Dag 131-135 (4-8 jan.): Dwalen door de jungle

Helaas word ik ook op dag 131 met rugpijn wakker. Na het ontbijt neem ik dus maar weer wat paracetamol in. Gisteravond ging het nochtans een stuk beter!

Als ik wil wegrijden blijkt de slagboom naar mijn deel van de camping gesloten, maar de lachende bewaakster komt me tegemoet rennen. “Pole, pole!” roep ik naar haar (‘rustig aan’). ‘It’s good exercise!” is haar antwoord.

Vandaag is een reisdag. Het doel is Kisumu, de 2 na grootste stad van Kenia, gelegen aan het Victoria meer, dat ik graag wil zien. Het is een rit van zo’n 350 km, dus een aardig eindje. Ik neem wel een kleine omweg, want ik wil Kericho zien, de thee-hoofdstad van Afrika, Rondom deze kleine stad zijn talloze theeplantages, die hier door de koloniale Britten zijn aangelegd en nog altijd de beste thee van Afrika produceren (zo zet men althans). Als fervent thee-drinker moet ik daar toch even geweest zijn! Vlak voor Kericho zijn bij de opritten naar enkele theefabrieken kleine winkeltjes geplaatst, waar je de thee kunt kopen, wat ik natuurlijk ook een keertje doe. Daar ik nog een hele berg (heerlijke) Sudanese thee heb en ook nog Ethiopische thee, zal het wel even duren voor ik aan een proef op de som toe kom…

Onderweg zijn talloze politiecontroles, waarbij ik meestal kan ongehinderd door kan rijden. Ik wordt slechts 2 maal staande gehouden.

Eerste controle, een mannelijke agent. ‘Goedemiddag meneer, hoe gaat het met u?’

‘Prima, meneer, hoe gaat het met u?’

‘Goed, dank u, Mag ik uw rijbewijs en verzekering zien?’

‘Natuurlijk. Kijkt u eens.’

‘Komt u helemaal uit Nederland?’

‘Jazeker!’

‘Nou, een goede reis dan maar verder!’

‘Dank u. Tot ziens!’

Tweede controle, een vrouwelijke agent, pakweg 150 km verderop. ‘Goedemiddag meneer, hoe gaat het met u?’

‘Prima, mevrouw, hoe gaat het met u?’

‘Goed, dank u, waar gaat u heen?’

‘Kisumu.’

‘Heeft u iets voor mij?’

‘Ik kan u mijn rijbewijs laten zien, als dat is wat u bedoelt.

Ze grimast. ‘Nee. Het is erg warm en dat is niet goed.’

‘Ik heb geen ijsje bij me, helaas. ‘

Ze lacht. ‘Nee, oké, maar u kunt het zich wel veroorloven.’

‘Maar mevrouw, ik ben op reis en werkeloos, ik heb niet veel geld meer!’

‘Maar u heeft vast wel wat dollars in de auto liggen.’

‘En u wilt dat ik die aan u geef, klopt dat?’

‘Ja.’

‘En u vind dat dat door de beugel kan?’

Ze doet een stap achteruit en kijkt naar haar schoenen, terwijl ze zegt: ‘Nee, dat kan niet.’ En na een korte pauze: ‘U gaat naar Kisumu, is het niet? Goede reis.’

‘Dank u wel, goedemiddag verder.’

Met een grote grijns op mijn smoel rijd ik door. Hop, weer een corrupte agent verbouwereerd achter gelaten! Ik begin er bijna plezier in te krijgen.

In Nakuru sta ik zeker een uur vast in de file. Aangekomen in Kisumu – een grote stad, maar met een hele relaxte atmosfeer! – vind ik de beoogde camping vrij vlot, hoewel hij goed verscholen ligt. Hoe iemand deze plek ooit op het spoor is gekomen, is mij een raadsel. Ik betaal de 700 ksh voor de nacht en een bewaker leidt me naar een mooi plekje op een rotsige uitloop met een ca. 300 graden uitzicht op het Victoria meer, het grootste meer van Afrika en tevens de bron van de Witte Nijl! Ik heb mijn missie om de Nijl naar haar oorsprongen te volgen volbracht!

