De nacht naar dag 121 verloopt onrustig. Er is veel herrie van muziek en stemmen, en tot laat in de avond lopen en staan er mensen met felle lampen voor mijn auto. Geen idee wat zo aan het doen zijn, maar het is wel irritant. Ook in de ochtend is er al vroeg rumoer. Ik sta om 6:15 naast de auto, maar na een bezoek aan de (smerige!) wc rust ik nog wat na in mijn hangmat.
Het kerstontbijt wordt mede mogelijk gemaakt door de uitstekende roerei van Amanda, mijn kaas en het brood van de Vossebergen. Richard en Elisabeth genieten samen van een ontbijtje. Na de afwas doe ik een klein wasje en werk aan mijn verslag. Tegen lunchtijd is het tij eindelijk weer hoog genoeg om te zwemmen, dus dat doen we dan ook. Daarna is het tijd voor ons gezamenlijke kerstdiner. We hebben deze viergangenmaaltijd over de hele middag gepland, zodat we tenminste van het zonlicht kunnen profiteren.
We zetten 3 tafels tegen elkaar, verzamelen stoelen en bestek voor 11 man (6 Vossebergen, Richard, Elisabeth, Amanda, en Reggie, een Zuid Afrikaanse zanger die alleen reist) en krijgen al gauw de eerste gang geserveerd van Judith en 2 van haar kinderen: geroosterde plakjes stokbrood met een tomatenbeleg en wat sla. Heerlijk! De volgende gang spreken we af voor over een uur of 1,5-2. Intussen gaan we weer lekker zwemmen in het heerlijke oceaanwater.
De tweede gang is een lekker groentesoepje met balletjes die door 2 andere kinderen zijn gemaakt. De sfeer is ontzettend goed en het is supergezellig. Na afloop worden we door Richard en Elisabeth getrakteerd op een bonusgang van heerlijke kip en butternut. Niet lang daarna nemen we even afscheid van Amanda, die een andere afspraak heeft en gaat iedereen zijns weegs, terwijl Judith en enkelen anderen de volgende gang bereiden. Dit wordt een ovengerecht en omdat de kleine oven van de Vosseberg niet groot genoeg is voor zoveel mensen haal ik voor het eerst deze reis mijn inklapbare oven uit de dakkist, plaats hem op de stoof en warm hem op. Even later staat er een lasagnaschotel te pruttelen in mijn oventje, die ik nauwlettend in de gaten houd. De oven is uiteraard erg heet (zo’n 180gr C) dus ik moet oppassen dat de tent niet in de fik vliegt. Uiteindelijk blijkt de schotel van onderen behoorlijk aangebrand te zijn, en de schotel in de oven van Judith net niet warm genoeg. Toevallig raakt het benzinetankje van mijn stoof net leeg op het moment dat de schotel klaar is. Punt van aandacht is nu wel dat ik bijna geen benzine meer heb.
Intussen zijn ook Richard en Elisabeth vertrokken naar vrienden op een andere camping, dus eten we deze gang met z’n achten. De laatste gang, het dessert, bestaat uit vanille ijs met stukjes banaan en gesmolten chocolade, die de kinderen in de truck opeten, waardoor de kerstmaaltijd besloten wordt met slechts vier mensen. Tot het dessert worden Jochen en ik getrakteerd op een uitgebreid repertoire verhalen van Reggie, waaronder zijn ontvoering in Zuid Sudan, en de Africa Pool, een vijver in de zee op wandelafstand van hier. In de avond kletsen we nog wat en zoeken daarna onze bedden op.
