In de ochtend van dag 106 blijkt mijn tent nog overeind te staan (wat gezien de storm afgelopen nacht nog best een prestatie is) en mijn gerepareerde band nog steeds hard. Ik ben vroeg wakker en ga gauw aan het werk om alles op te ruimen en in te pakken. Het opruimen van de tent valt niet mee met de harde wind. Tot mijn stomme verbazing zie ik dat mijn huishoudaccu’s (normaal rond de 24V) nu nog maar 8,6V zijn! De 24V-12V converter is dan ook uitgevallen. Ik heb gisteren niet veel zon kunnen vangen met de zonnepanelen, maar dat het zo erg zou zijn had ik niet verwacht. Maar goed, ik ga zo weer een heel eind rijden, dus dan laden ze vanzelf wel weer op.
Ik ben rond 8 uur klaar voor vertrek, neem afscheid van Benedict (de eigenaar) en de twee Belgen, en rijd dan naar het winkeltje waar ik eerder brood heb kunnen kopen. Helaas hebben ze nu geen brood. Wat erger is, is dat de pomp tussen mijn 2 dieseltanks kapot is en mijn primaire tank nog maar half vol is. Dat realiseer ik me echter pas als ik al mijlenver uit het dorp verwijderd ben. Maar in theorie zou ik het met deze tank wel moeten redden en als dat niet lukt, dan moet ik met behulp van een slangetje de diesel maar handmatig overhevelen.
Ontbijten (crackers en kokosbrood van thuis) doe ik al rijdend. In Ethiopië deed ik dat omwille van al de mensen die wat van je willen zodra je stopt, maar hier vooral om tijd te sparen. Nadat ik het Turkana meer definitief achter me heb gelaten en de enorme terrein van het windmolenpark weer bereik, kom ik ook weer op de mooie grindweg uit. Dat rijd lekker door! Dit keer wijk ik niet van deze weg af en rijd dus niet opnieuw door het idyllische dropje Ngurunit. Onderweg passeer ik een viertal enorme vrachtwagens met delen van windmolens die schijnbaar de verkeerde kant op rijden.
Dan, midden in de gortdroge Chalbi woestijn, waar ik zowaar al vele kilometers geen levende ziel meer gezien heb, zelfs niet in de verte, hoor ik een raar geluid van links achter komen. Ik rem langzaam af en zie al gauw wat er aan de hand is: opnieuw een lekke band! Dat is mijn derde al in en paar weken tijd! Nadat ik uitgevloekt ben ga ik aan de slag. Repareren ga ik in deze verzengde hitte niet proberen. Ik zal mijn tweede (en laatste) reservewiel in gaan zetten. Dat betekent dat ik eerst de sleutel van het hangslot op moet vissen uit de (goed verstopte) kluis, vervolgens de ladder erbij moet pakken, dan het reservewiel van het dak moet halen, en vervolgens pas aan de slag kan met verwisselen. Maar daar beginnen de problemen pas! Hoewel ik de hi-lift nu al verschillende keren gebruikt heb, de grond hard is en de auto recht staat, heb ik grote moeite om de auto op te krikken. Bij de eerste poging lijkt alles volkomen recht te staan, maar zodra ik de lekke band verwijderd heb, hoor ik een vervaarlijk kraken. Ik vertrouw het absoluut niet, dus probeer zo snel mogelijk het reservewiel aan te brengen. Helaas moet ik daarvoor nog iets verder omhoog krikken. En daar gaat het fout! De auto begint naar voren te kruipen waardoor de hi-lift kantelt en de bovenkant van de hi-lift direct een deuk slaat in de nummerplaatsverlichting. Het hele gebeuren staat nu scheef en mijn hart klopt in mijn keel. Als de auto van de krik valt dan heb ik waarschijnlijk een heel erg groot probleem. Ik twijfel geen seconde en schuif de velg van de lekke band plat onder het chassis en vul de rest van de ruimte op met twee grote stenen. Ziezo, als het goed is, kan de auto nu in elk geval niet meer omvallen en is bodem van de auto nu beschermd. Het laten zakken van de auto om de hi-lift opnieuw te plaatsen betekent onvermijdelijk dat de nummerplaatverlichting nog veel verder beschadigd, maar ik heb geen andere keuze. Het kost me vervolgens nog 2 pogingen voordat ik de hi-lift weer hoog en stabiel genoeg krijg om de reservewiel aan te brengen. Wat ik hier van geleerd heb? Zet bij het verwisselen van een achterwiel altijd de voorwielen schrap!