Ik rust een tijdje uit en maak een praatje met een man die boottochtjes organiseert. Hij klaagt steen en been over de corrupte regering en het tanende toerisme en we hebben er een goed gesprek over. Tegen zonsondergang bereid ik mijn maaltijd, terwijl er steeds meer mensen op en langs de rotspunt verzamelen om de ondergaande zon te zien, hoewel de meeste al lang weer weg zijn voordat dat daadwerkelijk zover is. Ook komen er enkele campinggasten bij: een Zuid Afrikaans stel en een stel Britse hippies. Eerstgenoemden hebben een hele oude, slecht onderhouden Landrover Discovery en een tent die waarschijnlijk nog ouder is dan ik, en laatstgenoemden rijden in een fonkelnieuwe auto (ja, de hippies!) met een pop-uptent.

In de zwoele avond werk ik aan mijn verslag en vecht tegen de muggen. De rugpijn is weer een klein beetje gezakt…

…Maar die is op dag 132 weer gewoon helemaal terug. Er zitten hier erg veel muggen, dus bij het afbreken van mijn bed vind ik een heleboel muggenlijkjes die ik gisteravond geproduceerd heb bij het slapen gaan. In tegenstelling tot wat in iOverlander staat is er helaas geen warme douche en ik ben eerst een kwartier kwijt aan het doodslaan van zeker 20 muggen. De Zuid Afrikanen staan een half uurtje na mij op, maar zijn een kleine 20 minuten later alweer vertrokken! De Britten laat ik achter terwijl ze druk bezig zijn met hun yoga oefeningen. Bij het verlaten van het kampeerterrein moet ik direct op de rem trappen, want een kalfje en een paar dozijn heilige ibissen hebben de weg geblokkeerd.

Vandaag heb ik maar een kort ritje op de agenda staan: nog geen 100 km, naar Kakamega. Het idee is om vandaag een campsite te vinden bij de ingang van het Kakamega Forest National Reserve (niet te verwarren met het Kakamega Forest Reserve!), zodat ik er morgen vroeg in kan. Maar eerst nog een paar boodschapjes halen. In Kisumu zitten minstens 3 Nakumatt’s, maar ik wil de Tuskys supermarkten ook wel eens zien, dus probeer ik die te bereiken. In het centrum stuit ik op een wegafzetting, waardoor al het verkeer over 1 baan geperst wordt. Wat een chaos!!! Ik zit zo klem dat ik niet kan afslaan naar het beoogde winkelcentrum en verderop rechtsomkeer moet maken om het vanuit de andere richting te proberen. Dat lukt, maar niet zonder slag of stoot. Tuskys is een prima supermarkt, maar net even wat minder luxe dan Nakumatt. Zeg maar de Jumbo in vergelijking tot de AH. De prijzen zijn echter wel een stukje vriendelijker dan bij de Nakumatt en de sortering wijkt wat af, wat nieuwe producten in mijn winkelmandje oplevert, zoals een overheerlijke ‘tea biscuit’, dat het uiterlijk heeft van een uit de kluiten gewassen gevulde koek en ook ongeveer de smaak van gevulde koek, maar dan zonder vulling. Bij een pharmacy koop ik een wagonlading doxycycline, want die is hier slechts 3 ksh (3 cent) per capsule! Ook koop ik er wat antimuggencrème, want mijn DEET begint nu al op te raken.

Ik kan nergens een automaat vinden om mijn parkeergeld te betalen, maar een behulpzame parkeerwachter wijst me er op en helpt me zelfs om bij het uitrijden het pasje in de gleuf te stoppen, aangezien ik nu eenmaal aan de verkeerde kant van de auto zit. Helaas zit ik direct weer vast in de 1-baans, 2 richtingsfile en moet er nog omkeren ook om weer in de goede richting te komen, Hier komt mijn rij ervaring in Cairo zeer goed van pas! Elke centimeter ruimte benut ik om de kanarie weer een stukje voorwaarts te krijgen, zonder dat 1 van de honderden irritante matatu’s (lijnbusjes) er tussen kan glippen. Matatu’s kun je het beste vergelijken met muggen: uiterst irritant en ze blijven overal uit het niets opduiken.

