Dag 126-130 (30 dec-3 jan): Oliebollen in Nairobi en fietsen tussen de buffels

Mijn biologische wekker zorgt er opnieuw voor dat ik voor dag en dauw wakker ben, om 5:30. In dit geval vind ik het wel prima, want des te eerder ben ik in Nairobi. Ik heb nu al een week niet fatsoenlijk gedoucht en voel me na al het stof van de afgelopen dagen vreselijk vies. Ook zijn er weer verschillende klusjes te doen, want de breedstraler die ze in Jungle Junction gerepareerd hebben is weer kapot en het kookstel heeft flink wat deuken opgelopen omdat de waterjerrycan die er op staat ergens onderweg los is geraakt en is gaan dansen op het kookstel. Die is daardoor bijna niet meer te gebruiken.

Trek in ontbijt heb ik nog niet op dit vroege tijdstip, dus rijd ik om 6:15, bij het ochtendgloren, weg, nadat ik afscheid genomen heb van mijn dappere masaai krijgers. Onderweg naar Nairobi zie de ene na de andere campsite, guest house en lodge. Eén campsite noemt zichzelf zelfs ‘Overlanders campsite’! Maar ik zie nergens lampen bij de borden staan, dus die had ik nooit kunnen vinden in het donker.

In Nairobi bevind ik me al gauw op bekend terrein. Hier heb ik bijna 2 weken geleden ook al gereden. Bij de Galleria Mall rij ik het parkeerterrein op om boodschappen te doen bij de Nakumatt. Elke auto word bij binnenkomst gecontroleerd, maar als ze l mijn rommel zien geven ze het direct op. Werkt iedere keer weer! Het parkeerterrein is bijna leeg, maar het is dan ook pas 8:15. Gelukkig is de supermarkt sinds 8 uur open en ik sla groot in. Wat zijn die Westerse supermarkten toch een zegen!

De Jungle Junction ligt vlakbij en voor 10 uur rijd ik mijn thuisbasis in Nairobi weer in. Er staan behoorlijk wat auto’s en er is veel activiteit. Ik schud de handen van Dennis en Albrecht (die hier intussen niet weg geweest zijn) en weet zelfs Peter nog even gedag te zeggen, want die rijd nog geen half uur later weg, op weg naar Uganda. Een visum voor Ethiopië heeft hij helaas niet kunnen krijgen, dus is het Uganda geworden. Ook staan er 3 Landcruisers van een Nederlandse reisorganisatie, bestaande uit 1 Nederlandse gids, 2 Nederlanders en 2 Belgen.

Terwijl ik met Albrecht sta te praten komt Chris (eigenaar van JJ) me welkom heten en vertelt dat ik die douche voorlopig wel kan vergeten, omdat iemand vannacht een kraan open heeft laten staan en de watertank nu leeg is. Shit…

Ik meld me aan bij de receptie, zeg Peter gedag en bereid vervolgens alles voor om te ontbijten. Normaal gesproken niet veel werk, maar ik moet eerst een dikke laag stof verwijderen van veel zaken en het kookstel een beetje uitdeuken om thee te kunnen zetten. Na het ontbijt begin ik direct aan een grote schoonmaak van de auto, nu ik toch al smerig ben. Daar ben ik pas rond een uur of 15 mee klaar, waarna ik een late lunch neem. Terwijl ik het kookstel met veel lawaai aan het uitdeuken ben komt 1 van de Nederlanders van het kleine reisgezelschap een praatje met me maken. Ze vertrekken morgen naar het Naivasha meer (ook op mijn agenda) en gaan dan met een kleine boog naar Tanzania. Een mooie reis van 3 weken.

Net als ik wil gaan douchen (gedurende de ochtend is de watertank weer gevuld) komen Mattias en Alexandra (het Duits/Botswaanse stel) JJ binnen rijden. Uiteraard praten we even bij, introduceer ze bij Albrecht (ook Duits) en knijp er tussenuit om dan toch eindelijk die welverdiende douche te nemen. Eerst loop ik echter nog even langs Chris om de kapotte breedstraler af te geven ter reparatie en te informeren naar de plannen voor oud en nieuw. Blijkbaar wordt er een barbecue georganiseerd.