Dag 122, tweede kerstdag, begint met een uitgebreid pannenkoekenmaal die ik (met wat hulp van Amanda) bereid. Nooit eerder heb ik pannenkoeken voor 10 man gemaakt (überhaupt heb ik nooit eerder voor zoveel mensen gekookt), maar het was een groot succes. Wel is mijn voorraad benzine nu wel heel erg laag. De afwas wordt door Amanda en Elisabeth gedaan, terwijl de Vossebergen en ik ons voorbereiden op een bezoekje aan de Africa Pool, waar Reggie ons gisteren zo enthousiast over vertelde. Het is een vrij korte wandeling over het strand en vervolgens langs en onder een abri van messcherpe rotsen tegen een dode koraalrif. We waren al gewaarschuwd om vooral niet te proberen door het water te lopen en de wandeling alleen bij eb te doen, want overal tussen het koraal schuilen gitzwarte zee-egels. Zonder problemen bereiken we de Africa Pool, die zijn naam aan zijn vorm te danken heeft, maar het vergt heel wat fantasie om er de vorm van Afrika in te ontdekken. Leuk detail is wel dat er ook een Madagascar Pool naast ligt die ruwweg de juiste vorm en locatie t.o.v. Africa Pool heeft. Bij vloed stromen beide vijvers vol met water en zeedieren die bij eb opgesloten zitten in de vijvers tot het opnieuw vloed wordt. Het vergt wat klauterwerk om bij een stukje oever te komen waar je redelijk veilig het water in kan; bijna overal langs de rand liggen zee-egels tussen de scherpe rots-/koraalbodem. Het water is hier dieper dan bij ons stukje zee tijdens de vloed, waardoor zelfs ik soms de bodem niet kan aanraken. De Vossebergen hebben hun duikbrillen met snorkels mee en ik mijn duikbril, zodat we de de spaarzame vissen kunnen spotten, waaronder enkele tijgervissen. Het stelt echt bijzonder weinig voor, het water is troebel en het stinkt er. Al met al is het leuk om hier even geweest te zijn, maar zeker geen aanrader. Bij het uit het water klimmen glijdt mijn voet weg en haal ik dientengevolge mijn benen open aan de rotsen. Op de terugweg stoten verschillende leden van onze ‘expeditie’ het hoofd, waaronder ik natuurlijk. Leuk is dan weer wel dat we overal piepkleine salamanders en krabbetjes zien.
Het duurt een tijd voordat het tij weer hoog genoeg is om te kunnen zwemmen, maar de tussentijd vult zichzelf. Ik doe wat huishoudelijke klusjes, en ouwehoer wat met de anderen. ‘s avonds kook ik kofta m.b.v. een kruidenmix zakje die ik in Egypte gekocht heb. Ik kan het nauwelijks geloven, maar het smaakt echt naar lekkere kofta! De Vossebergen en Richard en Elisabeth hebben rode snappers gekocht van een beach boy, maar die smaken helaas niet geweldig.
Gisteravond viel de elektriciteit in mijn auto uit vlak voordat ik het licht uit wilde doen. Vanmorgen bleek wat er aan de hand was: de accu’s zijn opnieuw bijna leeg. Ik begrijp niet goed wat er aan de hand is, maar feit is wel dat mijn zonnepanelen een stuk minder rendement leveren sinds er een cel kapot is gegaan en ik heb gisteren geen moeite gedaan om de panelen gedurende de dag te verplaatsen naar plekken met vol zonlicht, dus mogelijk dat de accu’s daar onder te lijden hebben gehad. Hoe dan ook zet ik ‘s ochtends de koelkast noodgedwongen uit en poets de zonnepanelen extra goed schoon. Na ons bezoek aan de Africa Pool laat ik de motor zo’n 90 minuten draaien (de startmotor gebruikt andere accu’s), zodat ook de dynamo de accu’s kan opladen. Aan het einde van de dag heeft de smiley op het display (die vanmorgen continue uitviel bij gebrek aan stroom) weer een glimlach op zijn gezicht, maar het batterij-icoontje ziet er nog gevaarlijk leeg uit. Ik gebruik de hele dag bewust zo min mogelijk stroom, zet de koelkast pas halverwege de middag weer aan en een graadje hoger dan gebruikelijk, en gebruik een zaklamp bij het slapen gaan, i.p.v. de normale, vaste verlichting.
