Het valt mee. De wind houdt lang aan, maar het onweer blijft ver van ons. In de ochtend (dag 76) is alles nog droog. Ik word opnieuw duizelig wakker. Ik begin er bijna aan te wennen, maar fijn is het natuurlijk niet.
Voor half 9 zijn we al weer op weg, richting de grens met Ethiopië. Het landschap veranderd nog steeds: meer en hogere heuvels en meer groen. Vlak voor de grens is een checkpoint waar we uit moeten stappen, waar we een kopie van onze travel permit afgeven, waar gegevens uit onze carnets worden overgenomen en waar we weer de nodige nieuwsgierige vragen op ons afgevuurd krijgen.
Bij de Sudanese kant van de grens is het een drukte van belang. Het is dan ook een stadje: Gallabat. Een man langs de weg wijst me op de locatie van het kantoor van de douane, waar we voor de deur parkeren. Nog voor ik kan uitstappen word ik belaagd door tientallen mannen die allemaal iets van me willen: geld wisselen, brandstof verkopen, of hulp bieden bij de grensformaliteiten. Dat laatste doet men door je op de kantoren te wijzen en je te proberen mee te laten nemen door hen. Eén man lijkt echter van een andere orde; hij is rustig, zakelijk en nauwelijks geïnteresseerd. Dat moet haast wel een ambtenaar zijn, denk ik. We laten ons door hem meevoeren naar een goed verstopt kantoor van de politie. Althans, dat denken we, want niemand draagt een uniform en er staan geen emblemen of bordjes. Maar ze noteren onze gegevens en willen een document hebben die we bij het binnenkomen in Sudan hebben gekregen en waarvan toen al werd gezegd dat je die weer nodig zou hebben bij het verlaten van Sudan, dus het lijkt ons in orde.
Daarna lopen we terug naar de auto’s en lopen het omheinde terrein van de douane op. In een open gebouwtje zitten 3 mannen in uniform onderuit gezakt te keuvelen. Eentje wordt aangewezen door een ander om aan het werk te gaan voor ons. Hij neemt onze carnets, onze paspoorten en ‘formulier 25’, het tweede oh zo belangrijke formulier dat we goed moesten bewaren tot deze grens. Terwijl we op wat plastic stoeltjes mogen (moeten) wachten, wordt het ontbijt geserveerd: een grote schaal met een soort aardappelprut en vlees. De chief nodigt ons uit om mee te eten. Judith en Jochen weigeren beleefd, maar dat wordt niet geaccepteerd. Dus wassen we onze handen en gaan met de stuk of 10 officieren rond de schaal staan. De bedoeling is dat je met de rechterhand uit de schaal graait. Het smaakt prima, zeker met de pittige dipsaus die er bij staat. Eén keer proberen is niet genoeg; we worden geacht te blijven mee eten tot de schaal leeg is. Hartstikke leuk! Ik maak (met toestemming; het is immers een overheidsinstantie en dus verboden te fotograferen) een foto van het tafereel en na afloop wassen we opnieuw onze handen met water uit kleine, plastic kannetjes die buiten op de grond staan. Een mooie timing; na het leuke en lekkere ontbijt zijn onze carnets gestempeld en krijgen we onze spullen weer terug. We bedanken de mannen hartelijk en nemen afscheid.
Het immigratiekantoor ligt en stukje verderop. Iedereen die ons ziet lopen wijst het aan met de verwachting betaald te worden voor deze ‘dienst’. In het kantoor geef ik mijn paspoort af bij een loket waarna ik hem terug krijg met een entry-formulier, dat ik schijnbaar als exit-formulier moet beschouwen. We hebben hetzelfde papiertje namelijk al ingevuld toen we voor het hek van de grenspost van Egypte naar Sudan stonden te wachten. Als ik hem heb ingevuld zijn ook de Vossebergen binnen. Ik krijg direct een exitstempel: de 7e en laatste stempel op mijn Sudanese visum. De Vossebergen moeten wachten, want op het moment dat zij klaar zijn met het invullen van het formulier gaat de man lunchen. Een tijdje later komt hij weer terug en is het zo klaar.