De weg naar Kakamega is een van de slechtste die ik tot dusver in Kenia ben tegen gekomen. Tel daar de vele voetgangers en het loslopende vee bij op en mijn trauma’s van Ethiopië komen weer naar boven drijven op deze weg! Het laatste stukje jungle van Kenia bestaat uit 2 delen: het noordelijke Kakamega Forest National Reserve en het verwarrend vergelijkbaar genoemde zuidelijke Kakamega Forest Reserve. Eerstgenoemde is in beheer door de staat en laatstgenoemde in beheer door de lokale gemeenschap. Eerstgenoemde rekent 25 dollar entree, maar daarvoor krijg je – als het goed is – wel een nagenoeg onbedorven stuk oerwoud te zien, daar zelfs het sprokkelen van hout ten strengste verboden is. Laatstgenoemde vraagt slechts 600 ksh (6 dollar) entree, maar daarvoor krijg je – als ik de beschrijving in de reisgids mag geloven – een stuk oerwoud te zien waar deze strenge regels niet gelden en er dus minder authentiek uit ziet. Ik heb mijn zinnen dus gezet op eerstgenoemde, maar kan vooraf nergens een geschikte campsite vinden in de diverse bronnen die ik tot mijn beschikking heb. Aangekomen in Kakamega (dat wel een Nakumatt heeft maar geen campsite!) rij ik 18 km door naar het noorden om de afslag te nemen naar de entree van het eerstgenoemde park. Weet ik veel dat er 2 afslagen vlak naast elkaar zitten…

Om een lang verhaal kort te maken: ik neem de verkeerde afslag en rij kilometers over een zeer stoffig weggetje door piepkleine gehuchtjes, waar iedereen me stomverbaasd aankijkt. Dat is meestal een teken dat je van het toeristenpad bent afgeraakt en dat blijkt dus ook nu te kloppen. Na een kilometer of 7 maak ik rechtsomkeer. Onderweg haal ik een tractor in met een enorme lading bamboe en net als ik een tweede tractor in wil halen met een nog grotere lading bamboe, probeert de eerste tractor mij en de tweede tractor in te halen! Dat dacht ik toch even niet…

Terug op de hoofdweg word ik al rijdend door verschillende mensen de goede afslag gewezen. Die zullen zich ongetwijfeld al afgevraagd hebben waar ik bleef nadat ze me de verkeerde afslag zagen nemen. Op nog geen kilometer voor de ingang van het park vind ik een bordje met daarop ‘De Brazza’s Campsite’ en sla subiet af. Het is een erg smal paadje langs een stel huisjes en bij een Y-splitsing staat geen bord meer, dus vraag ik de weg aan een groepje toegesnelde kinderen. Die wijzen me de goede kant op en renen voor me uit. Even verderop rij ik een grasveldje op met 2 banda’s (ronde hutjes met rieten dak) en een piepklein toiletgebouwtje. Het veldje loopt nogal schuin, maar de bomen geven wel veel schaduw. Het is, net als de afgelopen dagen, behoorlijk warm, dus dat is wel lekker. Ik zet de auto neer en een toegelopen dame schud me de hand en heet me welkom. Er is geen receptie of wat dan ook; dit is alles. De douche bestaat uit een leeg hokje waar ik desgewenst een grote kan koud of warm water bij kan krijgen. Het toilet is van het type ‘long drop’. Kamperen kost niettemin 800 ksh, waar ik nooit akkoord mee zou zijn gegaan als ik niet zou vermoeden dat dit geld direct in handen van de lokale gemeenschap zou komen. Later wordt dit vermoeden bevestigd.

Wat opvalt aan de mensen in deze streek is dat ze vrijwel zonder uitzondering kaal geschoren zijn, ongeacht sekse of leeftijd.

