Dag 161. Vandaag staat opnieuw in het teken van klussen, schrijven en foto’s uitzoeken. Aan het einde van de dag kan ik dan ook eindelijk een blog plaatsen (ik loop er nog 3 achter) en ben ik aardig bij met schrijven. Op het huizenfront gebeurt er vandaag helaas niets. Het weer is ‘s ochtends zwaar bewolkt, maar droog. In de middag breekt de zon door en loopt de temperatuur snel op. Het zwembad is dan ook vol met lokale mensen die hier een verfrissende duik komen nemen. ‘s Avonds kook ik spaghetti met wat restjes groente en stukjes worst.
Dag 162. Het is weer tijd om te gaan! Niet dat ik de waslijst aan klussen heb weggewerkt, maar toch in elk geval al aardig wat en het kriebelt om weer verder te rijden. In alle vroegte sta ik op. Gelukkig is het net droog geworden, dus kan ik zonder al te veel moeite mijn spullen inpakken. Het afrekenen verloopt moeizaam, maar om half 9 ben ik dan toch op weg. Eerst voor de zoveelste keer de drukte van Kampala trotseren! Gelukkig is het zaterdag en valt de drukte enigszins mee. Niettemin is het weer een hele opgave, omdat ik opnieuw door hartje centrum moet. Onderweg doe ik nog een paar kleine boodschapjes, pin geld en tank de auto helemaal vol. De 2 dames bij het tankstation weten niet goed wat ze horen als ik zeg dat ik de tank vol wil. ‘Four? You mean fourty liters? Or fourtythousand shilling?’ ‘No, full. As in: completely filled’ Knipperende ogen, blank staren… ‘You mean you want the tank all the way full?’ ‘Yes, is that so strange?’ Geen antwoord, maar ze gaat wel aan de slag.
Eenmaal voorbij de buitensteden gaat het aanzienlijk sneller. De weg is van prima kwaliteit asfalt, er zijn nauwelijks drempels en veel verkeer is er ook al niet. Ik tik af en toe zelfs de 100 km/u aan. Het is een rit van ruim 300 km dus ik kan die vaart goed gebruiken. Onderweg stop ik slechts 1x voor een snelle lunch. Op zo’n 50 km voor mijn bestemming, Fort Portal, zijn er wegwerkzaamheden en dat betekent in Uganda dat je elke 50 m een enorme snelheidsdrempel hebt voor kilometers achtereen. Vreselijk irritant en vermoeiend.
Het landschap verandert aardig naarmate ik verder westwaarts rijd. Het wordt duidelijk steeds heuvelachtiger en zo mogelijk nog groener. In toenemende mate rijd ik langs mastenbossen en overal is dan ook brandhout te koop. Groente en fruitstalletjes zie ik veel vaker dan in het noorden, hoewel ze allemaal hetzelfde verkopen: mango’s, aardappels, tomaten en uien. Soms ook nog ananassen, watermeloenen, of een enkele groene kool.
Fort Portal is geen grote stad en ademt dezelfde sfeer uit als de honderden dorpjes en stadjes waar ik de afgelopen weken doorheen gereden ben. Maar als ik aankom bij het Rwenzori View Guesthouse (dat, zover ik kan zien, geen zicht op het Rwenzori NP heeft) blijkt het afgeladen te zijn met blanken. Het guest house wordt gerund door een Britse man en een Nederlandse vrouw. Laatstgenoemde spreek ik eventjes wanneer ik binnen kom. Ik mag (zoals ik vooraf al verwacht had) in de auto op de kleine parkeerplaats slapen. Geen mooie plek, maar wel redelijk rustig en naar het schijnt hebben ze hier een geweldig dinerbuffet en ontbijt, dus die bestel ik dan maar. Niet goedkoop (diner 35.000 en ontbijt 22.000), maar daar staat tegenover dat ik gratis mag overnachten (in de auto dus, welteverstaan)! Ook ben ik van harte welkom om de filmvoorstelling bij te wonen die toevallig voor vanavond georganiseerd is.