Tot zover Sudan! We rijden langs het checkpoint, waar de carnet gecontroleerd wordt, en mogen dan het land verlaten. We rijden over een smal bruggetje dat vol staat met mensen die ons van alles willen aansmeren en komen dan bij het immigratiekantoor van Ethiopië. Hoewel het gebouw er al net zo verlept uit ziet als de kantoren in Sudan, is het toch redelijk modern uitgerust: 4 computers met vingerafdrukscanners en portretcamera’s. Er moet nog wel even stroom opgewekt worden, dus loopt een dame naar buiten en start de generator. Even later beginnen de lampen te branden en de plafondventilatoren te draaien. Zo, nu nog even de servers, switches en pc’s aanzetten en dan kunnen we beginnen. Na zo’n 15 minuten worden Judith en ik tegelijkertijd behandeld. We staan al onze vingerafdrukken en een portretfoto af, beantwoorden wat vragen (beroep, verblijfplaats in Ethiopië, etc.) die we ook al bij onze visumaanvraag moesten opgeven en krijgen vervolgens een stempel op het visum. Als ook Jochen en de kinderen onder handen genomen zijn zeggen we gedag tegen de dames en verlaten het kantoor. De douane zit schuin aan de overkant van de weg. Ik laat me overhalen om de auto’s dichterbij te parkeren en rij voorop tussen twee hekken door. Wat ik echter pas zie als het te laat is, is het touw dat er tussen gespannen is om de doorgang te blokkeren. Die zie ik pas als hij losbreekt en over de motorkap zwiept. Dom, dom, dom! Dat had ik kunnen weten…
Ook al wordt er veel geroepen en zijn er opnieuw veel fixers die me verwarrende informatie geven, gelukkig is niemand boos en kan ik de auto weer aan de kant zetten. Het juiste kamertje van de douane weet ik te vinden door aanwijzingen die ik eerder op internet had gevonden. Er staat niets aangegeven in een voor ons leesbare taal en schrift. De jongen die we aantreffen in het kamertje (eigenlijk gewoon een kleine zeecontainer) is erg vriendelijk en spreekt goed Engels. Heel zorgvuldig vult hij een tijdelijke importvergunning (TIP) in voor mijn apparatuur, maar daar heb ik zoveel van dat het niet in de kleine hokjes op het formulier past, dus houd hij het maar op 3 camera’s, een laptop en een tablet. Je wordt geacht een borg op te geven voor deze vergunning, in de vorm van een bankdepot, een cash storting, een verzekering of je laat je auto als borg dienen. De jongen geeft zelf al meteen aan dat alle toeristen voor de laatste optie kiezen en dat doe ik uiteraard ook. Na 3 handtekeningen is het klaar en krijg ik 1 kopie mee.
Hierna is het carnet aan de beurt. Ik krijg hem nog niet terug, want de auto moet nog geïnspecteerd worden. Dus is het nu de beurt aan de Vossebergen, die (mijn progressie volgend) een hele waslijst van hun apparatuur hebben opgesteld. De jongen weet niet goed wat hij er mee aan moet en noteert dus alleen soorten apparatuur en aantallen, heel klein geschreven.
Met de carnets in handen loopt hij naar onze auto’s voor de inspectie, maar is al gauw ontmoedigd door de enorme hoeveelheid spullen die hij in mijn auto aantreft. Hij vraagt wat er in alle kratten zit, opent wat dingen en vind het dan wel best. ‘Je hebt geen drugs of zo bij je, toch?’ vraagt hij nog voorzichtig. Bij de Vossebergen is hij iets langer bezig, maar waarschijnlijk meer uit nieuwsgierigheid naar hun mobiele huis.
Het inmiddels gerepareerde touw wordt neergelaten en een kleine 3 uur nadat we bij de Sudanese kant van de grens aankwamen rijden we Ethiopië in! Voor 7 personen en 2 auto’s is dat lang niet slecht. Het is in elk geval honderd keer makkelijker en sneller gegaan dan van Egypte naar Sudan!