Ik zet de auto zo gunstig mogelijk neer (ik zal vannacht niet naar links of rechts glijden, maar wel naar het voeteneind) onder grote belangstelling van een groeiende groep kinderen. Het heeft weinig zin om met zoveel publiek iets nuttigs te gaan doen, dus besluit ik te gaan zitten lezen. Dat vinden ze vast al snel zo saai om te zien dat ze wel af zullen druipen. Het duurt even, maar het werkt; aanvankelijk staan er zeker 20 kinderen letterlijk(!) over mijn schouder mee te lezen in mijn (Nederlandstalige) boek, maar na een half uurtje druipen de eerst kinderen af. Zodra ook de laatste zijn interesse verloren lijkt te hebben sta ik op om wat nuttigs te doen, maar dat roept direct alle kinderen weer op me af en ik kan niet eens een portier open doen zonder dat ik eerst 10 kinderen opzij moet manen. Erg prettig voel ik me hier niet bij… En dus ga ik na 1 klusje maar weer zitten lezen. Ook geen straf!

Op een gegeven moment zit en ligt de groep kinderen ontspannen om me heen, tot een volwassen vrouw ten tonele verschijnt en iets naar de kinderen roept. Enkele minuten later zijn alle kinderen weg of bezig met water halen (er loopt hier vlakbij een beekje). Eindelijk durf ik een late lunch te eten, bestaande uit 2 bananen en eerder genoemde tea biscuit. Niet veel later zijn de meeste kinderen weer in mijn directe omgeving te vinden. Na een uurtje komt een man naar me toe lopen, heet me welkom en vraagt of de kinderen vervelend zijn. Anders dan dat er eentje regelmatig om eten, geld, boeken en pennen vraagt en het niet erg prettig is om bij elke beweging de volle aandacht te hebben van een paar dozijn kinderen moet ik erkennen dat ze niet vervelend zijn. De man blijft hangen voor een praatje dat uiteindelijk ruim 2 uur duurt. Zijn naam is Mozes en hij is de eigenaar van dit stukje grond. We praten over van alles: toerisme, Nederland, Kenia, corruptie, terrorisme, Trump, educatie, werkeloosheid, watermanagement, begrafenissen en nog veel, veel meer. Om een uur of 19 (de zon is bijna onder) geef ik aan dat ik wat eten ga maken en na een kwartiertje nemen we afscheid. Misschien dat we elkaar morgen nog zien. Het was hoe dan ook een prettige conversatie!

Als diner maak ik rauwe peensalade en in de avond werk ik aan mijn verslag onder het genot van een felle halve maan in een desondanks met sterren bezaaide hemel, met overal om me heen de welbekende geluiden van het bos.

Dat de rugpijn in de ochtend van dag 133 ook weer terug is, is extra vervelend omdat ik vandaag een actieve wandeldag gepland heb. Rustig aan doen, dan maar. Bij het opstaan verwacht ik direct weer omsingeld te zijn door een groep kinderen, maar het valt erg mee. Er blijven slechts zo nu en dan enkele vrouwen of kinderen (die langs lopen bij het water halen) op een afstandje staan kijken hoe ik een pot thee zet of een boterham naar binnen werk. Om een uur of 8 ben ik klaar voor vertrek. Mozes komt net op dat moment langs lopen en we nemen afscheid van elkaar.

De ingang van het park is bespottelijk dichtbij, dus al na enkele minuten rijden parkeer ik de auto weer. Ik koop een kaartje en moet mijn gegevens en handtekening wel 3x invullen. In het grote registerboek zie ik dat de laatste toerist hier 4 dagen geleden was; geen drukbezocht park dus! Met nog altijd rugpijn, maar desondanks toch een rugtas vol water, boterhammen en andere benodigdheden op mijn rug stap ik opgewekt het park in. De weg wordt veel gebruikt door locals, omdat een eindje verderop een dorp ligt, aan de rand van het park.

Ik sla het eerste de beste zijpaadje in en voel me direct midden in de jungle. De torenhoge bomen, de kronkelige lianen, overal mos, slingerplanten en dood hout. Behalve over het pad kun je meestal nog geen meter ver het bos in kijken. En overal klinken de geluiden die je van elke film kent die zich in de jungle afspeelt. Overal piepen, zingen, fluiten, krijsen, roepen, blaffen en ritselen er dieren. Wat een mooie ervaring. Ik blijf ongeveer elk dozijn meters wel even staan om alles in me op te nemen. Maar ondanks de kakofonie aan oerwoudgeluiden (nee, denk nu niet aan een stadion, alsjeblieft) zijn dieren bijna niet te zien. Soms zie ik in de toppen van de bomen een flits van een poot of staart van een franje aap, wat op zichzelf al erg opwindend is. Zeker zo in mijn eentje voel ik me bijna verloren in dit enorme (hoge) bos, maar ik geniet ervan.

