Dag 316. Ook ‘s ochtends is het hier berekoud. Zelfs als ik wegrijd om 9 uur heb ik nog 2 truien aan en verkleumde vingers. Het duurt weer even voor ik iemand heb gevonden om bij te betalen, maar de schattige stokstaartjes die opwarmen in de ochtendzon stelen de show. Onderweg kom ik vandaag zeker een stuk of 20 doodgereden exemplaren op de weg tegen.
Ik rijd vandaag alleen maar over asfalt; wat een luxe! Daar ik 350 km af te leggen heb, geeft me dat de gelegenheid om in Upington te stoppen bij een gigantisch winkelcentrum. Zo’n groot winkelcentrum heb ik sinds Europa niet meer gezien! Talloze kledingwinkels en maar liefst 3 enorme supermarkten. En alles overdekt. Ik voel me opnieuw helemaal in Nederland. Ook gezien de mix van etniciteiten, want hier loopt alles door elkaar. Zelfs moslima’s in burka! Voor het eerst sinds Egypte zie ik weer een MacDonalds. Ik doe hier boodschappen, pin (eindelijk) geld en koop bij een bandenwinkel een nieuwe band voor het tweede reservewiel. Die had nog zo’n enge, onbetrouwbare, geplakte band, maar het was het (kleine) risico van het wachten met het kopen van een nieuwe band tot in ZA waard, want hij is – zoals verwacht – een stuk goedkoper dan in Namibië. Ze zetten de band in no time op de velg, want het is eigenlijk al sluitingstijd (had ik niet in de gaten toen ik naar binnen liep). Op zaterdag gaan veel winkels ‘s middags al dicht.
Het is weer een investering, maar ik heb nu een compleet arsenaal prima banden, dus hier moet ik de eindstreep wel mee gaan halen. Ik heb er nu ruim 35.000 km op zitten en heb gisteravond berekend dat ik nog ca. 6000 km te gaan heb.
De rit van vandaag verloopt zonder verdere bijzonderheden. Ik passeer plaatsen met namen als Welkom, Kanoneiland en Keimoes. Alles staat hier in het teken van de veeteelt en het verbouwen van druiven. In de supermarkt verbaasde ik me er dan ook over dat de druiven in het schap geïmporteerd waren uit Egypte! Maar blijkbaar ben ik in het verkeerde seizoen, want alle druivenranken die ik passeer zijn dor en kaal. Het stikt hier logischerwijs van de wijnboerderijen. Nu vind ik wijn echt smerig, dus ik laat ze allemaal links liggen.
Ik heb inmiddels door dat je via de website van SANparks (South Africa National Parks) accommodaties e.d. kan boeken, en er is schijnbaar nog plek op de camping van Augrabies NP, maar dat is zo duur dat ik er voor kies om een guestfarm op 20 km voor de ingang in te rijden. Daar is het een gezellige boel. Er is een kunstmatig meer met veel gras en palmen er omheen en ondanks de hele harde wind is het hier prettig warm. Er is dan ook een prettig aantal mensen aan het ontspannen op het gras of bij de bar. Een enkeling waagt zich op het water met een kajak. Dat loont nauwelijks de moeite, want het is maar een heel klein meer, maar omdat het desondanks het grootste meer is in een radius van een paar 100 km, kan ik het wel begrijpen. Gelukkig kan ik hier ook kamperen. Sterker nog: het kost slechts 100 rand (in het NP is dat 230!), ik krijg een privé badkamer die er pico bello uitziet en ik mag de auto overal neerzetten op het gras tussen de palmen. Er is elektriciteit en mijn badkamer heeft zelfs een badkuip! Die laatste zet ik dan ook direct in, om kleding te wassen, welteverstaan. Ik heb een aardige zak vol en in zo’n badkuip kan ik het veel sneller verwerken dan in dat kleine emmertje van me. En omdat het heel hard waait en de zon volop schijnt is de was binnen het uur kurkdroog. Ideaal! De zonsondergang is weer mooi, maar nog mooier is dat vlak daarna de volle maan opkomt.