De grenspost wordt onmiddellijk gevolgd door het plaatsje Metema, wat niet veel meer is dan een lange sliert aan winkeltjes aan beide kanten van de weg. Ik heb nog 200 Sudanese ponden over en we hebben geen Ethiopische birrs, maar geld wisselen op de zwarte markt is in Ethiopië streng verboden en er schijnt goed op toegezien te worden. Dus hebben we liever een pinautomaat (scheelt weer cash euro’s of dollars). Een simkaart hebben de Vossebergen wel, maar die is al lang verlopen en ik heb er nog geen, maar zonder birrs kunnen we die ook niet kopen. Dus rijden we maar door. We hebben nog een paar honderd kilometer te gaan voor we bij Tim & Kim’s Village (TKV in het vervolg) zijn en dat blijkt een interessante rit te zijn!
De weg stijgt vrijwel continue en na een kilometer of 100 zitten we op 2000 m boven zeeniveau. Dat is te merken aan de schitterende uitzichten, maar ook aan de temperatuur, die soms zo laag is dat ik het koud begin te krijgen. Dat is een tijd geleden! Onderweg moeten we een aantal grote vrachtwagens zien te passeren. De meeste zijn overvol beladen met balen katoen. Veel mensen maken er een spel van om een pluk katoen van de vrachtwagens te graaien door te springen als ze langsrijden, daar het katoen er aan beide kanten uit bulkt. De struiken en bomen langs de weg zitten ook vol met katoen dat onderweg aan de takken is blijven hangen. De vrachtwagens gaan tergend langzaam de bergen op en zijn moeilijk te ontwijken op de onoverzichtelijke kronkelweg. Tel daarbij ook nog op dat er elke paar honderd meter wel iemand met een kudde koeien, geiten en/of ezels over de weg loopt, de vele putten, de ontbrekende stukken asfalt en de eindeloze stroom voetgangers die aan beide kanten van de weg loopt en je begrijpt dat dit geen gemakkelijk ritje is! De truck van de Vossebergen in het bijzonder heeft het erg zwaar. De remmen en de motor raken bijna oververhit. Met mijn relatief kleine auto heb ik telkens al snel een enorme voorsprong, maar op een aantal plekken wacht ik op ze, waaronder bij een afslag die volgens de GPS naar onze bestemming moet leiden. Het is echter niet veel meer dan een onverhard bergpad en die moeten we 75 km lang volgen; niet ideaal. Een alternatief is doorrijden naar Azezo, vlak onder Gonder, en daar een weg terug naar het zuiden nemen. Die is waarschijnlijk grotendeels geasfalteerd, maar het vereist wel een flinke omweg. Met de katoentrucks in aantocht moeten we snel beslissen en kiezen voor het alternatief.
In het eerstvolgende plaatsje (de GPS kent de meeste plaatsjes trouwens niet eens) zie ik veel borden met Telecom er op, dus ik stop. Als we een simkaart met wat credit kunnen vinden dan kunnen we TKV bellen om naar de beste route te informeren. Nadat ik 5 keer van kastje naar de muur gestuurd te zijn (gek genoeg iedere keer aan de overkant van de weg), wil ik het al bijna opgeven als Judith er aankomt. Samen proberen we het nog één keer bij een piepklein levensmiddelenkraampje, onder groeiende belangstelling van de locals. Die drommen in steeds grotere getale om ons heen. Een enkeling spreekt wat Engels, maar het kost veel moeite om uiteindelijk te horen te krijgen dat simkaarten niet verkocht worden in dit dorp. Wel kunnen we credit kopen en met vereende krachten zetten we dat op de simkaart van Judith. Het werkt! We hebben geen internet, maar wel telefonie! We bedanken de behulpzame mannen en nemen afscheid van de menigte. Terug bij de truck vind Judith het telefoonnummer van TKV en ik bel ze op. Kim neemt op, dus ik kan direct Nederlands met haar praten. En dat is maar goed ook, want de grote mensenmenigte om me heen maken het erg moeilijk om haar te verstaan en ik moet schreeuwen om me verstaanbaar te maken. Ze vertelt dat we op de goede weg zitten en ik bereid haar vast voor op de komst van 7 mensen. We spreken af dat ze pannenkoeken voor ons bakt bij aankomst.