Het is zelfs voor hier een warme nacht naar dag 123 toe, dus ben ik rond 5:30 al uit de auto en kruip na het plassen direct mijn hangmat in om daar nog even lekker na te soezen tot de rest wakker is. De accu’s zijn duidelijk weer wat leger geraakt, maar dit keer absoluut niet alarmerend. Ik houd de hele dag de zonnepanelen en mijn stroomverbruik nauwlettend in de gaten.
Vandaag vertrekt de groep van 60 man, plus enkele andere mensen, waardoor het een stuk rustiger is geworden op de camping. Helaas is dat van tijdelijke aard, want tegen oud en nieuw komt er een nog grotere groep mensen…
In de ochtend lopen we over het drooggevallen, dode koraal naar de eblijn om te kijken of we daar misschien toch kunnen zwemmen, maar dat blijkt echt niet te doen, vanwege de stroming en de zee-egels. Ook zijn er hier gisteren blauwe kwallen gesignaleerd, dus wagen we het er niet op. Wel dobberen we even in het zeer ondiepe water (ca. 30 cm) van een poel. Zwemmen doen we pas om een uur of 13. Ook doen we een spelletje Scrabble en keuvelen wat af.
Aan het einde van de middag gaan we opnieuw zwemmen bij de ondergaande zon, als een soort afsluiter van onze gezamenlijke strandvakantie. Het is super gezellig en zou heel idyllisch zijn, ware het niet dat Ruben (zoontje) gestoken wordt door een kwal en logischerwijs huilend het water uit rent, gevolgd door de rest van het gezelschap. Richard wrijft as en water over de beet, om het zuur enigszins te neutraliseren en na een half uurtje is de pijn gelukkig bijna weg. Het zijn ontzettend kleine kwalletjes (1-2 cm doorsnede), maar ze hebben een hele lange tentakel en die doet behoorlijk pijn bij aanraking!
In de avond gebeurt er weinig dat de moeite waard is om te vermelden.
Dag 124 betekent afscheid van Tiwi beach. Ik word weer rond 5:30 wakker en kom nog wat bij in de hangmat tot de anderen ook wakker zijn. In alle vroegte loopt uitgerekend Ruben (die gisteren nog gebeten is door een kwal) als eerste voorzichtig het water in, daar er nog enigszins sprake is van vloed. Even later liggen ook de andere kinderen en ik in het terug trekkende water. Maar omdat het al aardig ondiep is en het water bovendien redelijk koud is, houden we het kort. Jammer, want dit is waarschijnlijk de laatste kans om te zwemmen voor een lange tijd!
Na het ontbijt breken de Vossebergen en ik onze kampjes op. Dat valt niet mee in de klamme hitte, zonder de verkwikkende wind. Ik zet desondanks de vaart er een beetje in, want ik moet nog een heel eind rijden vandaag! Ik ben dan ook als eerste klaar met inpakken en neem afscheid van Richard, Elisabeth, Amanda en alle Vossebergen. Best moeilijk, want we zijn de afgelopen dagen een behoorlijk hechte groep geworden. Bij het wegrijden word ik uitgebreid uitgezwaaid. Richard, Elisabeth en Amanda blijven hier nog een paar maandjes(!) en de familie Vosseberg reist van hier direct door naar Tanzania. De kans dat ik hen weer tegenkom deze reis is niet heel erg groot, daar ik eerst naar Uganda en Rwanda gaat, maar we spreken af dat als we weer thuis in Europa zijn, we elkaar zeker weer op zullen zoeken.
Met een brok in mijn keel (ik heb de afgelopen dagen regelmatig beseft wat een ontzettende geluk ik toch heb gehad, en dat is toch lastig om achter te laten!) rijd ik het terrein af, richting de Shimba Hills, waar doorheen een weg kronkelt die de drukke ferry, heel Mombasa en een stuk van de Mombasa road omzeilt. Alleen het eerste stuk is geasfalteerd, maar de rest van de route loopt door de reeds genoemde Shimba Hilla en dat is erg mooi.