Hij heeft 10 maanden in de kist gezeten, maar vanavond maak ik hem toch echt soldaat: mijn laatste zakje nasimix van thuis! Ondanks de enorme sortering in de supermarkten hier, worden dit soort producten hier niet verkocht. ‘s Avonds gaat de wind compleet liggen en koelt het niet zo snel af. Toch ben ik maar wat blij met de zinderend hete en schone douche die zich op 10 stappen van de auto bevindt. Alle ledematen waren verkleumd, maar na de douche kan ik – heerlijk opgewarmd – de auto induiken.
Dag 317. Aaaaaah, wat een heerlijke nachtrust! Ondanks de muziek uit de bar een eind verderop slaap ik als een zonnetje en dat is voor het eerst in minstens een week! Geen idee hoe het komt. Wanneer ik om half 9 wegrijd wil ik langs de receptie om alvast te betalen voor deze en komende nacht, maar alles is dicht en donker. Nou ja, dat komt dan later wel.
Het is slechts 17 km rijden naar het park en aangezien dat over asfalt gaat, ben ik er lekker vlot. Het is zondag en ik verwacht daarom grote drukte in het park, maar als ik aankom ben ik slechts de 2e bezoeker. Eerst moet ik door de poort, waar ik een formulier moet invullen en meenemen naar de receptie, 3 km verderop. Daar laat ik mijn wildcard en het formulier zien en heb enkele minuten later mijn vergunning, plattegrond en uitleg. Kijk Kgalagadi Transfrontier Park, zó kan het dus ook! Ik loop eerst naar de waterval. Er zijn maar liefst 6 uitkijkpunten die te benaderen zijn via loopbruggen. Vijf jaar geleden waren 3 van deze platforms volledig verwoest door overstromingen van de Oranjerivier; nu kan ik er wel een kijkje nemen. Er zijn nog maar een paar mensen op pad dus ik kan heerlijk rustig de waterval bekijken. De Oranjerivier perst zich hier door een kloof van zo’n 5 meter breed en meandert vervolgens nog zo’n 18 km door de kloof. Het is gek, maar op de een of andere manier lijkt de kloof een stuk kleiner dan ik me herinner van 5 jaar geleden, maar waarschijnlijk komt dat mede doordat ik zo veel indrukwekkende watervallen en kloven gezien heb, het afgelopen jaar. Ik ben gewoon verwend! Niettemin is ook dit exemplaar mooi om te bekijken hoor. Overal huppelen dassies (Kaapse klipdassen) of ze zitten te zonnen op de rotsen. Hele grappige, lelijke beestjes en het stikt er van!
Na de waterval loop ik terug naar de auto en pak mijn wandelspullen. Ik ga de Dassie-trail lopen; een hike van zo’n 7 km over rotsen en door riviertjes, zo weet ik nog van 5 jaar geleden. Ik heb toen enorm genoten van deze hike en ook al is dit dus een herhaling, toch geniet ik er ook dit keer van, want ik kom de hele tocht geen mens tegen (heel anders dan vorige keer!) en het landschap blijft ook bij de tweede keer schitterend om te zien en te ervaren. Bordjes wijzen je de weg, want een pad is er niet. Maar vaak staan de bordjes verdekt opgesteld, zijn gedraaid waardoor ze in de verkeerde richting wijzen of ontbreken op strategische plekken, waardoor ik een aantal keer verkeerd loop. Geeft helemaal niets, want zo zie je des te meer van de omgeving, en ik heb de hele dag de tijd. Ik maak onderweg een uitstapje naar Twin falls, een andere, dubbele waterval en sta daarbij op de Arrowrock, een spitse punt op de plek waar de kloof zich in tweeën splitst. Ik heb hier dus uitzicht over maar liefst 3 kloven! Ik merk wel dat mijn conditie t.o.v. 5 jaar geleden wel wat achteruit is gegaan, want toen huppelde ik over de rotsen als een berggeit, maar nu kost me dat toch wat meer moeite. Dat heeft echter ook te maken met het feit dat ik een stuk voorzichtiger ben dan toen. Toen hoefde ik zelf niet te rijden, maar als ik nu mijn enkel weer eens verzwik (om maar eens een heel waarschijnlijk scenario als voorbeeld te nemen) dan kan dat erg lastig uitpakken. Gelukkig gaat er niets fout vandaag, hoewel ik meer moet klimmen over rotsblokken om weer eens een kloof over te steken en ik vaker een riviertje over moet steken dan ik me herinner van toen. Natte voeten blijken onvermijdelijk. Aan het einde van de tocht is het iets over 13 uur en eet ik moe maar voldaan mijn lunch achter het stuur. Het is intussen erg druk geworden hier. De parkeerplaats is overvol (sommigen hebben dan ook complete caravans meegenomen).