Jammer is wel dat ik mijn wandelstok en kompas vergeten ben mee te nemen, maar een stok is zo gevonden en mijn telefoon heeft een uitstekende GPS. Na weer een zijpaadje genomen te hebben kom ik even later weer op de weg uit en zie dat sommige zijpaden een bord hebben met de naam van de ‘trail’. De borden zijn veelal half of geheel onder de vegetatie verborgen. Ook jammer is dat ik de eerste pakweg 5 km op de achtergrond een geluid hoort dat wel het laatste is wat je wilt horen in het laatste stukje tropisch regenwoud van Kenia: een kettingzaag!

Verderop wijzen borden en enkele behulpzame mensen me naar het pad naar de Isiukhu waterval. Na een mooie wandeling van enkele kilometers vind ik de waterval. Het is bepaald geen grote of indrukwekkende waterval, maar de setting is subliem, zo midden in het oerwoud. Ik blijf er een half uurtje zitten om wat bananen te eten en te genieten van de rust. Daarna loop ik een stukje terug en neem vervolgens de afslag naar het begin van de Isiukhu River Trail, die volgens het bord en mijn reisgids 7 km lang is. Het pad begint vrij gemakkelijk, maar wordt al snel erg smal en schuin, met de rivier in de diepte vlak naast me. Gelukkig heeft het al een tijd niet meer geregend, want anders zou ik door de modderigheid dit pad nooit hebben vervolgd. Wel zijn hier en daar wat bomen over het pad gevallen. Waar is je kapmes als je hem nodig hebt?! Met wat klauterwerk en hulp van de stok kom ik er iedere keer wel weer overheen. Ook moet ik regelmatig een zeer gammel houten bruggetje over dat vaak helemaal overwoekert is, waardoor je niet kunt zien of de boomstammetjes waar je overheen loopt nog wel stevig genoeg zijn. Leuningen zijn vaak zo verrot dat het beter is je er niet aan vast te houden. Het is geen gemakkelijk pad, maar wel ontzettend mooi. Regelmatig hoor en zie ik franje apen op de vlucht slaan of spelen, hoog boven mijn hoofd. Woudreuzen waarvan de basis zo wel een meter of 8 breed zijn en die misschien wel 50 meter of meer de hoogte in torenen. Kleine, open plekken waar de lage begroeiing het land geclaimd heeft en een dikke muur van groen opwerpt waar het smalle pad doorheen kronkelt. Ik kom nauwelijks vooruit, maar het is prachtig! Na ruim 2 uur lopen vermoed ik dat ik toch wel ongeveer aan de 7 kilometer moet zitten, maar ik vind alleen een afslag naar iets dat ‘Salazar’ genoemd wordt. Geen idee wat dat is. Ik besluit toch nog maar een stuk door te lopen.

Even verderop schrik ik me wezenloos als een stel franje apen op nog geen 2 meter voor me de bomen in vlucht. Erg gaaf! Maar helaas te snel om foto’s te maken. Zo wandel ik nog zo’n 20 minuten door. Ik zou nu toch echt wel aan het einde van de trail moeten zijn, maar hoewel je het pad voor je zelden verder kunt zien dan een meter of 5, lijkt het einde nog lang niet in zicht. Het is al ruim middag en ik moet ook nog terug. En dus keer ik – met grote tegenzin – om. Aangekomen bij de afslag naar het mysterieuze ‘Salazar’ keer ik mijn rug naar de rivier en volg het nieuwe pad. Dat is een stuk makkelijker begaanbaar en ik leg in korte tijd een aardige afstand af. Al gauw kom ik bij een nieuw kruispunt met een wegwijzer, zodat ik een beter beeld krijg van mijn positie en richting. Een eindje verderop kom ik weer bij een kruispunt met wegwijzer en weet ik waar ik aan toe ben. Vanaf hier is het nog maar een kilometer naar de hoofdweg, die ik alsmaar noordelijk hoef te volgen om terug te komen bij de ingang. Aangekomen bij de hoofdweg (ook slechts een landweggetje) zie ik dat ik nog een kleine 6 km te lopen heb en ga even in de schaduw zitten voor een boterham en een slok water. Ik heb niet veel water meer, maar genoeg om zonder al te veel dorst de uitgang te halen.