Onderweg zien we bij een afdaling 1 van de katoentrucks op zijn zij op de weg liggen. De balen katoen liggen verspreid over tientallen meters en overal dwarrelt katoen. Op de weg ligt ook een dode ezel. Het is niet moeilijk te raden wat hier gebeurd is. Zelf moet ik ook vreselijk alert blijven om geen dieren of mensen te raken. Sneller dan 40-50 km/u rijden is meestal niet mogelijk.
We worden onderweg verschillende keren staande gehouden. De eerste paar keren voor controle door de douane (die het doorzoeken van onze voertuigen iedere keer gauw opgeven), en later vooral door militairen die (zo leren we later van Kim) auto’s doorzoeken op spullen voor demonstraties of wegblokkades. Die zijn, sinds een kleine maand geleden de noodtoestand werd uitgeroepen in het hele land, streng verboden. Zodra de militairen zien dat ik blank ben, word ik iedere keer vrijwel meteen doorgelaten.
De zon is al onder als ik Azezo bereik. Een kwartiertje later komen ook de Duitsers aan. Samen nemen we de afslag naar Gorgora. De eerste paar kilometer is er op slechts enkele plekken asfalt, maar daarna krijgt het asfalt de overhand en kunnen we redelijk doorrijden. Redelijk, want ook hier stikt het van de mensen en vee, en in het donker is dat bijzonder moeilijk rijden. De weg is immers onverlicht en de huizen zijn ook onverlicht. De vele kinderen die we onderweg tegenkomen vandaag roepen bijna allemaal ‘You, you, you!’, gevolgd door ‘Money!’ of ‘Pen!’. Ik zie verschillende kinderen stenen pakken als ik aan kom rijden en 1x knalt er een steen tegen de rechterflank van de auto. Ook de truck van de Vossebergen wordt een keer geraakt door een steen. De beruchte stenengooiende kinderen van Ethiopië zijn dus (helaas) geen fabeltje…
De laatste 15 km wordt het pas echt lastig, wanneer het asfalt ophoudt en we langs de in aanleg zijnde weg moeten offroaden. We proberen nog ergens om de in aanleg zijnde weg op te rijden (doorgaans is het te steil om er op te komen), maar moeten na nog geen kilometer rechtsomkeer maken omdat we op een opzettelijke barrière stuiten. Dan maar over de hobbeltrack blijven rijden. Regelmatig krijg ik het idee dat de track ophoud, maar dan blijkt hij toch nog verder te gaan aan de andere kant van een klein heuveltje of na een scherpe hoek. In het donker is het een flinke opgave om hier te rijden en eigenlijk breken we opnieuw de aloude regels: rij in Afrika nooit in het donker, en: probeer offroaden in het donker te vermijden. De laatste 800 meter zijn over een heel smal en stenig paadje tussen rieten hutjes en later bossages. Als ik niet zeker zou weten dat we goed zaten, zou ik hier nooit gaan rijden, zeker niet in het donker. Maar aan het einde van de rit staan 2 mannen ons met zaklampen op te wachten en word ik door beide welkom geheten. De Duitsers volgen even later.
Moe maar voldaan parkeren we de auto’s, maken kennis met Kim en Mebratu en gaan naar de ‘lobby’ voor een drankje en de beloofde pannenkoeken. Ik bestel er een met kaas en neem er een met stroop. Heerlijk! Als de kinderen op bed liggen praten we een tijdje met Kim over de situatie in Ethiopië. De noodtoestand heeft de rust doen wederkeren in het land, maar het is uiteraard een labiele situatie. Niettemin lijkt het voor reizigers veilig; het voornaamste gevaar schuilt in wegblokkades en demonstraties en die zijn er nu (voorlopig) niet meer.
De Vossebergen slapen op de parkeerplaats, maar ik zet de kanarie onder een enorme vijgenboom neer die zwaar behangen is met vruchten. Iedere minuut of 10 valt er wel een (over)rijpe vijg op de auto, met een luide ‘doenk’.
Slapen doe ik wel, deze nacht, maar opnieuw niet lang. Om 6 uur word ik wakker (dag 77) van de kou (we zitten nog steeds iets onder de 2000 m hoogte) en kan ondanks een warme deken niet meer in slaap komen nu de zon opkomt. Daarnaast ben ik opnieuw erg duizelig.