De douche is, zoals verwacht, zaaaaaaaaalig! Gedurende zeker 5 minuten stroomt er enkel grijsbruin water van mijn lichaam af en ik verbruik heel wat douchegel! Minpuntje is wel dat ik er na het douchen achter kom dat ik mijn handdoek vergeten ben mee te nemen, maar dat maakt niet uit, want het is buiten warm genoeg om op te drogen, zelfs met kleren aan. Heerlijk opgefrist lees ik nog eventjes wat en bereid dan de kip met saus voor mijn diner. De kip heb ik al een week in mijn koelkast liggen (die enkele dagen geleden een halve dag uit heeft gestaan!), dus ik vertrouw het niet helemaal. Ik snij wat groene stukken er af en braad de rest door en door en door en door. Later op de avond voel ik de diarree opkomen en voor het slapen gaan moet ik loperamide innemen omdat ik anders vannacht misschien wel leeg loop… Gedurende de avond bekijk en filter ik de ca. 700 foto’s en filmpjes die ik de afgelopen paar dagen (met name in Amboseli uiteraard) heb gemaakt. Uiteindelijk gooi er meer dan 300 weg en ben zeer tevreden over het (flinke) restant. Ik val deze reis keer op keer met mijn neus in de boter; wat een prachtige dingen heb ik toch gezien en gedaan!

Al probeer ik mezelf nog zo duidelijk te maken dat ik mag uitslapen vandaag, toch ben ik weer trouw om 5:30 wakker op dag 127 (oudejaarsdag!). Als ontbijt probeer ik voor het eerst ooit om roerei te maken, wat heel aardig lukt. Ik doe nog wat klusjes en neem daarna plaats achter de laptop, waar ik bijna de gehele dag achter zit: maken van een fotoselectie voor het blog, naamgeven van de foto’s, uploaden van de foto’s, nalezen van de tekst, plaatsen van de tekst, publiceren van het volgende blogartikel, een stapel e-mails beantwoorden, bankzaken regelen, mijn blog van e afgelopen 4 dagen(!) schrijven, en ga zo maar door. Ik pauzeer alleen even om het reisgezelschap uit te zwaaien en snel wat te lunchen. In de ochtend neemt Dennis naast me plaats en nadat ik een foto van oliebollen op Facebook aan hem laat zien, vertelt hij me dat ze die misschien wel zullen bakken bij de Nederlandse bakker die hier op 5 km vandaan zit. Na de lunch weet hij me dit zelfs met zekerheid te melden! We besluiten er een stel te kopen en even later fietst Dennis opnieuw naar de bakker. Ook al zijn de oliebollen pas net gebakken, toch is hij maar net op tijd, want vlak nadat hij zijn order geplaatst heeft zijn ze al uitverkocht! Als hij terugkomt zijn de bollen zelfs nog een beetje warm en ze zijn erg lekker! Ze zijn eigenlijk precies als thuis, maar dan wel met stukjes appel er in. En met € 1,30 per stuk iets duurder dan in Nederland. Wat een genot om hier, in het verre Kenia, oliebollen te kunnen eten op oudejaarsdag!

Het is al bijna 18 uur als ik eindelijk klaar ben met al mijn computerklusjes. Niettemin een goede timing, want de barbecue begint om 18:30. Het is de hele dag al behoorlijk bewolkt en zo nu en dan vallen er een paar druppels regen. Oudejaarsavond is het een graad of 21, maar staat er een kille wind, dus zit iedereen met een vest of trui aan aan tafel. Er is een tafel voor Chris en zijn familie en een tafel voor de gasten die zich voor de barbecue hebben ingeschreven: Albrecht, Dennis, Mattias, Alexandra, en nog 2 Duitsers: Victor en Paul, beide onder de 20 en zuidwaarts reizend op hun motoren. Een divers (hoewel de meesten Duits zijn) en leuk gezelschap.

De barbecue is niets minder dan fantastisch te noemen. Om te beginnen krijgen we wat vingervoedsel, gevolgd door een klein spiesje met erg lekker, kruidig vlees. Daarna is het tijd voor het hoofdgerecht, bestaande uit een grote lap vlees naar keuze (vooraf opgegeven) en begeleidt door een buffet met een keur aan salades, groenten, patat en andere lekkernijen. Mijn lamsvlees is nog rauw van binnen dus leg ik hem terug op de barbecue, maar als ik even later ga kijken is het verdwenen. Chris geeft me onmiddellijk een stukje van zijn eigen vlees en even later wordt me een enorme T-bone steak van het huis aangeboden! Het is zoveel vlees dat we er met 3 man van eten en dan nog over houden. Het dessert bestaat uit tiramisu, chocoladecake en een soort pindarotsje met karamel. Wat een geweldige maaltijd!

