korting krijgen, omdat de eigenaar zelf ook overlander is geweest. Het ligt goed verstopt aan het einde van een erg smal paadje, maar het is daadwerkelijk een paradijsje!
Een weergaloos uitzicht over de Witte Nijl en een van de cataracten (stroomversnellingen) met overal groen en rust. De receptionisten verwelkomen me hartelijk, ondanks dat ik niet gereserveerd heb (wat ze wel graag willen). Ik kies een mooi plekje uit onder een jackfruit-boom (met enorme, vormloze vruchten). Twee plekken verderop staat een tent waar 2 andere blanke toeristen gebruik van maken, maar nog voor ik het door heb zijn zij al vertrokken. De kampeerplekken hebben niet veel schaduw, maar het is overwegend bewolkt dus dat is niet zo erg. Ik bestel diner voor vanavond, want ook dat is me van harte aanbevolen.
Het restant van de middag (als ik aankom is het rond een uur of 14) besteed ik opnieuw aan het schoonmaken van de auto, maar dit keer een stuk uitgebreider. Ook richt ik mijn kampje in, compleet met bustent én luifel (die ik tot dusver nog niet vaak gebruikt heb), want ik wil hier wel een aantal dagen blijven. Net als ik mijn matrashoes gewassen heb (waar modder van afkwam!) komt er een Landcruiser aanrijden met een Zwitsers echtpaar, Roland en Katharina. Zij zijn hier 2 maanden geleden aan een rondreis door oost Afrika begonnen en zijn nu terug om hier hun laatste dag te besteden. We kletsen een tijdje en gaan dan verder met onze klussen, totdat ik word uitgenodigd om een glaasje sap te komen drinken. Dat sla ik natuurlijk niet af en tegen half 19 heb ik bijna het hele pak op, omdat ze blijven inschenken. Nu hun reis er bijna opzit willen ze een hoop dingen opmaken, waaronder het pak sap. We hebben een ontzettend leuk gesprek over reizen, angsten overwinnen, werkvreugde, en de avonturen die we onderweg meegemaakt hebben. Maar dan is het toch echt tijd dat ik mijn klusjes afmaak, nu het nog licht is en voor ik ga dineren, want dat heb ik geboekt voor 19 uur. Roland en Katharina barbecueën een stuk vlees dat ze onderweg gekocht hebben.
Ik ben de enige gast in het restaurant en er is al een plaatsje voor me gedekt op het tafeltje op het terras met het mooiste uitzicht op de cataract. Wat een weergaloos mooi uitzicht en een prachtig en goed onderhouden terras! Voor 18 dollar krijg ik een heerlijke pompoensoep vooraf met vers brood, een sappige, malse biefstuk met aardappelpuree, wat groente en een heerlijk kruidige jus als hoofdgang, en gebakken ananas met vanille-ijs toe. Niet goedkoop (voor Afrikaanse begrippen), maar absoluut het geld waard, want niet alleen zit ik te smullen, maar ga ook weg met een goed gevulde maag. Het is inmiddels donker, maar overal branden lampen die gevoed worden door accu’s die overdag opgeladen worden door grote zonnepanelen.
Als ik terug kom bij de auto zitten Roland en Katharina op het picknickbankje tussen onze auto’s in het felle maanlicht te keuvelen en ik word opnieuw uitgenodigd voor een praatje. De lampen verderop zijn eigenlijk niet eens nodig, zo fel is het maanlicht op deze heldere avond. Rond half 22 gaan we ieder ons weegs en zie ik voor het eerst het sanitairgebouw. Dat kan ik maar op 1 manier omschrijven: wauw! Dit is met afstand het mooiste, schoonste en meest luxe sanitair dat ik deze trip heb gezien. Het enige minpunt dat ik kan bedenken is een grondig gebrek aan privacy, want er zijn grote ramen waar je (zeker als het donker is buiten, zoals nu) moeiteloos kunt zien wat er zich in elke douche afspeelt en ook binnen zijn de deuren erg kort, waardoor je er moeiteloos onder- en bovenlangs kunt kijken. Ook kun je hierdoor alles horen. Maar dat minpunt neem ik graag voor lief wanneer ik intens geniet van de heerlijk warme, brede waterstroom van de douche.