Ongeveer halverwege het pad neem ik aan afslag om bij een uitkijkpunt te komen. Een steile klim over calcietrotsen, begroeid met naaldbomen met een donkere, spiraalvormige bast. Bovenaan tref ik de verbrande resten van wat waarschijnlijk ooit een informatiehutje geweest is, maar ook een prachtig uitzicht over een groot deel van het Kakamega Forest. Vlak voor de uitgang van het bos passeer ik een tweetal slenterende heren, waarvan 1 me iets te vriendelijk aanspreekt. Schijn bedriegt echter, want de man is oprecht erg vriendelijk en praat zelfs een paar woorden Nederlands met me! Hij heeft zowaar Nederlands geleerd voor zijn werk bij 1 van de luxe lodges in het park. Bij de uitgang nemen we afscheid van elkaar en snel ik naar mijn trouwe kanarie, die al de hele dag in de tropische zon heeft staan bakken. De ventilatoren van de koelkast en de 12V omvormer staan te loeien, maar dat is niet de reden dat ik naar de auto toe snel. Ik duik de koelkast in, pak het pak sap eruit en sla hem achterover. Oôôôôh, wat is dat heerlijk! Ik word door wat parkwachters aangekeken met een mix van nieuwsgierigheid en verbazing.

Ik heb uiteindelijk slechts enkele verschillende soorten apen gezien en slechts een handjevol vogels. Dat is wel jammer, want het bos staat bekend om het feit dat het 7 primatensoorten huisvest en honderden exotische vogelsoorten. Maar door het dichte woud is het spotten van dieren erg moeilijk, zeker zonder gids. Maar ik zit er niet mee, want ik heb genoten van het wandelen, klauteren, de waterval en de toevallige ontmoetingen met apen!

Ik blijf niet staan uitrusten, want het is al bijna half 17 en ik moet nog naar Kitale rijden, zo’n 100 km verderop! Die rit is niet makkelijk, want het wegdek is erg slecht en het verkeer druk. Aangekomen in Kitale rijd ik naar Karibuni Kitale Camping, die goede recensies krijgt en slechts 350 ksh per nacht kost. Het ligt wat verborgen aan hete inde van een slechte, stoffige weg en er staat enkel een heel klein bordje ter identificatie, dus ik vraag me af hoe iemand deze plek ooit heeft gevonden.

Bij het naar binnen rijden (de schemering is net aan het invallen) komt de eigenaar me tegemoet lopen en zegt me vriendelijk dat ik direct een mooi plekje mag uitzoeken. Dat doe ik graag, want het grasveld heeft weliswaar geen schaduwrijke plekjes, maar is wel keurig onderhouden en groot. Ik ben de enige kampeerder, maar aan een picknicktafel zit wel een andere blanke gast. Ik vind de eigenaar terug in de keuken, waar hij een brood aan het bakken is. Met zijn handen nog bedekt met deeg leidt hij me rond over het complex om me de douches en de toiletten te laten zien. Gelukkig kan ik nog mee eten vanavond, want ik heb geen zin meer om te koken en ook niet veel bijzonders meer in huis.