Het is pas een uur of 15 als ik de auto zo goed mogelijk neer zet op het kleine plekje (helaas niet horizontaal te krijgen), dus drink ik nog even rustig een koud drankje en ga er vervolgens te voet op uit, richting het centrum van de stad. Op elk kruispunt word ik aangesproken door boda boda bestuurders. Die vinden het maar moeilijk te geloven dat ik liever loop. Eenmaal in het centrum bezoek ik een paar supermarktjes. De eerste wordt gerund door Chinezen en dat is te merken aan de producten! Bijna alles is afkomstig uit China. De volgende 2 worden gerund door Indiërs, waarbij de laatste wel iets heel bijzonders in het schap heeft liggen: stroopwafels! Ik koop natuurlijk een pakje en vraag de winkelier waar hij ze vandaan heeft. Hij moet lachen om die vraag, zeker als ik er bij zeg dat dit een Nederlands product is en ik ook uit Nederland kom. Hij zegt een kennis in Kampala te hebben die ze ofwel importeert ofwel fabriceert. Op de terugweg koop ik nog wat slippers, want ik heb er alweer een gesloopt.
Om 19 uur begeef ik mij naar de woonkamer voor het dinerbuffet. Het duurt even voor de soep opgediend word en ik raak intussen in gesprek met een aantal Nederlandse en Vlaamse gasten. Twee van hen (Rozemarijn en Lei) zijn net begonnen aan een rondreis met huurauto en een Vlaming heeft zo ongeveer heel Afrika al gezien en geeft me een paar tips. Terwijl de hoofdgang nog opgegeten wordt, wordt de film al gestart. In de tuin is een wit doek gespannen en er is een laptop met beamer neergezet. Nu het donker genoeg is, kan de film beginnen. De (Disney) film heet Queen of Katwe, speelt zich – heel toepasselijk – af in Kampala en gaat over het waar gebeurde verhaal van Phiona, een meisje dat opgroeit in de sloppenwijken, maar door haar grote schaaktalent in staat is om zichzelf en haar familie uit de armoede te trekken. Het publiek bestaat niet alleen uit (blanke) gasten, maar ook een aantal locals hebben zich voor de voorstelling aangemeld. Het is behoorlijk koud aan het worden en er is een flink kampvuur naast het scherm aangelegd. De kou, en de rook, hoofden en takken voor het beeld verhoeden niet dat ik het uitstekend naar mijn zin heb op deze bijzondere voorstelling. De locals beleven de film zichtbaar anders dan de meeste blanken, want ze lachen om het hardst bij een grappige scene en applaudisseren enthousiast als Phiona weer een wedstrijd gewonnen heeft.
Om een uur of 22 is de film afgelopen en nadat iedereen ook de aftiteling heeft bekeken wordt het dessert opgediend: brownies met huisgemaakt ijs, gevolgd door een heerlijke kop warme rooibosthee. Helemaal content kruip ik deze avond mijn auto in.
Dag 163. Het ontbijt wordt vanaf 7 uur geserveerd in de huiskamer. Er is van alles: brood, vruchtjes, yoghurt, passievruchtensap, thee, koffie, en naar believen kun je ei, bacon, tomaten, en/of een pannenkoek bestellen. Er is zelfs Nederlandse kaas! Nou ja, het lijkt er heel aardig op. Nadat ik uitgegeten ben praat ik nog een tijdje met Lei en Rozemarijn, betaal de rekening en rij weg.