Vlak na mijn paniekmomentje haalt het vrachtwagenkonvooi me toevallig net in. De voorste wagen toetert en ik steek mijn duim op ten teken dat ik geen hulp nodig heb. Verder zie of hoor ik geen levende ziel. Ik heb nu geen reservebanden meer, dus als ik nu weer een lekke band krijg, zal ik alsnog moeten proberen om de laatste lekke band te repareren. Gelukkig houdt de gerepareerde band van gisteren het nog steeds prima, anders heb ik nog een veel groter probleem.
Zonder verdere problemen bereik in de asfaltweg, na zo’n 250 km rijden over de stoffige, maar uitstekende grindweg. Ik kom uit bij het stadje Laisamis, waar ik onmiddellijk tank en een brood koop. De mensen zijn nieuwsgierig, maar behulpzaam. Slechts twee mensen bedelen om geld. Mijn aanbod om in plaats daarvan hun dag te zegenen maakt geen indruk. De lunch gebruik ik op een mooi en rustig plekje langs de weg.
Een heel eind verderop, aan het einde van een dorpje, kom ik (zoals weg vaker) bij een politie checkpoint. Ik knoop een praatje aan met de goedlachse man. Normaal gesproken laten ze me zonder verdere poespas door, maar dit keer niet.
‘Heb je misschien iets voor me?’ vraagt hij.
‘Ik kan je dag zegenen,’ probeer ik weer.
Hij begint hard te lachen. ‘Ik zou liever iets tastbaarders willen hebben.’
Ik denk even na en grabbel dan in een vakje aan de stoel naast me. ‘Hm, oké. Hier, neem dan deze koelkastmagneet in de vorm van Nederlandse klompjes.’
Hij pakt het ding aan en begint nog harder te lachen. ‘Wat moet ik daar nou mee?!’
‘Weet ik veel! Jij vraagt mij om iets tastbaars, dus bij deze. Het is dit of mijn zegen, iets anders krijg je niet.’
Luid lachend doet de agent een stap naar achteren, bekijkt de klompjes nog eens goed, loopt dan naar de spijkermat voor mijn wielen en schuift hem opzij. Met een brede lach en een verwarde blik in zijn ogen wuift hij me uit terwijl ik langs hem rij.
Oorspronkelijk wilde ik ergens bij Archers Post overnachten, maar hoewel ik al behoorlijk moe ben is het nog redelijk vroeg en zet ik door om in Nanyuki te kunnen overnachten. Dat maakt de rit morgen weer een stuk korter en stelt me in staat om vandaag nog de Nakumatt supermarkt te bezoeken. Daardoor houd ik meer tijd over om morgen onderweg nog wat dingen te bekijken.
Vandaag zie ik onderweg aardig wat interessante dieren. In de buurt van het Turkana meer zitten heel veel dikdiks, grappige kleine gazelle-achtige dieren die ik soms – van een afstand – verwar met jonge geiten. Ook zie ik een soort antilope over de weg schieten, vind langs de weg troepen mantelbavianen, zie verschillende struisvogels en zie ik mijn eerste oryx en mijn eerste ‘bushchickens’ (parelhoenders). Het landschap veranderd gedurende de rit enorm! Zit ik, zoals gezegd, de eerste 250 km in de woestijn, daarna kom ik uit op savanne, gevolgd door grasland. Dat laatste strekt zich uit over vele, glooiende heuvels die keurig omheind zijn met laag hekwerk en bomenhagen. De laatste 50-60 km waan ik me in een mix van Engeland en noord Frankrijk! Ook qua temperatuur, want ik ben weer boven de 2000 m gestegen en dat is te merken aan de lagere temperatuur.