Na de lunch rijd ik het park in. Er is een enkele weg van ca. 20 km met wat afslagen naar uitkijkpunten en aan het einde een grote lus. De weg begint met 3 achtereenvolgende rivierdoorwadingen. Het wegdek is op die plekken van beton, maar vooral bij de tweede rivier stroomt het water erg snel en diep, en staan er soms geen paaltjes langs het beton, waardoor je niet kan zien waar de randen lopen. Ik rijd het eerste stukje achter een tergend langzaam rijdende sedan aan, maar die geeft het direct op als hij de eerste rivier nadert. Eng is het ook wel, zeker met zo’n ‘inferieure’ auto, dus ik neem het hem niet kwalijk. Toch ben ik niet de enige die het woeste water trotseert, want aan de andere kant van de 3 rivieren kom ik toch zeker een auto of 6 tegen.
Ik rijd elke afslag in en word daardoor niet alleen beloond met schitterende uitzichten over de kloof, maar de ritten er naartoe blijken ook erg de moeite waard. Slingerende weggetjes door grote bergen rotsblokken en andere maanlandschappen. Ik kom een groepje giraffen tegen, maar verder niets. Er zijn ook een paar waterholes langs de route, maar 2 ervan staan droog en ook bij een derde is geen dier te bekennen. Pas als ik de start van de lus bereik zie ik in de verte een groep oryxen. Helaas kom ik helemaal geen klipspringers tegen. Die komen hier veel voor, maar houden zich – net als 5 jaar geleden – voor me verborgen. Bij de start van de lus is mijn tijd echter op, want het is al na 16 uur en ik moet het hele eind nog terug. Dat verloopt zonder bijzonderheden en om iets voor half 18 ben ik weer terug op de camping, net op tijd voor zonsondergang. De receptie is nog steeds potdicht en net als gisteren ben ik de enige gast, dus nu sta ik echt helemaal alleen. Zelfs geen muziek uit de bar. Het koelt weer snel af en uiteindelijk besluit ik maar om in de badkamer te gaan zitten. Die is groot genoeg, heeft een stopcontact voor de laptop en bovenal: het is er (in verhouding tot buiten) lekker warm.
Dag 318. In de ochtend is er wel enige activiteit en kan ik dus betalen voor de overnachtingen. Vandaag is weer een reisdag. Er is niet zo veel te doen en te zien in dit deel van het land en aangezien mijn tijd erg beperkt is rijd ik vandaag weer 402 km zuidwaarts. Dat gaat voor een deel over grindwegen, maar grotendeels over asfalt. Op 1 weg kan ik 280 km alsmaar rechtdoor rijden. Woestijn, woestijn en nog eens woestijn. Ik heb al heel veel woestijn gezien vanaf Botswana, en die trend zet zich vandaag nog steeds voort. Nu zijn er veel verschillende soorten woestijnen. Deze is van het grind-type. Dat wil zeggen dat de bodem bezaaid is met steentjes en keien, maar zelden groter dan een voetbal. Vegetatie is erg dun bezaaid. Af en toe zie je een springbok of oryx. Om te zien vind ik dit type woestijn één van de mooiste, maar ik zou er niet aan moeten denken hier te moeten lopen, want je kan bijna nergens je voet stabiel neerzetten. Die antilopen hebben het met hun relatief kleine hoefjes een stuk makkelijker.