Eerst rij ik naar Kibale NP, dat iets ten zuidoosten van Fort Portal ligt. Het park – dat beroemd is vanwege de grote diversiteit aan primaten en, meer in het bijzonder, de chimpansees – bezoeken is mij te duur, maar er is een openbare weg dat het park door tweeën snijd en daar kan ik gratis overheen. Dat doe ik uiteraard zo langzaam mogelijk, want ik houd de dichte jungle aan beide kanten van de weg goed in de gaten. Ik zie op de heenweg helaas geen apen, maar wel 2 Afrikaanse bisschopsooievaars; zo ongeveer de laatste dieren die je hier zou verwachten. Na zo’n 15 km ben ik het park alweer uit, dus keer ik om en rij terug. Dit keer heb ik beter licht (de zon staat achter me) en misschien is dat wel de reden dat ik nu zowel roodstaartapen als franjeapen door de bomen zie slingeren. Ik neem ook even een zijweggetje naar het bezoekerscentrum van het Kibale NP in de hoop dat daar misschien wat apen rondhangen, maar helaas. Tegen het einde van het park is de weg (die overigens gloednieuw is en waar nog volop aan gewerkt wordt) plots een stuk breder. Ik parkeer er even om te beslissen hoe ik hierna precies zal gaan rijden en om te lunchen. Ik hoop natuurlijk ook dat er intussen wat apen te voorschijn komen, maar dat gebeurt niet. Wel komt er een bosbok uit – hoe kan het ook anders – de bosjes lopen. Volgens mijn reisgids is dat heel bijzonder, omdat deze dieren door de dichte begroeiing maar zelden gespot worden.
De lunch bestaat uit bruin brood. Dat is in dit geval niet wat je er van verwacht, want het is gewoon wit brood met een (onnatuurlijke) bruine kleurstof (zo lees ik later ook op de verpakking)! Ook staat op de verpakking dat het brood is ‘verrijkt met extra vet en suiker!’ Daar is echter qua smaak niets van te merken, want het is gortdroog, smakeloos en keihard.
Als ik het bos definitief verlaten heb en weer door de met theeplantages bedekte heuvels rijd, neem ik een afslag naar het zuiden, dwars tussen de kratermeren door. Het is een vrij smal, maar goed onderhouden stofweggetje met werkelijk schitterende uitzichten over de kratermeren en de rest van Uganda. Het is lastig om er rustig van te genieten, want ook hier zijn overal mensen en de kinderen komen schreeuwend op je af rennen zodra je uitstapt. Niettemin weet ik er toch nog behoorlijk van te genieten. Er zijn talloze lodges en campings aan de randen van de kratermeren en je kan er naar het schijnt zelfs wandelen, maar ik moet weer door, want ik ben nu al een maand in Uganda en Rwanda lokt!
Het is niet ver rijden naar de camping die ik op het oog heb en die zich vlak voor de toegang tot het Queen Elizabeth NP (voortaan QENP genoemd) bevindt. Het idee is om morgen door het park te rijden over zoveel mogelijk openbare wegen, en dat zijn er naar het schijnt aardig wat. De Simba Safari Lodge ligt op het eerste gezicht wat afgelegen, maar, zoals ik in de recensies al las, ligt het niet ver van een drukke weg die naar de grens met DRC (Congo) leidt, hier enkele tientallen kilometers vandaan. Ik word vriendelijk ontvangen door een jongen die niet alleen erg binnensmonds, maar ook erg warrig praat. Hoe vriendelijk hij ook is, hij lijkt totaal de weg kwijt te zijn. Ik maak hem duidelijk dat ik wil kamperen en vraag hem bijvoorbeeld hoeveel het diner kost, waarop hij antwoord dat ik kan kiezen uit fullboard en halfboard. Maar op mijn vervolgvraag hoeveel die opties dan kosten, krijg ik als antwoord dat die opties niet beschikbaar zijn bij kamperen! Ik moet uiteindelijk zeker 5x vragen wat het diner kost voor ik daar eindelijk antwoord op krijg. Een andere jongen rijdt met me mee tot de plek waar ik de auto mag neerzetten. Volgens hem heb je vanaf die hoge plek een mooi uitzicht over het park, maar bij aankomst blijkt het een kleine parkeerplaats voor een stel huisjes te zijn, en dat het uitzicht belemmert wordt door bomen. Om toch te bewijzen dat er een mooi uitzicht is neemt hij me mee naar een nieuw deel van de lodge, waar een restaurant, zwembad en meer huisjes gebouwd worden met, toegegeven, een prachtig uitzicht over het George meer in de verte.