Aangekomen in Nanyuki bevind ik me in een flinke marktstad. Talloze marktkraampjes vol met groente en fruit en andere goederen, de ene na de andere ‘supermarkt’ en dan natuurlijk de lang door mij begeerde Nakumatt supermarkt! Maar eerst maar even een plek zoeken om te overnachten. Ik heb het Comfort Resort op het oog, gezien ervaringen op iOverlander. Die ligt goed verstopt aan het einde van een smalle steeg die geblokkeerd wordt door een heel stel motoren. Eenmaal binnen loop ik naar de receptie en besteed het komende half uur met wachten tot de vriendelijke dame mijn inschrijving voltooid heeft. Daarna laat ze me de tuin zien waar ik mag kamperen. Het ligt op een eindje lopen van de receptie en is best een heel aardig plekje, tussen bomen, hoge planten en op gras. Om me heen hoor en zie ik veel vogels, waaronder aardig wat hadeda ibissen die veel lawaai kunnen maken! Ik krijg een kamer toegewezen voor het gebruik van de badkamer. Die bekijk ik pas ‘s avonds laat en is zo smerig dat ik alleen de wc maar gebruik.
Nadat ik eerst weer een flinke laag stof van de belangrijkste delen van de auto heb verwijderd (matras e.d.) loop ik naar de Nakumatt om te zien of ik hier (veilig) kan parkeren. Dat kan gelukkig (er is zelfs een slagboom en uurtarief!). Maar ja, ik ben hier nu toch, dus duik ik de winkel meteen maar even in. Na de metaaldetector vallen me meteen twee dingen op: het gigantische assortiment (had ik al een beetje op gerekend) en het feit dat alles in het teken staat van Kerst (niet vreemd, gezien de datum, maar dit is de eerste keer deze reis dat ik kerstdecoratie zie). Lopende langs de lange, goed gevulde schappen val ik van de ene verbazing in de andere. Wat een aanbod! En wat een (hoge) prijzen! Ik heb bewust geen karretje genomen, want ik kan het toch niet allemaal te voet mee zeulen naar de camping en bovendien kom ik hier morgen toch weer. Niettemin is de verleiding om mijn mandje torenhoog te vullen erg groot. Het is de eerste échte supermarkt sinds Khartoum! Betalen kan ik met credit card en gelukkig weet ik me nog behoorlijk in te houden.
Met desalniettemin een paar volle tassen loop ik terug naar de camping en pin onderweg nog wat geld. Ik gooi alle spullen in de auto en loop dan naar het restaurant van het ‘resort’. De menukaart ziet er veelbelovend uit en ik ben zeker niet de enige gast in het restaurant, maar achteraf ben ik blij dat ik geen soep vooraf heb genomen, want de hoofdgang die ik besteld heb smaakt bar slecht. Het lamsvlees is taai en smakeloos en de friet is nog half rauw. En toch betaal ik er 600 ksh voor. Voor het kamperen trouwens slechts 500 ksh.
Het is al vrij laat als ik terug kom bij de auto, dus tik ik nog even een samenvatting van de dag en houd het daarna voor gezien.
Ondanks dat ik vroeg wakker word op dag 107 vertrek ik pas om 10 uur. Het is namelijk zondag en ik had me nog niet eerder gerealiseerd dat de Nakumatt wellicht gesloten is vandaag. Op internet zie ik ergens staan dat de winkel op zondag om 10 uur open zou gaan, dus daar gok ik dan maar op. De extra tijd besteed ik aan mijn verslag, een rustig ontbijtje en lezen in mijn reisgids.
Zodra ik uitgecheckt ben rijd ik eerst naar de Toyotadealer vlak om de hoek. Ik wil een nieuwe beugel voor mijn reservewiel hebben (die in Loyangalani provisorisch gelast is), maar helaas is de dealer vandaag dicht. Wel tref ik een kantoortje aan met een uiterst behulpzame man. Hij zegt dat ik dinsdag kan terugkomen voor de beugel, maar dat hij vandaag helaas niets voor me kan doen. Omdat ik ook nieuwe banden wil hebben, informeer ik daar bij hem naar (buiten staat een bordje dat ze in de aanbieding zijn), maar ook daar kan hij me niet aan helpen, hoewel hij de juiste maat wel in voorraad zegt te hebben. Waarom de man dan toch zo behulpzaam is? Omdat hij me bij het zien van één van mijn lekke banden zegt dat hij vind dat ik gek zou zijn om die te vervangen, omdat hij nog zo nieuw is, en vervolgens een man met me mee stuurt naar een bandenmaker om de band van binnenuit te plakken. Terwijl ik de passagiersstoel bevrijd van alle troep die ik er op heb liggen blijft de man geduldig wachten aan de linkerkant van de auto. Ik vertel hem dat hij aan de rechterkant moet zijn en wijs hem op de (voor hem ongewone) locatie van het stuur, maar het kwartje valt pas als ik hem zeg dat hij kan instappen en bij het opendoen van de bestuurdersportier het stuur ziet zitten.