Ik slaap als een roosje in mijn gekuiste auto en bij het zachte ruisen van de cataract. Het was een warme nacht (30gr C), maar prima uit te houden. In de ochtend van dag 138 geniet ik in alle rust van een ontbijtje met inmiddels aardig oudbakken brood, terwijl Roland en Katharina hun luxueuze ontbijt in het restaurant nuttigen. ‘s Ochtends werk ik aan mijn verslag en doe wat klusjes, zoals het verbeteren van de afsluitring van de tankdop van mijn tweede dieseltank en het schoonmaken van de generator van mijn kookstel, in de hoop dat ik hierna weer blauwe vlammen kan krijgen (ze blijven de laatste dagen maar geel en laten dus een dikke laag roet op de pannen achter), wat gelukkig vooralsnog het geval lijkt. Ook kijken we gedrieën naar de rafts en kajakken die voorbij komen en zich in de cataract storten. Roland en Katharina ruimen hun spullen op en bereiden hun thuisreis voor. Aan het einde van de ochtend staat de picknickbank voor een kwart vol met levensmiddelen en wat andere spulletjes waar ze van af willen. Of ik dat misschien hebben wil! De meeste spullen kan ik prima gebruiken (spaghetti, tomaten in blik, olijfolie, blikken met bonen, ontbijtcrackers, muesli, pinda’s, etc.) en neem ik weifelend aan. Ik doe verscheidene pogingen aan te geven dat ik er iets voor wil teruggeven, maar daar willen ze niets van weten. Ze hebben al heel veel spullen achter gehouden die ze morgen in Kampala aan een weeshuis zullen geven en hun tassen zitten zelf ook al vol. Nou, graag dan! Als symbolische tegenprestatie geef ik hen een klompensleutelhanger, die ze gelukkig met veel plezier aannemen.
Tot slot deze ochtend maak ik een verkenningsrondje door de camping, waar ook een aantal zeer luxueuze huisjes staan met een fantastisch uitzicht over de cataract die je zelfs vanuit de enorme badkuip vlak achter de grote, glazen pui nog makkelijk kunt aanschouwen. Ook kun je de helling af naar de waterkant toe, waar je een bootje of kajak kan huren of onder een parasol kan liggen in 1 van de 2 zeer afgezonderde ligstoelen langs de waterkant. En dan heb ik het kleine, maar mooie zwembad nog niet genoemd.
In de middag doe ik nog meer klusjes, zoals het proberen te achterhalen waarom de dakpijp zoveel water verliest tijdens het rijden, en het (voor de zoveelste keer) vastlijmen van klittenband. Rond een uur of 14 komen 2 motoren met volle bepakking het terrein op rijden, maar pas aan het einde van de middag komen ze naar het camping gedeelte. Bij het binnenrijden schoot de gedachte al even te binnen, maar het blijkt nog te kloppen ook: het zijn Peter (die ik in Jungle Junction heb leren kennen en die me geholpen heeft met de dieselpomp) en zijn maat Uli!
‘s Avonds geniet ik samen met Roland en Katharina van opnieuw een heerlijke maaltijd (ik ga voor de vis, deze keer). Peter en Uli vragen om wat haardhout voor een kampvuurtje en tot mijn stomme verbazing wordt er ongevraagd en op een onbewaakt moment een kampvuurtje voor mijn tent aangelegd. Daar geniet ik dan ook maar van tot een uur of 22, waarna ik aanstalten maak om te gaan slapen.