Terug bij de Mombasa road tref ik het drukke verkeer weer aan, maar het is gelukkig een stuk minder druk dan op de heenweg. Bij Voi probeer ik een goede supermarkt te vinden, maar helaas is die er niet. Wel pin ik geld en tank benzine voor mijn kookstel. Daarna rijd ik de weg naar het westen op, die dwars door Tsavo West NP loopt en van erg goede kwaliteit is en bovendien erg rustig. Omdat je (gratis) door een National Park rijd mag je nergens stoppen, maar langzaam rijdend zie ik zebra’s, hartebeesten en verschillende vogels.
Bijna aan het einde van de weg, tegen de grens met Tanzania, word ik staande gehouden door de politie. Gelukkig is de beste man alleen maar nieuwsgierig naar mijn auto en mag ik na een praatje gewoon doorrijden. Even verderop neem ik een afslag rechts, een dirtroad op die parallel aan de grens met Tanzania loopt. Aan het Chala meer, dat half in beide landen ligt, is een wild camp van iOverlander, maar dat is alleen bereikbaar met voertuigen op 2 wielen, dus moet ik doorrijden. De weg is behoorlijk druk maar goed te doen. Maar vanwege alle mensen, huizen, kerken, scholen en vee lukt het me niet om een andere plek te vinden om te wildkamperen, dus valt de nacht terwijl ik behoorlijk vermoeid achter het stuur zit op een ongeplaveide weg met veel voetverkeer. Niet ideaal dus.
Ik besluit door te rijden naar een stadje met de ontzettend leuke naam Loitokitok. Daar vlakbij moet een lodge zijn waar de Vossebergen ook overnacht hebben, en daar ‘s ochtends mount Kilimanjaro hebben kunnen zien. Ik had van heb aanwijzingen gekregen hoe ik bij de lodge kan komen, want borden staan er niet, maar desondanks lukt het me niet om in het pikkedonker door de dichte begroeiing de lodge te vinden. Ik parkeer de auto op een klein veldje op een eindje van de weg, maar er komen toch redelijk wat mensen in de buurt en ik ben te moe om daar mee om te gaan, dus rijd ik nog een kilometer of 60 door naar een public campsite vlak naast de poort van de Kimana gate van Amboseli NP. In het donker is het erg lastig om te zien waar ik kan parkeren, dus ga ik aanvankelijk naast de Landcruiser van een Duits stel staan dat al vele jaren in Botswana woont en ontzettend veel door Afrika gereisd heeft. Maar vlak nadat we kennis hebben gemaakt komen 2 mannen aanlopen die me welkom heten en me een mooie plek aanwijzen, even verderop. De sanitaire voorzieningen zijn niet best en met 1000 ksh per nacht is kamperen niet goedkoop. Ook is er aardig wat herrie van andere gasten, maar ik sta op zich wel redelijk rustig en in elk geval veilig en legaal, dus ik kan rustig slapen. Mijn diner (22 uur) bestaat uit een opgewarmd blikje spaghetti, dat – zoals verwacht – tamelijk smakeloos is.
Dag 125 breekt ook vandaag weer in het donker aan, rond half 6. Het begint er op te lijken dat mijn biologische wekker op deze tijd is afgesteld, want zo warm als aan het strand is het bepaald niet (ik zit weer op 1000 m hoogte) en ik ben nog aardig moe. Voor het ontbijt en voor het lunchpakketje beleg ik mijn laatste boterhammetjes en schuif dan aan bij Mattias en Alexandra, het Duitse/Botswaanse koppel dat ik gisteravond ontmoet heb. Mattias was in alle vroegte naar me toe gelopen om een praatje te maken en dat zetten we voort tijdens het ontbijt. Ze zijn vrij wars van technologie, dus reizen nog ouderwets met een papieren landkaart en plattegrondjes in hun oude reisgids. Ik toon ze desgevraagd de locatie van Jungle Junction, want daar willen ze ook naartoe na hun bezoek aan Amboseli.
We hebben veel mazzel, want precies tussen 6 en 7 uur (zoals vaak, heb ik me laten vertellen), hebben we een prachtig uitzicht op mount Kilimanjaro, die de rest van de dag gehuld is in een dik pak wolken. Als extra mazzel ligt er ook nog eens een flink pak sneeuw op de top van deze imposante, hoogste berg van Afrika. De laatste jaren is dat ook een zeldzaamheid aan het worden.