De bandenmaker repareert de band voor 500 ksh (na wat onderhandelen) en na een minuut of 15 ben ik weer op weg met in elk geval weer één reservewiel. Bij de slagboom voor de Nakumatt moet ik uitstappen, want het kaartje komt uit een automaat aan de andere kant van de auto. Het valt nog niet mee om in een links gestuurde auto in een links rijdend land te rijden!
Ik sta mezelf toe om flink in te slaan, maar probeer wel op de prijzen te letten. Zo verkopen ze zelfs hagelslag (als zijnde decoratie op gebak), maar dat kost ruim 2 euro per ons, dus dat doe ik niet. Vlees is ook behoorlijk duur, maar dat laat ik toch echt niet liggen. Een pot Amerikaanse pindakaas van 8 euro laat ik wel staan. Al met al besteed ik een paar uur in de grote winkel en ben bijna 90 euro kwijt. Een bediende bij de kassa pakt alles netjes in dozen en houdt daarbij alle spullen voor de koelkast netjes in een aparte doos. Bovendien brengt hij alles naar de auto. Super service! Ik loop nog een keer naar binnen voor 20l water en een waterijsje (eerste in 3 maanden).
Volgeladen en opgetogen rijd ik naar het zuiden. Slechts een paar kilometer verderop staat een bekend bord dat de evenaar markeert. Het spreekt voor zich dat ik daar mijn auto even pal naast zet en wat foto’s scoor. Ook laat ik me op de foto zetten door 1 van de vele souvenirverkopers die op me af komen. Ik ben net op tijd, want net als ik klaar ben komt er een bus aan vol met toeristen die uiteraard ook allemaal op de foto willen met het bord.
Ik rijd door naar het stadje Nyeri, dat erg relaxt en keurig aandoet. Veel staat in het teken van Scouting en diens oprichter Baden Powell. Dat is niet zo gek, want in dit plaatsje heeft Powell de laatste 3 jaar van zijn leven gewoond en hier is hij ook begraven. Het is tevens de reden dat ik deze plaats bezoek. Voor de ingang van de begraafplaats zet ik de auto neer en een stel jongeren komt op me af. Eentje ervan begeleidt me desgevraagd naar de sleutelbewaarder van het terrein, die bij een kraampje even verderop staat. Een fooi hoeft hij hier niet voor te hebben. De sleutelbewaarder zegt zelf een ‘Scout Master’ te zijn en laat me graag het graf van Powell en zijn vrouw zien. Het is niet te missen, want het is keurig onderhouden en er staat in een ruime omtrek een muurtje omheen. De andere (voornamelijk Britse) graven steken er schril bij af. Na afloop geef ik de man wat geld voor de lokale Scoutingclub.
Mijn volgende doel is het Baden Powell Museum, dat zich op het terrein van het Outspan Hotel moet bevinden (aldus mijn reisgids, en de man bevestigt dit), maar als ik daar aan kom is de poort dicht en er is geen mens te zien. Gek is ook dat er geen naambord bij de poort staat, maar dit moet het toch echt zijn. Ik blijf nog even wachten terwijl ik de boodschappen een klein beetje organiseer, maar er komt niemand. Erg vreemd.