De volgende ochtend (dag 139) rookt het vuurtje nog en het duurt uiteindelijk tot de late namiddag voor het houtblok eindelijk is opgebrand! Het is een koude ochtend, maar dat maakt het uitzicht alleen maar mooier, omdat er nu overal dunne mistslierten oprijzen vanuit het Nijlwater en er ontzettend veel soorten vogels actief zijn, zoals verschillende bijeneters, ijsvogels en zelfs een visarend. Dankzij een dik boek over vogels van oost Afrika van Katharina kom ik achter een aantal vogelnamen, zoals van de vogels met een ontzettend leuke roep (klinkt als een soort spottende lach) die in het Nederlands bandstaartbananeneter genoemd worden.
Om een uur of half 9 gaan we gezamenlijk ontbijten in het restaurant, wat ook weer een klein feestje is: vers fruit, fruitsap, vers brood, allerlei soorten beleg, waaronder kaas, een pannenkoek en een ei bereid naar believen. En dat alles met het inmiddels welbekende schitterende uitzicht. Het leven wordt toch niet veel beter dan dit! Na het eten krijg ik nog wat Tanzaniaans geld van Roland, want dat hebben zij niet meer nodig. Ze willen er opnieuw niets voor terug hebben.
Natafelen doe ik met Peter en Uli, die ik daarna help met het bekijken van hun actioncam filmpjes op mijn laptop, terwijl Roland en Katharina inpakken voor vertrek. Bij het afscheid nemen krijg ik nóg een cadeau van ze: het dikke vogelboek! Ik zeg hen dat ik dat echt niet kan aannemen, maar ze staan er op. Wat een fantastische, genereuze mensen!
Ik besteed hierna een aantal uren op een eenzame ligbank vlak aan het water, lezend, slapend en gewoon genietend. Daarna tref ik Peter en Uli aan bij het zwembad, waar ik ook even induik en de rest van de middag blijf rondhangen. Vakantie!
Intussen worden er twee tenten opgezet door het personeel; we krijgen nieuwe buren. ‘s Avonds blijken dat Belgische journalisten te zijn die aan een aantal reportages werken, waaronder een reisrapportage.
Het diner gebruiken we gedrieën, waarna Uli nog een halfbakken poging doet om een kampvuurtje aan te maken met benzine. Het snelle doven van het vuurtje doet de avond vrij vroeg besluiten.
Dag 140 begint weer tamelijk fris, maar de warme kop thee bij het vorstelijke ontbijtje – die ik samen met Peter en Uli gebruik – warmt me snel op. Vlak voor de Belgen gaan ontbijten komt 1 van hen naar me toe nadat we een tijdje hebben staan praten neemt hij mij een interview af voor zijn artikel over overlanders. Het interview wordt gevolgd door een korte fotosessie (terwijl ik niet bepaald in mijn schoonste en netste kleding ben!).
Direct aan beide kanten van mijn auto worden nog meer tenten opgezet, hoewel de journalisten even later vertrekken. Charles, een medewerker die bezig is een tent op te zetten, vraagt me of ik het jackfruit van de boom waar we onder staan wil proeven. Dat wil ik wel en nog geen minuut later zit hij in de boom met een bijltje en hakt 2 rijpe vruchten los. Het zijn enorme vruchten en hoewel maar een deel ervan eetbaar is, kun je met 1 vrucht voldoen voor een gehele maaltijd. Charles laat me zien hoe je bij het vruchtvlees kunt komen. Dat smaakt erg zoet en is best lekker. Het doet wat aan mango denken, maar dan vezeliger.
‘s Ochtends doe ik opnieuw wat huishouden en klusjes. De camping maakt zich op voor heel wat nieuwe gasten, want het gras wordt gemaaid, bladeren geharkt, er worden nog meer tenten opgezet, en alles wordt nog eens extra schoongemaakt. Er wordt zelfs een cricketspel klaargezet, waarschijnlijk voor de Britse familie die halverwege de middag arriveert. Niet dat ze er gebruik van maken, maar er is goed over nagedacht.