Nadat ik alles weer op zijn plek heb gelegd en/of vastgezet, de telescoop voor de dag heb gehaald, en genoeg eten en drinken binnen handbereik heb gelegd (in het park mag je immers de auto niet uit), zwaai ik de Duitsers/Botswanen gedag en rij naar de Kimana toegangspoort. Daar moet ik een tijd wachten op mijn entreeticket, want er moet een zgn. Safaricard gemaakt worden en daar is een internetverbinding voor nodig die vaker niet dan wel werkt. Betalen met credit card maakt – om dezelfde reden – het wachten alleen maar langer, dus betaal ik uiteindelijk maar cash. Intussen zijn Mattias en Alexandra ook aangekomen bij de poort. Ik bedank vriendelijk doch resoluut voor het aanbod om een geplastificeerde plattegrond van het park te kopen voor 1000 ksh (10 euro!), maar Mattias gaat er voor. Ik download een (veel betere) plattegrond van internet.
Dan, eindelijk, kan ik het park inrijden. Ik neem direct een afslag naar links, omdat die dood loopt en ik dus verwacht dat er weinig volk zal zijn en dus wellicht veel dieren. Dat laatste valt helaas een beetje tegen. Terug op de hoofdweg (allemaal dirtroads, uiteraard) zie ik al snel zebra’s, gnoes en Thomson’s gazelles, op de voet gevolgd door een groepje olifanten. Die laatste volg ik door een afslag naar rechts te nemen, zodat ik ze rustig aan de weg zie oversteken. Ontzettend indrukwekkend! Al snel staan er 3 andere auto’s met toeristen bij. Nadat ze zijn weggereden zie ik in de verte een giraffe aansjokken en blijf daar rustig op wachten, zodat ik ook die statige gestalte de weg over zie sjokken.
Er zijn aardig wat auto’s in het park, maar erg dringen hoef je gelukkig niet. Ik zie op mijn uppie ontzettend veel dieren. Om maar wat te noemen (aanvullend op de reeds genoemde dieren): koedoes (denk ik), impala’s, kraanvogels, nijlpaarden, struisvogels, flamingo’s, pelikanen, buffels, verschillende soorten ibissen, driekleurige glansspreeuwen, geelkeelfrankolijnen, witte reigers, verschillende roofvogels en steltlopers, zwartkopreigers, witwangfluiteenden, aalscholvers, zwaluwen, een koritrap, bohorrietbokken, leeuwen en gevlekte hyena’s. En tel daar nog talloze vogelsoorten bij op en enkele zoogdieren die ik niet kan determineren.
Enkele leeuwen en de hyena’s (in hun nest!) vind zonder dat er ook maar een andere auto in de buurt is. Heerlijk! Ik neem overal ruim de tijd om te genieten van de natuur. Jammer natuurlijk dat je niet uit mag stappen (wat ik noodgedwongen wel een paar keer moet doen omdat mijn kookstel weer lekt en ik de benzinedampen niet meer uit kan houden), maar dat mag de pret niet drukken. Halverwege de middag rijd ik naar Observation Hill, waar je wel even de auto uit mag om de heuvel op te lopen en van het fantastische uitzicht over het park te genieten. Logischerwijs een populaire plek. Je kan de grote moerassen goed zien, met de modderbadderende olifanten, de nijlpaarden, pelikanen en flamingo’s die er in leven. Er omheen stikt het van de zebra’s, gnoes en Thomson’s gazelles. Wat een prachtig park is dit! De prijs liegt er niet om (€60 + 350 ksh voor de auto), maar het is het wel waard.