Ook dun bezaaid is de bevolking. Zo nu en dan passeer ik een boerderij,vaak niet meer dan een huis, een schuur, een paar windmolens en wat bomen of palmen voor de schaduw; omringt door de barre woestijn. Ik denk dat hier meer schapen voor komen dan mensen, want die zie ik wel met enige regelmaat. Waar die van leven is mij een raadsel. Dorpen of steden zijn er bijna niet. In het kleine plaatsje Brandvlei laat ik de tank volgooien en bestel een ‘kaasburger’, een in plastic verpakt klef broodje, dat een minuutje in de magnetron wordt gegooid om het op te warmen. Toch smaakt het niet eens zo slecht.
De rit voor vandaag eindigt in Calvinia, een klein, knus stadje midden in de woestijn. Ik verblijf bij een kleine b&b, toepasselijk genaamd Kleinplasie. Ik word er vriendelijk ontvangen en mag de auto overal neerzetten op de – erg kleine – binnenplaats. De eigenaar is verbaasd te horen dat ik via Namibië gereden heb. Hij heeft er zoveel slechte verhalen over gehoord, zegt hij. Maar als we daar wat dieper op ingaan, blijkt dat hij Zimbabwe bedoelt (of, zoals hij het nog steeds noemt: Rhodesië). Het is de hele dag niet echt warm geworden en hier op de binnenplaats is het alleen in de zon en uit de wind nog goed uit te houden. Daar komt bij dat ik flink verkouden ben geworden. Erg happy voel ik me dus niet. Zeker niet omdat ik maar al te goed weet dat het vannacht nog vele malen kouder zal worden. Ik weet op dat moment alleen nog niet half hoe koud!
Terwijl ik sta te koken komt er een man in trainingspak naar me toe lopen. Werner is zijn naam en hij is met zijn zoontje en zijn vrouw op een roadtrip door het noordwesten van Zuid Afrika. Ze komen uit Kaapstad. Werner is bijzonder geïnteresseerd in mijn reis, want hij droomt er van om ook ooit zoiets te gaan doen. Ze maken hun avondwandelingetje af en we praten daarna nog eventjes door terwijl ik de laatste happen van mijn avondeten naar binnen werk. Hij nodigt me uit om bij hen een kopje thee te komen drinken. Dat neem ik graag aan, want zij hebben een lekker warm huisje en ik zit hier buiten kou te lijden. Zodra ik de afwas gedaan heb zoek ik ze dus op en blijf er de hele avond hangen. We hebben ontzettend veel gespreksstof en ik krijg door hen een geweldig inkijkje in het leven en de opvattingen van een (blank) Zuid Afrikaans gezin, en de politieke en economische situatie in het land. Zij krijgen een mooi inkijkje in hoe het er in Nederland en Europa in het algemeen aan toe gaat. Onderwerpen als politiek, discriminatie, vluchtelingenproblematiek e.d. worden niet vermeden. In praktische zin levert het ook nog wat op, want ze hebben veel gereisd door Zuid Afrika, dus ze kunnen me de nodige tips geven.
Laat in de avond loop ik terug naar de auto, maar voor ik er in kruip neem ik eerst een hete douche om op te warmen, want in die 50 meter lopen ben ik al weer enorm afgekoeld.