Terwijl Chris en zijn familie zich terugtrekken spelen Victor, Paul, Albrecht en ik een spelletje (post-it op je voorhoofd met de naam van een bekend persoon en om beurten vragen stellen tot je de naam geraden hebt) en vullen de tijd met ouwehoeren tot het middernacht is. Intussen krijgen we een (bevroren!) fles mousserende wijn aangeboden van het huis.

Even voor middernacht (in Kenia) Skype ik met het thuisfront, waar het 2 uur vroeger is. Precies om middernacht steken mijn vader en zijn vriendin Joep een sterretje aan, terwijl wij hetzelfde doen met de sterretjes die ik bij vertrek uit Nederland van mijn vader gehad heb en die ik nu aan mijn gezelschap heb uitgedeeld. Nog geen 10 minuten later ben ik de enige die nog aan de tafel zit; de anderen zijn al naar bed. Na het Skypen duik ik ook mijn bedje in, terwijl op de achtergrond, in de verte, vuurwerk klinkt. Het is te ver weg om het te kunnen zien. Het is een vreemde, maar zeer geslaagde jaarwisseling geweest!

Op 1 januari 2017 (dag 128) weet ik zowaar uit te slapen tot 7 uur. Het belooft een rustig dagje te worden; ik besteed verreweg de meeste tijd aan het voorbereiden aan mijn (en zus Patricia’s!) bezoek aan Uganda. Aanvankelijk door de reisgids door te spitten en de kaart te raadplegen, maar in de middag schuif ik aan bij Dennis, Albrecht en Mattias en krijg van hen (met name van Dennis) een wagonlading aan bruikbare tips, accommodaties, mooie wegen, etc.

‘s Avonds kook ik verse spinazie met een restje kip van eergisteren (een wonder dat ik dat overleefd heb) en Skype ik met Patricia om onze plannen voor Uganda af te stemmen en uiteraard even bij te praten.

Een nieuw jaar, een nieuwe bestemming; op dag 129 vertrek ik uit Nairobi. Maar omdat ik vandaag maar zo’n 150 km te gaan heb, doe ik rustig aan. Mattias en Alexandra zijn zelfs al vertrokken, terwijl ik nog aan mijn omeletje zit. Wellicht komen we elkaar nog tegen in Uganda, want daar gaan ze over een paar weken ook naartoe. En ik ben van harte welkom langs te komen bij hun thuis in Gabarone (Botswana).

Nadat ook ik alles weer heb ingepakt, vastgezet, bijgevuld en gecontroleerd, betaal ik mijn rekening (de heerlijke barbecue was slechts €14!), neem afscheid van Albrecht en Dennis (helaas kan ik Chris niet vinden) en rij weg, een nieuwe bestemming tegemoet.

Dat wil zeggen: ik stop eerst bij de buurtsuper en rij dan naar het noordwesten, naar het Naivasha meer. De rit biedt onderweg een prachtig uitzicht over de Great Rift Valley. Afgezien van het drukke verkeer en het slechte wegdek is het genieten geblazen. En ach, van het verkeer trek ik me niks aan. Ik blijf gewoon achter de langzame voertuigen aansjokken; ik heb toch geen haast!

Het plan was om naar Oloiden Camp te gaan, dat me aangeraden was door de Vossebergen, maar omdat ik morgen naar Hells Gate NP wil, besluit ik om te overnachten bij Camp Carnelley’s, omdat dat vlak bij de toegangspoort van het NP ligt. Sterker nog: ik kan hier morgen een fiets huren om daarmee naar en door het park te rijden. Ideaal!

Carnelley’s is een vrij grote camping, bestaande uit 2 delen, waarvan ik gelukkig de rustigste heb gevonden. Ik zet de auto tussen de enorme Yellow Fever Trees neer, die een opmerkelijk gele bast hebben (vandaar de naam), vlak voor het hek dat het meer van de camping scheidt. Dat hek staat onder stroom, want er leven veel nijlpaarden in het meer en de kans is groot dat die hier ‘s avonds het land op komen. Na een relaxte lunch maak ik een korte verkenningstocht door de camping, want in de verte onweer en het regent daar duidelijk ook hard. En dat wind steekt hier ook op… Ik werk aan mijn verslag achterin de auto, in volle overtuiging dat het zo gaat regenen, maar op wat kleine spetters na blijft het gelukkig droog.