Na dit uitstapje (letterlijk en figuurlijk) rijd ik nog een klein rondje en begeef me dan richting de Namanga poort aan de andere kant van het park. Ik wist al dat die uitgang veel minder gebruikt wordt, maar terwijl ik langs het (doorgaans droge) Amboseli meer rijd kom ik geen mens meer tegen. Sterker nog: er is bijna geen wegbewijzering meer en de dirtroad is op een bepaald moment zo ontzettend stoffig dat de auto er in vast dreigt te komen en ik enorme stofwolken genereer. Het laatste stuk bestaat uit een flink stuk wasbordweg. Ineens zie ik in de verte een auto langs de weg staan. Er zit niemand in, maar een eindje verderop lopen 3 mensen richting de poort. Gezien het feit dat hier nauwelijks auto’s komen stop ik om te kijken of ik kan helpen. Hun auto heeft het inderdaad begeven, dus willen ze graag een lift naar de poort. Als ze zien hoe weinig ruimte er achterin mijn auto is volstaan ze zonder morren met een lift voor 1 persoon. De twee mannen en de vrouw hebben op het voorhoofd en op de slapen littekens in de vorm van een soort halve maan, maar voor ik er naar kan informeren bij mijn passagier komen we al aan bij de poort. Dankbaar stapt de man uit en geef ik mijn Safaricard weer af aan de poortwachter. Terwijl ik wacht word ik door wat vrouwelijke masaai benaderd die me souvenirs willen verkopen en geld willen wisselen, waaronder dollars. Dat laatste doe ik graag, want dollars zijn lastiger te verkrijgen dan Keniaanse shillingen! Uiteraard wil de dame slechts 20 dollar geven voor mijn 3000 ksh, maar daar ga ik natuurlijk niet mee akkoord en krijg schoorvoetend toch netjes 30 dollar.
Als de poortwachter terug komt, vraagt hij of ik het erg zou vinden om opnieuw een lifter mee te nemen. Ditmaal een jonge student die naar Namanga moet, zo’n 50 kilometer verderop. Prima, stap maar in! Ik moet toch naar Namanga toe, want in tegenstelling tot wat ik had gehoopt, is er geen enkele lodge, guest house of lodge vlak buiten het park. Aan de andere kant van het park en ook in het park stikt het er van, maar niet hier…
Omdat de weg bestaat uit een 50 km lang wasbord met enorme ribbels, kan ik niet hard rijden en hebben we alle tijd om kennis te maken met elkaar. Helaas veroorzaken de ribbels wel ontzettend veel herrie, dus kunnen we elkaar maar moeilijk verstaan. De 15-jarige jongen heeft een naam die nog het meest lijkt op Erik en gaat naar de high school. Hij heeft 3 zussen en 1 broer, allen ouder dan hij en zijn moeder is in 2014 overleden aan een ziekte. Sindsdien woont hij bij zijn vader (zijn ouders waren gescheiden).
Aangekomen in Namanga stapt hij uit, en rijd ik door naar de asfaltweg (wat heerlijk rijden, na die vreselijke weg!) die vanaf de grens met Tanzania (hier enkele honderden meters vandaan) direct naar Nairobi gaat. De kwaliteit van het wegdek is best goed en na een tijdje neemt het aantal vrachtwagens gelukkig behoorlijk af, maar het begint dan ook al te schemeren. Ik heb mijn zinnen gezet op een guest house op zo’n 15 km van Namanga (via iOverlander), maar als ik daar aankom vind ik niets! Een tweede guest house er vlak bij vind ik wel, maar zij vragen maar liefst 1500 ksh per nacht voor een matig kampeerplekje met slechte toiletten en een koude, vieze douche. Ik probeer uiteraard te onderhandelen, maar er gaat geen shillinkje van de prijs af, dus stap ik weer in en rijd door. Helaas is het inmiddels wel pikkedonker en kan ik de borden van eventuele lodges, guest houses, etc. langs de weg niet meer lezen (geen van de borden zijn verlicht), dus weet ik niet eens of die er uberhaupt wel zijn. Het is levensgevaarlijk om op deze smalle, onverlichte en toch tamelijk veel gebruikte weg langzaam te rijden. Ik raadpleeg diverse bronnen, op zoek naar een plekje om te overnachten: mijn GPS met Tracks4Africa, iOverlander, genoteerde tips van andere overlanders, internet, mijn reisgids, maar tot aan Nairobi wordt er niets vermeld. En Nairobi is nog ruim 100 km verderop. Het is inmiddels al rond 20 uur, maar 100 km zou ik nog wel kunnen rijden, zeker nu de weg relatief rustig wordt. Het probleem is echter dat ik door velen uitdrukkelijk gewaarschuwd ben om niet in het donker door Nairobi te rijden i.v.m. de kans op overvallen en berovingen, dus dat wil ik koste wat het kost voorkomen. Wildkamperen kan ik vergeten, daar ik in het donker de meeste zijweggetjes niet eens kan zien, laat staan alle mensen en huizen die er langs liggen.