De zon komt op boven het Tana meer. Dat is het eerste wat ik zie als ik de portieren open. Wat een prachtig plekje! In het donker was het niet te zien, maar we zitten hier tussen 2 inhammen aan de rand van het bekendste meer van Ethiopië. Het meer dat de belangrijkste bron van de Blauwe Nijl vormt en daarmee één van de twee legendarische bronnen van de Nijl is. Dat is wellicht iets te veel eer, want het meer wordt op haar beurt ook weer gevoed door talloze kleine rivieren, maar het idee is leuk.
De douche is ijskoud. En omdat de buitentemperatuur ook laag is, is dat extra vervelend. Maar ik doe het toch, want het is alweer 3 dagen geleden sinds mijn laatste douche en als ik er onder uit kom, voel ik mezelf heerlijk opwarmen in het zonlicht van de prille ochtend. Als ontbijt bestel ik roerei met ui en tomaat. Dat is lang geleden!
Ik verplaats de auto tot hij mooi recht staat, zet de bustent op en neem de auto onder handen. Dat wil zeggen: ik maak een begin. Het idee was om de auto van onderen te inspecteren op mogelijke schade van het offroaden, vuil te verwijderen en te zoeken naar een mogelijk filter tussen de twee dieseltanks (die mogelijk de oorzaak is van de trage doorstroming). Het filter vind ik en ik verwijder wat zand en opgedroogde modder, maar het kost me veel tijd en ik wordt steeds misselijker, want het continue liggen onder de auto en weer opstaan zorgt voor een bijna constante duizeligheid. Ik moet stoppen, dit gaat zo niet langer. Ik rond af, doe nog wat kleine, noodzakelijke dingen en ga dan rustig zitten om aan mijn verslag van gisteren te werken. Na de lunch (soep van de dag) doe ik nog wat kleine klusjes en wissel foto’s uit met de Duitsers.
De bestuurdersstoel van de kanarie is kapot. De rugleuning is al een paar weken aan 1 kant kapot, maar inmiddels is ook de zitting kapot. Eén van de 4 bouten waar de stoel op rust is sterk verbogen waardoor de zitting schuin is komen te staan. Ook is dezelfde bout iets lager doorgebroken, waardoor de zitting in die hoek los hangt. Dat laatste heb ik provisorisch gefikst door een bout wat verder aan te draaien, maar ik denk dat ik een vervangende stoel nodig heb. Hopelijk lukt dat in Addis Abeba.
De vijgenboom waar ik onder sta ziet er erg oud en wijs uit. Het is het soort boom waarbij je je druïdes (sorry Ton) en oude, vergeten bosgoden voorstelt. En met het uitzicht over het Tana meer is het oprecht een schitterend plekje. Nadelen zijn er echter ook: de grond is bezaaid met half verrotte vijgen en mijn auto is na minder dan 1 dag al helemaal smerig van de vogelpoep en kapot gevallen vijgen. ‘s Nachts word ik soms wakker van de harde knal die de vallende vijgen soms maken als ze het blik van de auto raken. Maar de boom bied ook voedsel en schuilplaats voor talloze vogels en het is de hele dag door een drukte van belang. Regelmatig zie ik een nieuwe soort voorbij komen. Helaas ben ik meestal te ver weg of te laat met de camera.
Wanneer ik om iets over 18 uur bij de lobby/restaurant kom, wordt me verteld dat het diner pas om 19 uur geserveerd zal worden, dus lees ik nog een half uurtje in de reisgids en ga dan weer terug. Halverwege de middag had ik al kennis gemaakt met Godfried, een Belg die in de ochtend was aangekomen met het openbaar vervoer. Nu, om 19 uur, kom ik naast hem zitten en praten we tot het eten komt. Dat komt echter pas tegen 20 uur, wanneer 3 etensgasten van elders arriveren. Het eten is door hen weliswaar laat, maar niettemin erg lekker. Een uitstekende soep met knoflookbrood, gevolgd door een tomaatsalade en een bord vlees en aardappelen, alles heerlijk bereid en gekruid. Halverwege de maaltijd komen ook Judith en Jochen, en schuift Kim ook aan. We hebben met z’n allen een gezellige avond en zeggen elkaar rond 22 uur welterusten. Godfried spreekt Vlaams, Waals en Duits, en met twee Nederlanders, twee Duitsers en een Fransman aan tafel (en een Ethiopiër en een Braziliaan) gaat de taalkeuze alle kanten op, gedurende de avond.