Dan maar weer doorrijden. Op naar mijn laatste bestemming voor vandaag: de Castle Forest Lodge and Camping langs de flanken van Mount Kenya. Judith Vosseberg was hier erg enthousiast over en ik kijk er enorm naar uit om een aantal dagen op dezelfde plek te blijven om de waslijst aan klusjes weg te werken, mijn achterstallige verslag bij te werken en even wat rust te nemen voor ik me naar het drukke Nairobi begeef. Het is echter nog niet zo eenvoudig om bij de camping te komen, want er zijn ontzettend veel (ongemarkeerde!) verkeersdrempels (nog net iets erger dan in Egypte!) en er is veel volk op de weg. De laatste 20-25 km moet ik volgens mijn GPS over een heel erg smal weggetje. Erg idyllisch, maar een tegenligger betekent dat iemand achteruit moet rijden en bovendien: de weg loopt dood. Terug naar de asfaltweg probeer ik een tweede zijweg, die een heel stuk breder is. Er rijden zo nu en dan auto’s overheen, dus dat is bemoedigend. Echter, het feit dat iedereen me nastaart of naroept wekt weinig vertrouwen en al gauw krijg ik toch weer het idee dat ik niet de goede weg te pakken heb. Op de plek waar ik volgens mijn GPS weer een afslag moet nemen is niets dan bos. Ook een eindje verderop is er niets. Dus zit er niets anders op dan maar weer terug te rijden naar de asfaltweg en een volgende afslag te proberen. Dat blijkt zowaar een asfaltweg te zijn en zelfs nadat ik nog 2x afgeslagen ben, blijft het asfalt, totdat ik voor de poort van het Mount Kenya Forest Reserve sta. De ranger is nog even bezig met een auto voor mij, maar komt dan mijn kant op. Hij is erg vriendelijk en nieuwsgierig naar mijn auto. Tevens noteert hij mijn gegevens, laat me een krabbel zetten en dan opent hij het hek voor mijn voorganger en mij. De weg achter het hek is erg stoffig en dus houd ik grote afstand van mijn voorganger. De weg loopt dwars door de dichte jungle en aan beide zijden zie ik een muur van groen. Erg intimiderend! Na ca. 2,5 km rijden kom ik aan bij de camping, waar een auto of 20 staan! Ook zie ik veel tenten staan, verschillende kampvuurtjes en hoor ik muziek. Wat blijkt? Het is een lang weekend voor Kenianen, omdat morgen (maandag) de nationale onafhankelijkheidsdag is en dat is een vrije dag. Vandaar dat veel mensen er een weekendje op uit zijn. Maar, zo wordt me verzekerd, deze mensen gaan morgen allemaal naar huis en dan sta ik lekker rustig. Daar verheug ik me op, want hoewel ik niet veel last heb van de mensen, stel ik me deze prachtige plek het liefst voor zonder al die mensen. Omringt door het dichte bos, kijkt het desalniettemin uit op Mount Kenya en de wijde omgeving. Opmerkelijk is dat de gasten vooral uit Kenyanen van Indiase oorsprong zijn. Een van de mannen vertelt me dat ze uit Nairobi komen, maar uit de kleding, gezichtsdecoratie en gebruiken blijkt vooral een Indiase afkomst.
Voor nu is er eigenlijk maar 1 plekje beschikbaar, op een hobbelig stukje hoog gras, tegen een hoge conifeer. Daar zet ik de kanarie dus neer en zet de tent op. Het is bijna donker en ondanks de hoeveelheid vers voedsel die ik heb ingeslagen ga ik toch eten in het restaurant, want ik heb nu geen zin meer om te koken, ik moet er toch naartoe voor de registratie en ik heb goede verhalen gehoord over het eten hier. Het restaurant bevind zich in een mooi landhuis op de top van de heuvel van het kampterrein en bestaat eigenlijk alleen uit een bar en een woonkamer met 2 tafels en een bankstel voor een knapperend haardvuurtje. Ik ga aan een ronde tafel zitten, waaraan 2 Chinezen net hun diner geserveerd krijgen. Het menu staat vast: spinaziesoep vooraf, gevolgd door kip tikka en gebakken banaan toe. Dat alles voor 1200 ksh is niet goedkoop, maar wel ontzettend lekker. Zo mogelijk nog lekkerder zijn de verse sinaasappelsapjes die ik weet te scoren. De conversatie is ook prima. De Chinezen werken voor de Urban Development afdeling van de VN en zijn gestationeerd in Nairobi, maar zijn er nu een weekendje tussenuit. We praten over mijn reis, hun werk, hulpverlening in zijn algemeenheid, en nog veel meer. In de discussie mengt zich ook een Keniaanse vrouw die in Londen gestudeerd heeft.