Dag 319. Dat blijkt niet zo gek, want het heeft vannacht gevroren! En flink ook, want niet alleen ligt er een dikke laag rijp op alle spullen die ik buiten had laten staan, ook is het water in de jerrycans die ik buiten had laten staan bijna geheel bevroren! Natuurlijk wist ik wel dat het hier winter is, maar ik had niet verwacht dat het zó koud zou worden hier. Ik heb vannacht ook weer slecht geslapen door de kou en de verkoudheid. De slaapzak is heerlijk warm, maar zodra ik daar uit kom om me aan te kleden ben ik weer helemaal afgekoeld. Het is in de auto immers ook niet warmer dan 6gr C. Geheel tegen mijn principes in neem ik ook vanochtend weer een hete douche. Waterverspilling in de woestijn is bijna een doodzonde, maar ik voel me zo belabberd dat ik het toch doe. Na de douche ben ik weer lekker opgewarmd en voel me een stuk beter, maar dat feest is buiten na een half uurtje alweer afgelopen. Zelfs de inmiddels opgekomen zon kan de kou nauwelijks verdrijven. Ik moet de motor een tijdje laten draaien om de ijsbloemen op de ruiten te ontdooien.
Om een uur of 9 neem ik afscheid van het Zuid Afrikaanse gezinnetje. Zij rijden vandaag over het asfalt door naar Kaapstad. Ik neem de grindweg langs en door Tankwa Karoo NP met het halve plan om te eindigen in Ceres en morgen de Bain’s Kloof Pass te nemen of die vandaag ook nog te doen en ergens daarna een slaapplaats te zoeken. Werner wil de grindweg langs en door Tankwa Karoo NP graag ooit eens te voet doen. Het is namelijk de langste weg in ZA zonder dorpen of steden en bovendien een prachtige, ruige route, volgens Werner.
Dat laatste blijkt inderdaad het geval te zijn, hoewel ‘ruig’ meer op de omgeving dan op de weg slaat. Het is (op een merkwaardig stukje van een paar 100 m asfalt ergens halverwege na) geheel grindweg en hier en daar wat ruw, maar uitstekend begaanbaar. Dieren zijn er ook. Ik kom springbokken, marters, oryxen en zelfs hartebeesten tegen. Er zijn heel wat mooie stenen langs de route te vinden, voornamelijk van vulkanische oorsprong. Soms stap ik even uit voor een foto of een steen, maar ga dan gauw weer naar binnen, want het is erg koud.
Net als ik klaar ben met lunchen (gauw wat rusks naar binnen werken in de luwte van de auto) komen er 2 fietsers aan. Verkeer is er nauwelijks op deze weg, laat staan fietsers, maar jawel, hier zijn er maar liefst 2. Ze stoppen voor een korte babbel. Het zijn Zuid Afrikanen die klaarblijkelijk erg van fietsen houden. Ik nodig ze uit om dat eens in Nederland te komen doen; immers een fietsland bij uitstek.
Als ik in de buurt kom van Ceres verandert het landschap drastisch. Hier rijzen flinke heuvels (bergen?) op en daar achter begint het groene land van de Westkaap. Voor het eerst in maanden zie ik grote grasvelden, landerijen, naaldbossen, en oppervlaktewater, dat overal in de vorm van kleine meertjes en zelfs slootjes te zien is. Het doet soms erg Nederlands aan, of eigenlijk misschien eerder Frans, want het is veel te heuvelachtig voor Nederland. Maar ja, dan kom je weer allerlei Nederlandse namen en borden tegen en waan ik me toch weer in Nederland.
Ceres bereik ik aan het begin van de middag, dus besluit ik om Bain’s Kloof Pass vandaag te doen. Dat is naar verluid een mooie bergpas met veel gevaarlijke haarspeldbochten en schitterende uitzichten. Dat klopt heel aardig, hoewel ik het afgelopen jaar talloze bergpassen getrotseerd heb die veel mooier en/of gevaarlijker zijn, maar ja, ik ben dan ook verwend natuurlijk. Het wegdek is volledig geasfalteerd maar de weg is wel vrij smal. Twee voertuigen kunnen elkaar soms maar net passeren. Dat weerhoud sommigen er echter niet van om met een rotgang door bochten heen te sjezen. Regelmatig heb ik een auto achter m’n bumper hangen die er duidelijk z.s.m. langs wil. Dat doet bij mij veel afbreuk aan zo’n mooie rit, want ik kan niet eventjes stoppen bij een mooi uitzicht. Gelukkig zijn er met enige regelmaat wel inhammen gemaakt waar ik de weg even af kan om iemand te laten passeren en/of om even te genieten van het uitzicht. Haarspeldbochten kom ik niet tegen. Nou oké, er zijn 2 bochten die hier misschien voor kwalificeren, maar ik vind ze er te flauw voor.