Bij de auto kom ik even rustig bij tot 19 uur, wanneer het diner moet plaats vinden. Intussen hoor ik de muezzin oproepen tot gebed in een nabijgelegen moskee. Althans, dat probeert hij, want de speakerinstallatie hapert verschrikkelijk en er zijn slechts flarden van zijn gezang en gepredik te horen. Het klinkt onbedoeld erg grappig. Er is nog een (blanke) gast bij het eten, maar die is niet erg spraakzaam. Op het menu staat kip met patat en wat ondefinieerbare groente. Het smaakt heel aardig. Na het eten probeer ik de douche uit. Heel erg schoon is het niet en de deur zit vol met grote kieren en is bovendien zo laag dat je er makkelijk overheen door naar binnen kan kijken, maar het water is van type ‘AAAAAAAH, wat lekker!’ Helemaal fris en schoon zet ik een kopje thee bij de auto en geniet nog even van de zwoele avondwind en de opvallende afwezigheid van vliegende insecten voordat ik mijn nestje induik.

Op dag 134 is de rugpijn opvallend minder sterk aanwezig en ik neem vandaag dan ook geen paracetamol in. De duizeligheid is helaas nog onverminderd aanwezig en ik word ook weer veel te vroeg wakker (5:30). Het is behoorlijk fris, maar zodra de zon zich laat zien loopt het kwik enorm snel op. In de schaduw is het vandaag zo rond de 35-40 graden met nauwelijks wind.

Na een rustige start van de dag werk ik mijn verslag bij, beoordeel foto’s en upload een nieuw blog. Verder doe ik nog wat klusjes, waaronder het wegwerken van een flinke stapel wasgoed, dat in de snikhete zon in mum van tijd droog is. Het idee was om morgen naar Uganda te gaan, maar bij nader inzien blijf ik hier nog maar een dagje. Onder meer omdat dit een heel ontspannen, comfortabel (op het toilet na) en spotgoedkoop plekje is, ook omdat ik geen haast heb (Patricia arriveert pas de 18e in Uganda), maar vooral omdat het morgen zondag is en de kans bestaat dat de piepkleine grensovergang waar ik mijn zinnen op gezet heb gesloten is op zondagen.

Even tussendoor: wie zich afvraagt hoeveel tekst ik al niet geschreven heb sinds het begin van deze reis (ik schrijf immers lange verslagen), bij deze: 248 pagina’s (A4 uiteraard) en ruim 164.000 woorden. 🙂 En ik ben pas 4 maanden onderweg!

‘s Avonds kook ik wat blikvoer en kijk een filmpje.

Op dag 135 word ik pas rond half 8 wakker en ben zelfs dan nog erg moe. Maar de rugpijn is opmerkelijk genoeg een heel stuk minder! Ik voel het nog wel, maar heb er geen last van en in de loop van de ochtend is het weer helemaal weg.

De ochtend en middag besteed ik vooral aan de technische voorbereiding van de rit van morgen. Naar de verhalen te oordelen staat me een zware piste te wachten naar de Ugandese grens en daar voorbij. Het is maar zo’n 150 km, maar daar heb ik waarschijnlijk wel de hele dag voor nodig. Voorbereiding is dan ook belangrijk. Ik verlaag de bandenspanning, haal de reservewiel van het dak, bind de losse reserveband vast en haal wat zware dingen uit de dakkist, waaronder de rijplaten, die ik wellicht morgen wel nodig ga hebben. Het reservewiel (die met velg dus) en de spullen uit de dakkoffer leg ik morgenochtend in de auto, om het zwaartepunt te verlagen. Ook repareer ik provisorisch de tweede campingstoel, die men in Jungle Junction niet dacht te kunnen repareren. Die stoel ga ik nodig hebben als Patricia er is en ik weet hem gelukkig te spalken met een stuk bamboe dat precies in de gebroken buis past en dat ik nota bene pal naast me zag liggen nadat ik de stoel uit de dakkist gehaald had. Dat, en wat ducttape, een boormachine en een stalen pen, en voila, de stoel houdt zelfs mij weer!

Tegen het einde van de ochtend bereid ik de auto voor op een ritje naar de supermarkt. Dat klinkt misschien wat zwaarwichtig, maar onder andere de volgende zaken moet ik regelen als ik een ritje wil maken met mijn auto, terwijl ik een actief kamp heb: zonnescherm voorruit weghalen, zonneschermen zijruiten weghalen, luifel loshalen (en/of bustent loshalen), kisten vastzetten, spullen schrap leggen, spullen die ik niet meeneem bij elkaar zetten en bedekken met luifel of zeil (tegen gelegenheidsdieven, regen en zon), zonnepanelen loshalen, waardevolle spullen voorin bedekken (voor als ik geparkeerd sta in de stad), gordijnen weghalen, etc, etc.