De avond is fris, dus ben ik blij dat ik overdag mijn slaapzak weer te voorschijn heb gehaald. Die heb ik sinds Griekenland niet meer gebruikt. Internet hebben we nog steeds niet. Judith heeft credit en die schijnt geactiveerd te zijn, maar er komt niets door.
Wanneer ik ga slapen is de duizeligheid niet zo heel erg meer en de volgende ochtend (dag 78) valt het ook wel mee, ondanks het feit dat ik gisteravond weer Lariam ingenomen heb. Ik vermoed steeds sterker dat Lariam de boosdoener is, maar omdat ik nu toch echt in malariagebied ben en er hier vlak langs het meer erg veel muggen voorkomen, blijf ik het toch slikken.
Vandaag heb ik geen echte plannen. Ik lees in de reisgids over Ethiopië, doe een dutje, keuvel wat met Judith, Jochen en Godfried, klus wat aan de auto, zoek de waterkant op en spot heel wat vogels. In de middag zie ik tot mijn stomme verbazing ook een groep heilige ibissen en roofvogels peuzelen van de resten die door vissers zijn achtergelaten. Op nog geen 20 m afstand kan ik perfect zien hoe de ibissen de visresten aan stukken proberen te slingeren met hun lange snavels en hoe de roofvogels duikvluchten uitvoeren om de resten af te pakken van de ibissen. Ik tel zeker 10 ibissen en 5 roofvogels. De vijgenboom zit vol met ijsvogel-achtige vogeltjes die zo nu en dan een soort balts opvoeren, waarbij ze met hun half gespreide vleugels op en neer bewegen en een merkwaardig snerpend geluid maken. Rode, blauwe en gele zangvogeltjes zitten er ook erg veel. Godfried heeft vanmorgen ook 2 kraanvogels gezien, maar is tijdens zijn wandeling ook door kinderen met stenen bekogeld. Ethiopië is een land van contrasten…
In de avond krijgen we onder meer rode bieten en een Indiase pannenkoek te eten. Halverwege de avond zeggen we welterusten en probeer ik een telefoontje te plegen met mijn satelliettelefoon. Helaas krijg ik mijn vaders voicemail, maar in elk geval weet hij dat ik nog leef.
Ondanks het ochtenddutje en de ontspannen dag ben ik aan het begin van de avond al erg moe en als ik in mijn auto kruip krijg ik het ook nog erg koud. Zelfs mijn superwarme slaapzak krijgt me niet warm. Ik voel me ellendig, licht koortsig, misselijk en duizelig. Ook zit mijn neus al een paar weken behoorlijk verstopt.
Niettemin slaap ik vrij snel in en word na een uur of 7 pas wakker (voor mijn doen best lang) (dag 79). Ik voel me echter even beroerd als gisteravond, hoewel ik het nu juist erg warm heb. De duizeligheid is weer helemaal terug; het lijkt om de andere dag te pieken. Ik start de dag daarom rustig lezend. Het ontbijt smaakt me niet.
De Vossebergen hadden gepland om vandaag te vertrekken, maar besluiten om toch een extra dagje te blijven om te ontspannen. Ik had het plan om vandaag de Debra Sina, de lokale kerk te bezoeken. Daar schijnen hele aardige schilderingen te zien te zijn. De Duitsers gaan met me mee. Morgen gaan we (dus alsnog gezamenlijk) naar Gonder. Maar vanaf daar lijken onze wegen zich te echt te gaan scheiden. Ik wil de historische route rijden, langs Aksum, de rotskerken van Tigray en eventueel Simiens Mountains NP en de lavaputten van Danakil. Zij willen zo snel mogelijk richting Kenya. Niettemion worden ook mijn plannen waarschijnlijk sterk negatief beïnvloed door mijn lichamelijke gesteldheid, want met mijn duizeligheid is het geen slim idee om 4-5 dagen te gaan trekken door de bergen en al helemaal onverstandig om de zware beproeving van de Danakil aan te gaan (tientallen kilometers lopen in het donker over een onstabiele lavabodem bij meer dan 50gr).