Helaas is er weer nieuws op het medische front. De duizeligheid is nog steeds niet weg, maar dat kan nog wel een week of zo duren. Actueler is het feit dat ik gisterochtend wakker werd met een behoorlijke rugpijn, ongeveer op de plek waar ik ook al pijn had na mijn valpartij in Cairo. Die rugpijn is vandaag nog veel erger geworden. Bukken is bijna onmogelijk, en zelfs autorijden doet pijn, vanwege de schokken door slechte wegen. De pijn zakt wel even weg als ik ergens een tijdje stil blijf zitten, maar dat is natuurlijk geen oplossing. Ik wacht maar weer af hoe dit gaat aflopen.

Tegen de avond kook in sperzieboontjes met paprika en worstjes (die bijna net zo slecht zijn als die uit Egypte!). Terwijl ik thee zet zie ik dat een nijlpaard met jong zich op een meter of 20 afstand van mij aan het grazen is in het moeras, Wat een prachtig gezicht! Even later staan er een stuk of 10 Duitse toeristen naast de kanarie om de beesten te bekijken… Joost mag weten waar ze vandaan komen, maar ze gaan ongegeneerd tussen mijn spullen staan. Pas als het te donker is om de dieren nog te zien druipen ze af. Terwijl ik buiten een filmpje kijk op de laptop (met een koptelefoon half over mijn oren), scharrelen de nijlpaarden rustig door. Zo nu en dan richt ik mijn zaklamp op ze en zie dan 2 oogjes oplichten. Wat een beleving!

Dag 130 begint als vanouds weer vroeg, maar dit keer ben ik blij als ik de auto uit kan (bij het eerste ochtendschemer), want ik heb veel last van mijn rug, moet vreselijk plassen en heb ongewoon veel last van mijn duizeligheid. Ik ben dan ook al wakker vanaf een uur of 3.

Ook al heb ik plannen voor vandaag, toch haast ik me deze ochtend niet, want de rugpijn maakt dat erg lastig. Nadat ik wat paracetamol heb ingenomen gaat het steeds ietsje beter, maar ik zie op tegen mijn plan om vandaag te gaan fietsen. Wat een timing!

Nadat ik alles ingepakt heb zet ik de auto dichter bij de ingang en loop vervolgens naar de receptie om een fiets te huren. Dat kost 800 ksh, maar nadat ik alle 6 de mountainbikes uitgetest heb, moet ik concluderen dat er geen één deugd en vraag mijn geld terug. Dan maar plan B. Ik haal mijn auto op en rij ermee naar de toegangspoort van Hells Gate NP en huur daar een fiets. Die kost slechts 500 ksh en is beter dan bij Carnelley’s Camp. Hells Gate NP heeft geen gevaarlijke dieren, zoals leeuwen, hyena’s of nijlpaarden, dus je kan hier naar hartenlust fietsen en wandelen. Dat doen dan ook aardig wat mensen, waaronder – uiteraard – een heel stel Nederlanders.

Ik zet de auto bij de ingang neer en vraag aan een man in uniform of ik hier mag parkeren. Ja, is het antwoord, gevolgd oor de vraag: “Kan ik na afloop je auto kopen?” Pardon? Er volgt een wonderlijke conversatie. Het kan de man niets schelen dat de auto het stuur aan de verkeerde kant heeft en dat hij er voor naar Zuid Afrika moet vliegen, omdat ik hem dan pas van de hand wil doen: hij wil hem hebben! Achterdochtig als ik ben vat ik deze vastberadenheid op als een dreigement om de auto te stelen zodra ik het park in ben, of gewoon een geintje, en noteer zijn gegevens dus niet. Achteraf stom, want de auto staat er na afloop nog gewoon, natuurlijk.

Entree voor dit park is slechts 26 dollar, dus dat is goed te doen. Ik moet lang wachten tot ik eindelijk aan de beurt ben, maar dan stap ik op de pedalen en fiets voor het eerst in ruim 3 maanden überhaupt en voor het eerst in mijn leven door een wildpark. Al vrij snel kom ik zebra’s, Thomson’s gazelles, impala’s en wrattenzwijnen tegen. Heel onwerkelijk om daar tussendoor te rijden zonder een auto om je hen! Je merkt ook dat de dieren heel anders op je reageren; ze zien je als levend wezen, in plaats van als onderdeel van de auto.