Het ritje zelf is maar kort: zo’n 3 km. Ik had het kunnen lopen, maar ik moet flink wat water inslaan en dan is teruglopen geen optie meer. Het winkelcentrum met de Nakumatt vind ik niet direct en blijkbaar is mijn hier niet gewend overlanders te ontvangen, want bij de toegangspoort kijekn de bewakers me tegelijk lachend en wanhopig aan. ‘Wat zijn al deze spullen?!’ vraagt er 1 terwijl de ander meteen spiegel onder de auto kijkt. ‘Safarispullen. Dit is mijn huis!’ antwoord ik. ‘Maar hoe moeten we de auto in vredesnaam controleren met zoveel spullen?!’ ‘Tja, geen idee.’ ‘Hahaha! Nou, goed, rij maar door.’

De Nakumatt hier is niet erg groot en heeft gek genoeg niet eens een slager. Die is ook elders in het winkelcentrum niet te vinden. Nu is het zondag en zijn er een hoop winkels gesloten, maar zelfs een gesloten slager zie ik niet. Buiten de poorten van het winkelcentrum zijn honderden winkeltjes, waaronder een aantal slagers, maar die zien er niet allemaal even betrouwbaar uit. Ik parkeer de auto bij de Tuskys supermarkt en loop naar een tweetal slagerijen. Helaas is er een stroomstoring in de stad en kunnen de generatoren van de slagers enkel de koelkasten draaiende houden en kan men dus geen gehakt voor me draaien. Dan maar naar de Tuskys, waar ze wel gehakt voor me hebben.

Terug op de campsite lunch ik en ga ik verder met eerder genoemde klussen. Ook maak ik de dakpijp zo goed als mogelijk is schoon van binnen (er ligt een dikke laag drap in en er zit veel groene aanslag langs de wanden) en maak een praatje met Mozes, Brian en Diken (niet zeker hoe je zijn naam schrijft). Het zijn jongens van 15, 15 en 18 jaar die in een weeshuis wonen en hier een middagje zijn om gebruik te maken van het internet om te Skypen met hun Amerikaanse sponsoren. Twee van de jongens hebben hun ouders verloren in auto-ongelukken. Brian, de jongen van 18, is in het weeshuis gedumpt door zijn ouders die na hun scheiding blijkbaar niet meer voor hun zoon konden of wilden zorgen. Ze zijn erg nieuwsgierig naar mijn auto en mijn reis. Aan het einde van de middag komen ze nog even naar me toe rennen om afscheid te nemen.

‘s Avonds kook ik (min of meer) Mexicaans. Dat is wellicht iets opmerkelijker dan het lijkt, want Mexicaans eten is hier bijna niet te krijgen. Ik had van thuis nog Mexicaanse kruidenmix liggen, maar taco’s of wraps heb ik maar in 1 winkel kunnen vinden (uitgerekend de buurtsuper bij Jungle Junction), zij het voor een extreem hoge prijs (bijna 6 euro voor 8 wraps).

6 gedachtes aan “Dag 131-135 (4-8 jan.): Dwalen door de jungle

  1. J. Koopmans

    Fijn om te lezen dat je rugpijn aan het afnemen is Bjorn!. Je wandeling door de jungle van Kakamega heb ik gewoon meebeleefd! En wat een prachtige fotoos en filmpjes!

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Dank je, Remon!
      Nee, ik heb eigenlijk nooit meer onderzocht wat ‘Salazar’ betekent.
      Alles goed met jou en Floortje?

  2. Jef

    Mooie belevenissen en prachtige foto’s.
    Hoe ben je er achter gekomen waar de campings zich bevinden, staan volgens mij niet het campingboek van de ACSI 😉

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Verreweg de meeste campings vind ik op iOverlander, waar ik zelf ook aan bijdraag. Maar ook tips van andere overlanders die ik onderweg ontmoet of gewoon ter plaatse zoeken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.