Aan het einde van de rit kom ik uit in Wellington. Het is echter niet ver meer naar Stellenbosch, waar de camping African Overlanders gevestigd is, dus dat pak ik er ook nog even bij vandaag. Stellenbosch ligt tegen Kaapstad aan en het duurt dan ook niet lang voor ik de beroemde Tafelberg zie liggen. Er gaat een vreemd gevoel door me heen: dit is het eindpunt van de reis! Goed, ik heb nog wel 1,5 maand, maar hier, in deze stad, gaat het wel eindigen. Zoals verwacht neemt het verkeer steeds meer toe en op een gegeven moment bevind ik me zelfs op een 4-baans snelweg. Dat is echt weer even wennen! Daarbij komt dat veel Zuid Afrikanen blijkbaar van je verwachten dat je de berm of vluchtstrook in duikt zodat zij kunnen passeren. Ik heb vaak bumperklevers achter me en zie elders dat tragere voertuigen inderdaad flink op zij gaan.
African Overlanders is een begrip bij Overlanders, net zozeer als Jungle Junction in Nairobi, Kenya. African Overlanders is echter vooral bekend vanwege het feit dat Duncan, de eigenaar, heel veel overlandvoertuigen verscheept van en naar Kaapstad, dat voor veel overlanders natuurlijk het begin of einde van de reis is. De camping zelf stelt me erg teleur. Van een overlanders-camping had ik me voorgesteld dat er alle faciliteiten zouden zijn die overlanders graag zien, zoals een wasmachine, een schoon en vlak terrein om te kamperen, goede badkamervoorzieningen, etc. Maar dat blijkt niet te kloppen (en dat ligt veel eerder aan mij dan aan de camping zelf, denk ik), maar ik word wel heel vriendelijk ontvangen en kamperen is erg goedkoop. Ze zijn een paar jaar geleden verhuisd van een andere locatie en zijn nog altijd bezig met de opbouw. De badkamer bestaat dan ook uit een zeecontainer die in 3 ruimtes verdeeld is, met elk een provisorisch toilet en douche. Ze hebben wel een mooi uitzicht over Kaapstad en natuurlijk de Tafelberg. ‘s Avonds, wanneer ik de duizenden lichtjes van deze grote stad zie, besef ik pas hoe lang het geleden is dat ik in zo’n grote stad geweest ben. Als ik een plekje uitgezocht heb bespreken Duncan en ik het verschepen van mijn auto. Dat is immers de voornaamste reden dat ik hier deze avond naartoe gekomen ben. Dat blijkt een goede beslissing, want ik kom zo veel meer te weten dan via de e-mailuitwisselingen die we eerder hebben gehad.
Op een Frans stel na zijn er geen andere gasten. Wel staan er een hoop auto’s die wachten op verscheping of die voor lange tijd in opslag staan. De avond is weer bitter koud, ondanks de weersverwachtingen. Sterker nog, het vriest ook deze nacht weer. Volgens Duncan is het ongewoon lang koud. Normaal hebben ze een paar van die dagen per jaar, maar dit duurt nu al een maand! Het weer is sowieso erg van slag dit jaar, want tot januari hadden ze extreme droogte, daarna extreme regen en een paar weken geleden een enorme storm. Ik houd het in elk geval niet lang uit vanavond, ondanks het kacheltje. Waarschijnlijk heb ik een lichte koorts, dus ik kan die kou echt niet hebben. Dus zet ik mijn kacheltje op de bijrijdersstoel, ga zelf achter het stuur zitten, sluit deuren en ramen en weet op die manier nog een paar uur comfortabel door te brengen voor het slapen gaan.