‘s Avonds heb ik vooral met het thuisfront gebabbeld en aan mijn verslag gewerkt. Voor ik mijn bed in duik, zorg ik dat alle verse groente en fruit in de auto opgeborgen is, want er kunnen olifanten over het terrein lopen. Ook hoor ik later dat er hyena’s en zelfs luipaarden zitten. Het terrein is overigens niet omheind…
Daar mijn ‘vakantie’ begonnen is, doe ik kalmpjes aan met opstaan en ontbijten op dag 108. Het heeft vannacht geregend en het is wat frisjes, maar prima te doen. De hele dag is het wisselend bewolkt, maar blijft het verder wel droog. Het douchen stel ik uit tot ruim na het ontbijt, want ik heb een flinke mensenmenigte voor me te dulden en helaas zijn er maar 2 (donkere) douches. Maar, het moet gezegd, de douche is heerlijk warm. Het wordt verwarmd middels een houtvuur dat 24×7 gaande wordt gehouden.
Gedurende de dag breken alle andere gasten hun kampjes op en in de loop van de middag vertrekt men druppelsgewijs. Aan het einde van de middag ben ik alleen.
In de ochtend lopen de 2 Chinezen langs om de waterval op het terrein te gaan bekijken en om mij gedag te zeggen, want om 10 uur worden ze opgepikt. Ook krijg ik bezoek van een Keniaan die avocado olie produceert en erg nieuwsgierig is naar mijn reis en auto. Ruud, de Nederlandse eigenaar komt ook even langs. Hij vertelt dat ze er normaal prat op gaan om een camping voor rustzoekers te bieden en zich een beetje verkeken hebben op het aantal mensen dat dit weekend is op komen dagen. Ook biedt hij hulp aan bij mijn reparaties, mocht dat nodig zijn.
Wat dat betreft start ik mijn waslijst met klusjes bij de kapotte dieselpomp. Nadat ik de elektra heb doorgemeten moet ik helaas concluderen dat het de pomp zelf is die kapot is. Daar kan ik hier niets aan doen, maar in Nairobi vast wel. De rest van de dag besteed ik aan het schoonmaken van de koelkast (daarin waren 2 eieren kapot gegaan, was olijfolie gelekt en water), en mijn 2 fouragekisten (In 1 was mijn laatste, kostbare hagelslag gaan rondzwerven en in de ander was een tube mosterd en een zakje appelsappoeder kapot gegaan). Ook weet ik wonder boven wonder een plekje te vinden voor alle boodschappen van gisteren. Tot slot doe ik tussen de bedrijven door een was.
‘s Avonds maak ik een kampvuurtje, hoewel het hout behoorlijk nat is. Tijdens het stoken komen Ruud en zijn vrouw Melia langs lopen en we maken een praatje. Ook merken ze de rode bulten met korstjes op mijn voorhoofd op. Ze herkennen het als tropische zweren en komen later een antibioticazalfje brengen dat soelaas moet bieden. Wat een gastvrijheid!
Dit is mijn kans om eindelijk mijn dutch oven weer eens te gebruiken en die laat ik niet schieten. Ik kook er een (al zeg ik het zelf) heerlijke kip kerrie in met verse courgette, prei, tomaat en ui. Daarna probeer ik nog wat van het vuurtje te genieten, maar het natte hout rookt vooral en geeft geen mooie vlammen en bovendien begint het te regenen, dus neem ik opnieuw een heerlijke, warme douche (water komt hier rechtstreeks uit de rivier) en duik vervolgens de auto in. Keer op keer besef ik me weer wat een geluk ik toch heb dat ik hier allemaal van kan genieten!
Ook in de nacht naar dag 109 regent het weer en moet ik het een en ander aan water hozen uit mijn bustent. Waarschijnlijk is het water afkomstig van het dak van de auto. Ik sta weer rustig op en geniet van het warme ochtendzonnetje. Ik profiteer er ook van door gauw weer een was op te hangen en de zonnepanelen te installeren. Ze krijgen een effectief plekje in het gras op een flauwe helling, maar ik moet ze even later verplaatsen naar de motorkap omdat gedurende de ochtend een hoop dieren losgelaten worden op het terrein, waaronder een schaap, geiten, honden, koeien en paarden. Met name de paarden zijn een risico voor de zonnepanelen en klaarblijkelijk ben ik al te laat met het verplaatsen, want 1 van de zonnecellen is gebarsten. Er is hoogstwaarschijnlijk een dier op gaan staan.