Al piekerend over mijn (gebrek aan) opties zie ik aan de rand van een dorp een sterk verlicht tankstation. Ik besluit er te stoppen om te vragen of zij wellicht een veilige plek weten waar ik kan overnachten. Het tankstation blijkt – ondanks alle verlichting – nog in aanbouw te zijn, maar er zitten wel 3 mannen te keuvelen. Eén van hen werpt zich op als woordvoerder. De andere twee (masaai mannen) spreken vrijwel geen Engels. Na wat wederzijdse kennismaking en uitleg geeft de man aan dat ik hier wel veilig kan overnachten, omdat de 2 masaai mannen de nachtwacht vormen. Ik vertrouw het zaakje niet helemaal (ik ben wellicht wat paranoïde), zeker als er nog 2 mannen bij gehaald worden en er heen en weer gebeld wordt met weer andere mensen ‘om te vragen voor toestemming’. Uiteindelijk komt die er blijkbaar en word ik naar een plakje in het halfdonker gewezen waar ik kan parkeren. Ook wordt er druk gezet op een klein kraantje in de buurt, zodat ik me een beetje kan wassen. (Ik ben vreselijk vies van al het stof van de afgelopen dagen.) Uiteraard gaat elke handeling die ik doe onder uitgebreide aandacht van de hele goegemeente. Voordat ik echter begin met het slaapklaar maken van de auto informeer ik over de prijs van deze slaapplek. Ik krijg de vraag terug, want ik moet aangeven wat ik wil geven. 500 ksh lijkt me meer dan redelijk en daar gaan ze ook zonder morren mee akkoord.
Nadat ik een tijdje geobserveerd ben neemt de interesse sterk af, omdat ik inmiddels al een minuut of 10 bezig ben met mijn telefoon. Dat is blijkbaar niet zo spannend. Dus gaan enkele mannen aan het werk (blijkbaar werken ze ook ‘s avonds aan de bouw van het tankstation), gaan enkelen weg en gaan de 2 masaai even verderop zitten. Ik voel er niets voor om op deze plek mijn kookstel voor de dag te halen, dus eet ik wat droge crackers als diner. Om een uur of 21 kruip ik in de auto en doe niet veel later het licht uit. Intussen is al het licht van het tankstation blijkbaar ook al uitgezet. Paranoïde als ik ben houd ik sinds de eerste lifter vandaag mijn busje pepperspray binnen handbereik, maar ik heb het absoluut niet nodig. Vermoeid en tevreden over mijn slaapplek val ik in slaap.
Gaaf Bjorn: de Beekse Bergen in het echt! Wist wel dat je ook zo mooi kooktalent had. Ja die vertrouwde mensen zoals de Vossenbergen zal je wel gaan missen, maar je doet vast weer nieuwe vrienden op.
Ongetwijfeld! Dat is één van de leuke dingen aan het reizen: je ontmoet telkens nieuwe, leuke mensen.
Happy New Year, Bjorn. Wat leuk om al die foto’s te zien, wij waren in januari2016 in Tanzania en aan het strand van de Indische Oceaan in Tanga. Lijkt precies op waar jij was.
goede reis verder ik houd het bij.
hart. groeten, Anneke en Bas
Jullie ook van harte een gelukkig nieuwjaar gewenst!