Dag 320. Weer rijp op de leeg staande auto’s, maar niet op mijn spullen dit keer. De koorts is gestegen. Ik probeer – na opnieuw een erg onrustige nacht – op te warmen onder de douche, maar die is net groot genoeg om in te staan en de zeecontainer heeft geen fatsoenlijke ventilatie, dus in mum van tijd zie ik geen hand meer voor ogen en valt zelfs het licht uit. Ik heb me wel eens beter gevoeld…
Pas als ik in de middag besluit de auto op een zonnige plek te zetten word ik eindelijk warm. De ochtend besteed ik aan klussen, zoals het vervangen van een koplamp (die bleek gisteren kapot te zijn), het vastzetten van een accu (die blijkt compleet losgetrild te zijn, zo ontdek ik nu toevallig), het vervangen van schoenveters (want ook die gaan kapot), enzovoort. Ook maak ik gretig van het wifi gebruik om mijn blog bij te werken. ‘s Middags gaan de Fransen weg, maar even later komt er een Duits stel in een kleine vrachtwagen. Zij zijn via de westkust omlaag gereden en willen nu via de oostkust weer omhoog. Aan hen weet ik – eindelijk! – mijn overgebleven Zambiaanse kwachas te slijten. Daarmee win ik toch weer €33 terug.
De verkoudheid wordt steeds erger en de koorts ook. In de zon is het erg warm, maar tegelijkertijd ril ik soms van de kou. Tegen de avond besluit ik om een soepje te maken. Een ideale maaltijd onder deze koude en koortsige omstandigheden. Nou heb ik nog nooit van m’n leven soep gemaakt (daar heb je immers blikken en zakken voor) dus ik moet eventjes Googlen, maar weet daarna ook een verbijsterend lekker – doch simpel – soepje op de spreekwoordelijke tafel te zetten. Het warme vocht stelt me in staat om het nog even uit te houden in de kou, maar om een uur of 20 neem ik toch weer plaats achter het stuur met de kachel naast me. Daarmee is het prima uit te houden. ‘s Avonds val ik uitgeput (van de koorts, denk ik) in slaap en omdat ik voor het eerst deze reis de slaapzak dichtrits i.p.v. als deken gebruik (een slaapzak vind ik zo benauwd) blijf ik heerlijk warm en slaap eindelijk weer eens vrijwel de gehele nacht door.
Veel gereden Bjorn en nu dan op je eindstation. Wat een enorme prestatie! Gelukkig heb je nog een dikke maand om te genieten van Z.A. en van het bezoek van Nicole en de kids. Dat zal een heerlijk weerzien zijn!
Dat zal het zeker zijn!
Wat leuk die dassies, ze lijken veel op Wombats zo te zien, lijfje, kleur, ze hebben wel een andere neus en zijn mss kleiner,of niet? Hopelijk is je verkoudheid weer voorbij, ik lees snel verder!!! groetjes
Wombats zijn een stuk groter volgens mij. Dassies zijn maar zo’n 40 cm lang. Wombats zijn volgens mij al gauw 2x zo groot. Maar ze lijken er verder inderdaad wel op!
Bjorn,erg genoten van je Namibië dagboek, veel herkenbaars daarin voor Bas en mij. Kan me voorstellen dat je in Kaapstad een culture shock beleefde. Nog een hele prettige tijd, het jaar zit er bijna op, knap hoor dat je het volgehouden hebt en je met de tegenslagen (van alles kapot niet uit het veld hebt laten slaan. Natuurlijk omdat je zo goed voorbereid was.
Geniet nog van de laatste weken.
hartelijke groeten,
Anneke en Bas
Dag Anneke en Bas, Wat leuk om van jullie te horen!
Namibië is een heerlijk land. Ik ga er graag nog eens naar toe. Maar die wegen zijn wel erg slecht voor een auto (en je portemonnee!).