Na de ontbijtrituelen begin ik met het uitmesten van de auto. Ik haal alle kisten eruit, haal alle spullen eruit, maak de kisten schoon en laat de spullen er uit die ik toch nooit gebruik. Die gooi ik aan het einde van de dag allemaal in de dakkist. Daarna haal ik de kastjes onder mijn bed leeg. Aangezien ik dat nooit eerder gedaan heb deze reis ligt er een zeker 1 mm dikke laag stof op alle spullen. Als alle spullen uit de auto zijn maak ik de binnenkant van de auto zo goed mogelijk schoon met stofdoek, veger en blik, en een nat doekje. Daarna maak ik de spullen uit de kastjes stofvrij en laad alles weer in. Tot slot is het de beurt aan de ‘cockpit’. Ook die ontdoe ik zoveel mogelijk van het stof. Al met al ben ik er de hele dag zoet mee!
Gedurende de dag spreek ik de Vossebergen over onzer plannen voor de komende weken. We spreken uiteindelijk af om de Kerst samen aan de kust van Kenia te vieren. De exacte locatie is nog nader af te spreken, maar ik word in elk geval uitgenodigd voor hun vier gangen diner! Ook komen Melia en Ruud nog even buurten.
Tegen de avond maak ik weer een kampvuurtje waar ik een iets minder geslaagde kip kerrie op kook in mijn dutch oven. Daarna vereer ik de douche weer met mijn bezoek, werk nog wat aan mijn verslag en duik mijn schone autootje in.
Op dag 110 werk ik vooral aan mijn verslag, want ik loop nu ruim 4 dagen achter, ik heb nog ruim 600 foto’s uit te zoeken en mijn website loopt al helemaal vreselijk achter. Het uploaden van foto’s naar de website kost erg veel tijd, want de verbinding is erg traag en valt vaak uit. Maar ja, ik zit dan ook midden in een bos, nietwaar? Verder doe ik nog een was (ik had me toch een berg!) en verricht wat kleine klusjes.
Halverwege de middag komt een groep Indiase Kenianen om de waterval te bekijken en te picknicken. Zelf heb ik nog helemaal niets van de omgeving gezien, maar dat komt nog wel. Eerst mijn werkachterstand wegwerken! De rust wordt vandaag verder verstoord door een enorme bulldozer waarmee men hier en daar grote stukken gras egaliseert. Tegen de avond stook ik opnieuw het kampvuurtje op, waar ik dit keer een prima geslaagde spaghetti op kook.
die auto kon idd wel een schoonmaakbeurt gebruiken zo te zien. lekker gevoel geeft dat he, als je weer helemaal georganiseerd bent!
heb je nog de water-afvoer test gedaan op de evenaar?
Sorry voor de late reactie!
Ja, het geeft een heel goed gevoel om weer een beetje georganiseerd te zijn, maar inmiddels ben ik wel lang genoeg onderweg om altijd een lijstje met klusjes te hebben. Zodra ik er iets van afvinken komt er wel weer iets nieuws bij. Maar dat geeft niks, het is eigenlijk net als thuis! 🙂
De water test (Coriolis effect) heb ik niet gedaan. Het resultaat is me toch al bekend.
Een knapperig kampvuurtje in de jungle met een weer schone auto, gastvrije mensen en wilde dieren om je heen, ja dat zijn toch van die geluksmomenten!
Absoluut!!!
Hoi Bjorn,
Weer met veel plezier je verslagen gelezen. Wat een pech, al die lekke banden achter elkaar, zeker als dat ook nog eens midden in de woestijn gebeurd. Gelukkig ben je erg zelfredzaam, maar hopelijk krijg je hier voorlopig niet meer mee te maken.
Goed dat je ook rustmomenten inplant en je op het moment zelf van alle indrukken geniet. Mooie foto’s, ook die van je eerdere verslagen! Geven een mooi beeld bij je reisverslag.
Hoi Aart,
Dank je! Ja, die lekke banden waren wel heel erg kort op elkaar. Gelukkig heb ik inmiddels 2 splinternieuwe banden.
Hoi Bjorn,
Weer genoten van je verslag en foto’s.
Geweldig dat we hier dank zij alle moderne technologieën op afstand kunnen meegenieten.
Ik hoop dat lekke banden je verder bespaart blijven en je zonder problemen kunt genieten van je avontuur!
Groet, Karin