Ja, het is een hele mooie kust en gelukkig nog niet zo bedorven als in de meeste Europese strandplaatsen.
Prachtig verhaal en prachtige beelden! Elke keer weer genieten. Went het reizen al een beetje?
Het reizen zit er al helemaal in hoor! Ik kan me nauwelijks meer een ander bestaan voorstellen. 😉
Super leuk om te lezen en wat een mooie foto’s. Zoals je vader al schrijft, de Beekse Bergen in het echt.
Een mooie voorspoedige en veilige voortzetting van je reis in 2017!
Dank je, jullie ook!
Hallo Bjorn,
Allereerst beste wensen voor het nieuwe jaar en een mooie voortzetting van je reis gewenst!
Dank voor je leuke reisbeschrijvingen, fijn dat het zo goed gaat.
Lees je graag weer.
Groetjes, Véronique
Hoi Véronique, wat leuk om van je te horen! Hoe gaat jet met je?
geweldig , de foto’s ,filmpjes en verhalen, wij hebben er van genoten, goede reis in2017, straks samen met je zus het avontuur beleven, veel plezier samen, liefs en groetjes arie en els
Dank je wel! Ja, ik kijk enorm uit naar mijn tijd in Uganda met Patricia.
Alle goed gewenst voor jullie!
Hoi Bjorn,
Die wat grijs-bruine grote antilopes met de witte ring op het achterwerk zijn waterbokken ( net alsof ze op de witte toiletbril hebben gezeten). Ze worden weinig bejaagd door roofdieren in verband met de slechte smaak/geur.
Verder prachtige foto’s en verhaal. Als je zo’n giraffe in het echt hebt gezien wil je hem toch niet meer in de dierentuin zien!! Dan komt hij gewoon niet meer uit.
Tijdens mijn eerste Kenya-rondreis (1982) kampeerden mijn vriendin en ik in een wildpark en bij het opbreken van de tent bleek er een enorme schorpioen onder te zitten! Die werd verdelgd door de gids, wegens gevaar voor volgende reizigers. Ja, als je reist maak je wat mee.
Nog een goed 2017 toegewenst en op naar de volgende blog.
Monique
Bedankt voor de tip over de waterbokken! Ik kon hem zo gauw niet identificeren.
Ja, met reizen heb je zelden een saaie dag.
Jij ook een goed 2017 en veel plezier in Iran!
Ik ben langzamerhand je blog aan het inhalen (had enige achterstand :-)), weer leuk verteld overal! Ook erg leuk om WhatsApp contact nog met je te hebben gehad – wat een geweldige communicatie middel is dat, zeg …!
Voor wat deze blog-entry betreft, wat herkenbaar – de ‘bluebottles’ & ‘sea-urchins’ zijn een onderdeel van het kustleven in Kaapstad, heb vaak genoeg met de ‘sharp end’ van beide te maken gehad vroeger! De witte stranden geven ook enigszins wat heimwee, daar geven wij dit jaar weer invulling aan :-).
Verder ben je verwend met je trip door Amboseli – veel gezien dus, héél mooi allemaal! Ik kan je in ieder geval helpen met een onbekende beest (foto #PC299028): deze bok met heel herkenbare achterwerk is een waterbok (waterbuck) – door de ‘schietschijf’ is deze één van de favorieten van mijn vader altijd geweest …!
Groetjes weer uit Hilversum,
Nick, Ellen & 3
P.S. Kort haar staat je goed …!
Ha-ha, Monique was mij voor – eerst de reacties lezen, Nick …
Hoi Nick et al,
Blijft leuk dat jullie zo enthousiast meelezen! Een achterstand is helemaal niet erg; ik weet dat ik vreselijk veel schrijf. 😉
De naam bluebottles kende ik eerlijk gezegd nog niet.
Ja, in Amboseli ben ik zeker verwend. Ik heb alles gezien wat ik wilde, en meer!
Het korte haar wordt steeds minder kort. Misschien dat ik binnenkort de tondeuze er weer overheen haal, want het is wel een erg makkelijk te onderhouden kapsel. 😛