Bij Fishers peak sla ik af richting de Obsidian Caves, die min of meer langs de zgn. Buffalo trail liggen. Na nog geen kilometer zie ik mensen bij een stel giraffes staan. Dat blijken er uiteindelijk 5 te zijn. Daarna kom ik lange tijd niemand meer tegen. Het pad naar de Obidian Caves is niet zo makkelijk als de hoofdpaden (allen zijn dust roads), maar goed te doen. De ‘Caves’ zijn niet meer dan een enkele abri waar ontegenzeggelijk ontzettend veel obsidiaan te vinden is. Sowieso zie je in dit park overal het zwarte, glanzende vulkanische glas liggen, maar hier zie ik enorme blokken! Heel bijzonder (mineralogie was ooit een hobby van me). Terwijl ik eventjes een boterham naar binnen werk komt er een vriendelijke parkwachter langs lopen en even later een kudde koeien met een herder.

Het pad loopt door, ondanks dat dit op de meeste plattegronden van het park niet aangegeven staat. Niettemin volg ik het pad en ben lange tijd echt helemaal alleen? Nou, alleen? Ik fiets voornamelijk door een smalle en vrij ondiepe vallei en zie ergens langs het pad ineens het silhouet van een giraffe tussen de bomen bovenaan de klif. Hij kijkt me strak aan. De hele setting is erg komisch en moeilijk te omschrijven.

Het pad is op sommige plaatsen geheel verdwenen in diepe ravijnen, waar dan weer een heel smal paadje omheen ontstaan is. Maar op een gegeven moment raakt het paadje op. Wat nu? Ik heb een prachtige wandeling (fietsen was bijna nergens meer prettig) achter de rug, maar geen zin om dezelfde weg terug te nemen. Met de GPS op mijn telefoon in de hand volg ik de kleine dierenpaadjes tussen de scherpe acacia’s tot ik bij een breed pad aankom waar zelfs auto’s kunnen rijden. Het pad blijft lange tijd alleen maar stijgen, maar bij de afdaling kan ik weer meters maken. Jammer alleen dat de remmen met nauwelijks doen, maar daar hebben ze schoenzolen voor uitgevonden!

Zodra ik terug ben op de Buffalo Trail zie ik weer zebra’s, impala’s en wrattenzwijnen. Ik volg de trail verder westwaarts en moet opnieuw een heel eind klimmen, wat ik grotendeels te voet doe. Mijn conditie is na maanden van nauwelijks beweging flink achteruit gegaan, de fiets heeft maar 2 versnellingen, het pad is bepaald niet bedekt met strak asfalt en ik heb absoluut geen haast. De afdaling gaat dan weer wel erg soepeltjes natuurlijk, hoewel sommige stukken zo steil zijn dat ik alsnog af moet stappen. Een viewpoint met een zwaar gehavend bankje bied een mooi uitzicht over de geothermische fabrieken die men de afgelopen jaren in het park gebouwd heeft. Geen fraai gezicht, maar het is tenminste wel duurzame energie. Halverwege de afdaling kom ik een herder zonder kudde tegen. Hij groet me vriendelijk zegt vervolgens dat hij honger heeft. Ik geef hem mijn laatste boterham, die hij beduusd aanneemt. Of ik misschien ook nog wat geld voor hem heb? Nee, dat krijg je niet. Een goedemiddag verder.

Beneden aan de heuvel stuit ik op een spiksplinternieuwe asfaltweg die ongetwijfeld is aangelegd voor de fabrieken. Ik profiteer er een stukje van, maar duik dan weer een zandweggetje op, die door een mooi, verlaten dal loopt. In een grasveld zet ik de fiets tegen een boom en ga in het gras zitten. Terwijl ik geniet van de rust en het zalige windje dat de gevoelstemperatuur werkelijk perfect maakt komen er verschillende dieren voorbij lopen. Eerst een hartenbeest, dat vlak aan de rand van het grasveld een tijdje naar me blijft staren. Dan tot 3x toe een familie wrattenzwijnen, met tussendoor een groepje zebra’s. Er komen ook 3 groepjes fietsers voorbij die vriendelijk gedag zeggen. Wat een heerlijk plekje… Ik blijf bijna een uur heerlijk soezen en besluit dan om toch maar weer door te gaan. Dat valt niet mee, want inmiddels zijn mijn spieren aardig verzuurd en protesteert mijn achterwerk zodra ik plaatsneem op het onergonomische zadel. Niet zeuren, maar fietsen!