Ik laat me overhalen om het diner te bestellen (ondanks de forse prijs van 15 dollar) en nadat ik onder de lauwe, zeer zwakke douche met een merkwaardige kiezelvloer geweest ben toog ik naar het restaurant, waar ik de enige ben. Er zijn geen andere gasten op dit moment, hoewel ze naar het schijnt wel 2 groepen verwachten vandaag. Het eten smaakt uitstekend en is erg veel. Ik ben mutjevol na afloop. Wel irritant is dat de ober (dezelfde man die me mijn kampeerplekje liet zien) om me heen blijf zwermen als een vlieg. Bij iedere gang wenst hij me 3x smakelijk eten en moet ik hem 3x bedanken voor hij eindelijk wat afstand neemt. Maar rustig eten is er niet bij, te meer omdat de gangen direct na elkaar geserveerd worden. Het voordeel daarvan is wel dat ik vrij snel weer uit deze gênante situatie verlost ben en naar mijn trouwe vierwieler terug kan, alwaar ik een kop thee zet. Tijdens het eten was er wat onweer en regen, maar het is zo warm dat de auto bij aankomst alweer helemaal droog is. Terwijl ik ‘s avonds aan mijn verslag werk, houdt een vleermuis me gezelschap. Hij vliegt regelmatig rondjes om de lamp en gaat dan voor m’n neus aan een tak hangen.
Dag 164. Zelfs tijdens het ontbijt komt de slijmbal van gisteren nog even buurten. Ik zou het als vriendelijkheid kunnen beschrijven, maar daar lijkt het onvoldoende op. Zijn hele houding en slijmerige manier van praten doet m’n nekharen overeind zetten. Ik geef ze geen cent fooi, zelfs al moet ik een minuut of 5 op m’n wisselgeld (1 dollar) wachten.
Een lange zit, dat staat me vandaag weer te wachten. Het plan is om zo’n beetje alle openbare wegen door het QENP te nemen om zoveel mogelijk van het park te kunnen zien, zonder er een cent voor hoeven te betalen. In tegenstelling tot de meeste andere parken zijn er nogal wat openbare wegen door QENP, dus ik verwacht er de hele dag aan te kunnen besteden. Daarna wil ik, mits de tijd het toelaat, doorrijden naar Buhoma, een plaatsje vlak boven Bwindi Impenetrable NP, het domein van Uganda’s laatste berggorilla’s. Niet dat ik in staat ben om het exorbitante bedrag van 600 dollar op te hoesten voor een uurtje 1 op 1 met deze bijzondere dieren, maar de camping die ik als tip had meegekregen ligt net binnen de grenzen van het park, zonder entree te betalen, en er zijn veel berichten van mensen die de gorilla’s hier op bezoek kregen! Die kans wil ik niet laten glippen!