Zoals elke dag hier gebruik ik een simpele lunch. Daarna zoek ik Peter en Uli op bij het zwembad, waar we de rest van de middag vertoeven. Gaandeweg wordt het park steeds drukker en inmiddels ben ik de tel zelfs kwijtgeraakt, maar aan het einde van de middag staan er 7 tenten en een Defender met daktent. Ook is er een huisje verhuurd.
Ik eet deze avond niet in het restaurant, want hoewel het erg lekker is, lopen de kosten inmiddels wel erg op en ik heb wel weer zin om op een houtvuurtje te koken. En dus maak ik met een restje tomaten en uien een acceptabele pastamaaltijd, waar ik in alle rust van kan genieten, want de hele goegemeente bevind zich ofwel rondom het zwembad ofwel in het restaurant. Om een uur of 20:30 merk ik pas dat het wel heel erg donker is. De afgelopen dagen was de maan bijna of geheel vol, en dus erg licht, maar nu is de maan nergens te bekennen en is het zo donker dat ik overweeg om me terug te trekken in de auto. Maar terwijl ik me daarop voorbereid zie ik een vage, rode bal verschijnen aan de horizon aan de overkant van de Witte Nijl. De maan komt op en het is spectaculair! Zeker een half uur lang blijf ik gebiologeerd toezien hoe de rode bal steeds helderder en geler wordt en een prachtige, roodgele streep op het water trekt. Het lukt me niet om (zonder HDR) dit indrukwekkende schouwspel vast te leggen op de foto zoals ik het voor me zie, en het resultaat lijkt eerder op de zonsopkomst op de maan Io uit de film 2001 A Space Odessey.
Weer prachtig geschreven. Ik kan me enigzins voorstellen dat deze plek waar je nu bent als het paradijs op aarde moet voelen.
Dat voelt het zeker! Maar zelfs het paradijs gaat op een gegeven moment een beetje vervelen, dus ik ben er niet rouwig om dat ik morgen weer vertrek. 🙂 Een nieuw avontuur wacht!
Heb weer genoten!!! ik moet even kwijt dat ik enorm respekt en bewondering heb voor wat je doet. Het is geweldig dat je uitvoert waar menigeen alleen over praat. De kansen om zoiets te doen moet je wel zelf creeeren en verwezenlijken.
Jan en ik hebben op veel kleinere schaal de laatste 20 jaar ook niet de uitgesleten paden gevolgd en horen altijd van veel mensen, goh zeg, maar je moet het ook kunnen! Ja en dat kunnen kun jezelf vaak laten gebeuren als je daarvoor andere dingen laat: zoals eeuwige zekerheden e.d.
Echt geweldig wat je doet!!!!!!
Dank je wel, Mona! Ach, de schaal waarop je je dromen verwezenlijkt maakt niets uit, toch? Het gaat erom dat je zo nu en dan je hart volgt, ook al moet je daarvoor over je eigen grenzen heen stappen, waar die dan ook liggen.
Maar dat neemt niet weg dat ik het natuurlijk stiekem toch heel fijn vind om je respect en bewondering te ontvangen! 😉
ik kan niet wachten om al dit moois samen met jou te gaan beleven Bjorn! Ondanks stoffige en hobbelige wegen…
Tot over 3 dagen!!
Tot morgen! 😉
Aan je beschrijving en foto’s te zien was dit tot zover wel de mooiste plek. Bedankt weer Bjorn!
En jij bedankt voor het lezen en je reactie, Arjan! Het is altijd fijn om wat feedback te krijgen!
Alles moet je een keer hebben meegemaakt Bjorn, dus ook de transformatie van een kanarie in een roodborstje! Wat een paradijselijk oord daar en wat een fijne mensen ontmoet je telkens! Nu samen met Patricia bijna 2 weken optrekken in dat mooie land. wat een geluksvogels! Veel plezier samen!
Hahaha, roodborstje. 😀
Inmiddels zitten de 2 weken er al weer op, maar het is fantastisch geweest! Ondanks de vele lekke banden en de lekkende radiator. 😉