Een paar kilometer verder kom ik uit op de hoofdweg door de grote kloof die dwars door het park loopt. Behalve eerder genoemde dieren zie ik ook een secretarisvogel, een kudde buffels (extra imposant als je zelf zo kwetsbaar naast staat!) en een liggende giraffe. De weg terug is erg vermoeiend, maar terug bij de poort lever ik de fiets met veel voldoening in. Een flinke teug koude appelsap uit mijn koelkast doet me weer aardig bij komen; wat ben ik blij met dat ding! Terwijl ik aan het pak lurk word ik benaderd door en Koreaan die dramatisch slecht Engels spreekt, maar na een tijdje hand- en voetenwerk wordt duidelijk dat hij graag een lift zou willen naar de kruising, 2 km verderop. ‘Tuurlijk, geen probleem, stap maar in.

Aangekomen bij het kruispunt word ik honderd keer bedankt en gevraagd te poseren voor een selfie met hem, ‘Korean Style’, zoals hij het zelf noemt, dus met wijs- en middelvinger van 1 hand omhoog. We nemen afscheid en ik rijd naar het westen, terwijl hij op zoek gaat naar een volgende lift of matatu (busje). Vanavond wil ik overnachten in Oloiden Camp, dat aan een klein meer vlak naast het Naivasha meer ligt. Ik heb er veel zeer positieve verhalen over gehoord, dus dat wil ik wel eens zien. Hoe dan ook ben ik erg blij dat ik niet helemaal terug naar de vorige camping hoef te fietsen, want ik ben doodop!

Het kost me wat moeite om Oloiden Camp te vinden, maar als ik eenmaal voor de poort sta wordt deze geopend door een breed glimlachende vrouwelijke bewaker. Bij het restaurant, dat tevens dient als receptie, zijn ze minder geamuseerd. De camping heeft (naar ik van andere overlanders gehoord heb) een rumoerig gedeelte en een stil gedeelte, maar daar word me hier niets over verteld, dus moet ik zelf op zoek naar een rustig plekje. Dat is gelukkig niet moeilijk, want 1 gedeelte is volledig verlaten, terwijl op de andere verschillende kampeerders actief zijn. Hoewel volledig verlaten; er zijn vissers actief in het water en er rent een groep vervet apen rond. Ik zoek een mooi en rustig plekje uit, maar verplaats de auto later naar een plekje aan het water, omdat de apen niet bang zijn voor mijn katapult en op mijn appels uit zijn. Langs het water zijn de apen niet axctief. Wel ligt er een nijlpaard te knorren in het water, maar het hek met schrikdraad langs het water maakt dat ik me over hem of haar geen zorgen hoef te maken. Overal zijn pelikanen, heilige ibissen, hadeda ibissen, witte en blauwe reigers en geelsnavelooievaars actief.

Het restaurant was me van harte aanbevolen en ik heb erg trek in pizza, maar helaas is de kaas op, dus bestel ik vis. Ondanks dat ik een tijd afspreek komt die bijna een half uur later pas en is vrij smakeloos, evenals de wagenlading friet. Groente is er niet. Fish & Chips dus eigenlijk. De tv staat hard en ik ben de enige gast in het restaurant.

Van diverse overlanders had ik gehoord dat je hier een gratis kampvuurtje bij je auto of tent krijgt, maar daar blijkt (in mijn geval althans), niets van te kloppen. Het toiletblok is op slot, maar er wordt 1 toilet voor me geopend. Die is wel schoon, maar de douche (in een soort Dixie) is zonder twijfel 1 van de smerigste die ik ooit gezien heb. ‘One of the nicest ablution blocks in Kenya’ staat er in iOverlander!

De avond is wel heerlijk rustig, op wat verkeer in de verte, en het getrompetter en geknor van nijlpaarden na. Vermoeid maar voldaan val ik in slaap.

4 gedachtes aan “Dag 126-130 (30 dec-3 jan): Oliebollen in Nairobi en fietsen tussen de buffels

  1. mona

    Gelukkig nieuwjaar!!!!!
    Geweldig, oliebollen!! Toen je erover schreef dacht ik dat je een pak Koopmans of zo had meegenomen haha.
    Prachtig verslag weer, dank je!!

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Een pak Koopmans zou wel heel toepasselijk zijn geweest inderdaad, maar nee, deze oliebollen heb ik niet zelf gebakken! 🙂

  2. Patricia van Baarlen

    gaaf zeg, fietsen door zo’n wildpark! sta je toch mee on contact met de natuur dan vanuit je auto!
    wij hebben eens in Swaziland paardgereden, ook tussen de zebra’s en bavianen door. Supermooie ervaring.

    1. Bjorn Auteur van bericht

      Ja, het is inderdaad een heel andere ervaring dan met de auto. Vooral toen ik onder die boom zat uit te rusten en al die dieren gewoon langs liepen was echt heel bijzonder!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.