Maar eerst dus QENP. Er is geen poort; slechts een klein bordje langs de weg om je er op te attenderen dat je het park inrijdt. Direct aan het begin staan 2 lelijke betonnen cirkels opgesteld als monument voor het feit dat je de evenaar oversteekt. Uiteraard stop ik even voor een foto, hoewel ik besef dat de evenaar in werkelijkheid enkele honderden meters ten noorden van het monument ligt…
Het landschap is savanne: leeg en wijds. Zoogdieren zie ik niet. Ik neem de afslag naar het dorpje Kasenyi, dat aan de kust van het George meer ligt en een soort enclave vormt binnen het park. Aan het begin van de weg is een controlepost van de UWA (Uganda Wildlife Authority) maar als ik het toesnellende mannetje toeschreeuw dat ik alleen naar het dorp ga, roept hij ’Okay!’ en druipt af. De grindweg is van goede kwaliteit en er is redelijk wat verkeer. Niettemin rijd ik zo langzaam mogelijk. Volgens mijn reisgids is dit gebied het rijkst aan wild en heb je een goede kans om leeuwen te zien. Nou, dat kan best zijn, maar op wat kobs, buffels, wrattenzwijnen en waterbokken na is er niets te zien. Nou, vooruit, er is een modderpoel met 2 nijlpaarden en wat vogels. Het landschap is echter, zoals eveneens door de reisgids beloofd, heel erg mooi. Savanne, maar met hoog, goudkleurig gras en prachtige, torenhoge cactussen. Aan het einde van de weg liggen eerst een aantal zeer luxe lodges en vervolgens het armoedige vissersdorpje. Ik rijd door tot aan de oever van het meer, waar al een andere toeristenbusje staat. Ik neem snel wat kiekjes en ga dan gauw weer weg, want de mensen zijn opdringerig en onvriendelijk. Op de terugweg naar de hoofdweg zie ik helaas ook niets bijzonders.
Ditmaal volg ik de hoofdweg tot voorbij het punt waar deze het QENP verlaat; een ritje van zo’n 35 km naast een asfaltweg. Naast? Ja, want de asfaltweg zelf is totaal onbruikbaar geworden en dus rijdt iedereen er gewoon naast, in de bermen! Het landschap veranderd onderweg. De begroeiing wordt steeds dikker en groener en ik passeer grote grasvelden en dichte bossen. Aan het einde gaat de weg steil omhoog en krijg ik een fantastisch uitzicht over het landschap waar ik zojuist doorheen gereden ben. De kleine wolken zorgen voor mystieke schaduwen over de groene vlakten. In het eerstvolgende dorpje draai ik simpelweg om en rijd de zelfde weg weer terug. Hoewel ik geen dieren zie en dat wellicht komt omdat ik geconcentreerd moet rijden vanwege de slechte weg, geniet ik wel van dit retourtochtje. Ik rijd echter niet helemaal terug, maar sla af naar links vlak voor het Kazinga kanaal, dat het George meer en het veel grotere Edward meer met elkaar verbindt. Ook deze lange weg naar het zuidwesten is openbaar en, zo blijkt, erg rustig. De grindweg is niet slecht en het landschap prachtig. Ook hier wordt het steeds groener en dichter, afgewisseld met grote grasvlaktes. Dit is het gebied van leeuwen die in vijgenbomen kruipen, maar ook die krijg ik jammer genoeg niet te zien. Ik moet het echt hebben van het landschap en het rijden over het rustige weggetje en dat is zeker geen straf!
Onderweg ontvang ik een bijzonder berichtje: mijn huis is verkocht! Maar liefst 9 jaar heeft het huis te koop gestaan en uitgerekend nu in aan de andere kant van de wereld zit wordt hij eindelijk verkocht! Gelukkig heb ik mijn vader een notariële volmacht gegeven, zodat hij de verkoop kan afhandelen, maar het betekent wel dat ik hem met al dat werk opzadel. Voor mij betekent het vooral dat ik straks niet eens meer een huis heb om naar terug te keren! En dat is een heel vreemd idee. Maar het geeft me ook weer wat meer vrijheid en financiële ruimte.
Het einde van het park is nauwelijks te zien, want ik kan geen bord ontdekken en de eerste kilometers is er opvallend weinig bebouwing. Ik stuit 2x op een grote groep bavianen, waarbij ik een keer achterna gezeten wordt door een boos kijkend exemplaar. Verder zijn er maar weinig dieren te zien. Voor ik weer in de bewoonde wereld beland rijd ik eerst weer een flinke helling op waardoor ik opnieuw een fantastisch uitzicht krijg over het uitgestrekte park. Ondanks het gebrek aan dieren was het een schitterende rit.
Over goede stofwegen door vele kleine dorpjes kom ik tegen half 17 aan bij Buhoma, een klein plaatsje, dat niettemin de belangrijkste startplaats voor gorilla-trektochten in Uganda is. De laatste kilometers zie ik in toenemende mate toeristenauto’s voorbij komen; allemaal Landcruisers overigens. Het landschap is ook weer veranderd. Hoewel nog steeds groen, is het nu veel heuvelachtiger geworden en de hellingen zijn veel steiler. We zitten in het land van de berggorilla’s en die naam hebben ze niet voor niets gekregen. Verreweg het meeste land is gecultiveerd, maar er zijn hier en daar nog steeds plukken bos en zelfs jungle te vinden. Iets voorbij Buhoma kom ik aan bij de toegangspoort voor Bwindi Impenetrable NP. Ik vertel de bewaker dat ik op de community campsite wil overnachten en nadat ik geregistreerd heb laat hij me door. Zoals verwacht moet ik op de parkeerplaats van de campsite overnachten, maar de prijs weet ik terug te brengen van 12 naar 10 dollar. Het restaurant heeft een mooi uitzicht op de jungle. Niettemin eet ik een eenvoudig maaltje bij de auto. ‘s Avonds probeer ik via Skype contact te krijgen met mijn vader, maar helaas laat de wifi het afweten.
Dag 165. Na een koude nacht en een koud ontbijt kruipt de zon om een uur of 9 langzaam maar zeker over de steile bergkammen van Bwindi en warmt de lucht op. Ik krijg tijdens het ontbijt bezoek van een diadeemmeerkat (blue monkey) en later zelfs een groepje L’Hoëstmeerkatten, die toch vrij zeldzaam zijn. Ergens in de ochtend hoor ik weer geritsel in het struikgewas. Ik houd mijn camera in de aanslag tot het dier de struiken uit springt: een kat…
Ik besteed deze dag voornamelijk weer achter de laptop. Helaas werkt het internet niet mee en ben ik erg veel tijd kwijt aan wachten op verbinding. Ook kijk ik nog even rond in de hoop wat mooie dieren te zien. Nadat ik een tijdje op de veranda van het huisje ‘Chameleone’ heb gezeten zie ik steeds meer vogels, voornamelijk prachtig gekleurde honingzuigers. Later, wanneer ik in het restaurant opnieuw probeer te internetten, hoor ik vanuit de jungle gekrijs komen, dat sterk doet denken aan het geluid van chimpansees. Er is helaas niets te zien. Tot slot geef ik ook mijn kookstel een grote schoonmaakbeurt en zowaar: hij blijkt groen te zijn! Het diner eet ik in het restaurant. Gorilla’s krijg ik helaas niet te zien. Had ik ook niet verwacht hoor – de kans is uiterst klein – maar stiekem hoop je het toch…
Gefeliciteerd met de verkoop! Ik zal het nieuws aan Floortje doorgeven 😉
Hahaha ja het zal voor haar ook wel als een schok aankomen! 😀
Bjorn,
je kunt altijd bij ons crashen als je terug bent in Nederland.
Groet, Jurgen (je weet wel, van die daktent bij Aad…).
He Jurgen! Wat leuk om van je te horen! Hoe gaat het met jullie?
Oh, en bedankt voor het aanbod natuurlijk! 😉
zo te lezen moet ik toch nog eens terug om de rest van Uganda te bekijken 😀
Ja joh, ik heb vaak aan je gedacht! Jammer dat je dit allemaal hebt moeten missen, maar daar staat tegenover dat jij dingen gezien hebt die nog maar weinig toeristen gezien hebben, zoals Kidepo. Ik sprak met een reiziger die vertelde dat zijn ouders meer dan 10 jaar in Uganda gewoond hebben maar door onveiligheid nooit naar Kidepo hebben durven gaan. En vanwege de entreekosten gaan ook maar erg weinig overlanders er naar toe. 🙂