Met z’n zevenen lopen we het terrein van KTV af, richting het dorpje Gorgora. Voor het eerst zien we het rotspad dat we bij aankomst in het donker hebben moeten trotseren. In het daglicht valt het eigenlijk best mee. De diepe afgrond blijkt bijvoorbeeld slechts ongeveer een meter diep te zijn. Naarmate we het dorp naderen (ooit een hoofdstad geweest!) komen er steeds meer kinderen op ons af. In plaats van het in Ethiopië gebruikelijke ‘You, you, you!’, roepen ze ‘hello, hello, hello!’, maar wel gevolgd door het standaard ‘pen, pen, pen!’, of ‘give me money!’
Het dorp is niet veel meer dan een brede zandstraat met krotten en hutjes er langs. We zien een stoet mensen in witte gewaden uit de richting van de kerk komen: de zondagochtendmis is afgelopen. Bij aankomst bij de kerk moet iedere volwassene 100birr neertellen worden we (voor een fooi) ongevraagd rondgeleid langs de kleurige en bijna kinderlijke schilderingen van bijbelse taferelen. Het kerkje bestaat uit een grote, ronde hut met strooien dak. De deuren zijn van ruw hout, evenals de grote grendels waarmee ze dicht gaan. We moeten zonder schoenen over de smerige tapijtjes rondom het allerheiligste lopen, dat zich in het midden van de hut bevindt. De buitenwanden van dit allerheiligste zijn beschilderd en veelal afgedekt met gordijnen om ze te beschermen. Het is de eerste houten en lemen kerk die ik ooit gezien heb; best bijzonder.
We maken nog een kort uitstapje naar een ‘park’, dat niet meer is dan 30m pad met dezelfde planten en bomen er omheen die je hier overal ziet, en lopen dan terug. Ik heb behoefte aan lichaamsbeweging, maar de meeste kinderen willen terug naar TKV, dus lopen Judith, Ruben en ik nog een stukje verder, tot we een mooi uitzicht over het Tana meer hebben. Helaas hebben we ook een stuk of 30 kinderen rondom ons heen lopen. Allemaal schreeuwen ze om het hardst om een pen of geld. Onvoorstelbaar wat een vreselijk slechte invloed de goedbedoelde giften van toeristen hebben gehad op dit land.
Bij terugkomst voel ik me eerder slechter dan beter. Ik heb er een zeurende hoofdpijn bij gekregen, die gelukkig wel afneemt nadat ik een tijdje zit. Honger heb ik nog steeds niet. De rest van de dag doe ik het dan ook erg rustig aan. Ik lees veel, werk op de laptop, keuvel met de Duitsers (Godfried is er weer vandoor) en doe een middagdutje.
‘s Avonds eten de Duitsers mee. Kim heeft een soort vissticks gemaakt (de vis heb ik gisteren binnen zien komen, rechtstreeks van de visser) en een hartige taart van aardappels met champignons. Met Sinterklaas een paar weken in het vooruitzicht is het onderwerp van gesprek met name hoe Sinterklaas en Kerst gevierd worden in Nederland en Westfalen. Leuk, al die kleine variaties op de bekende thema’s! Kim komt er bij zitten en leert ons desgevraagd een klein beetje Amharisch (de meest gesproken taal in Ethiopië).
Ik ben ondanks de rustige dag opnieuw erg moe en doe om 22:30 het licht uit. Om 1:30 word ik wakker omdat ik verschrikkelijk naar de wc moet (ik heb diarree). Het valt nog niet mee om in die conditie de auto uit te komen, de tent te openen, 50 m door het veld te rennen onder het licht van een volle maan en vervolgens in een donkere wc mijn ding te doen. Om 6 uur word ik opnieuw wakker, maar weet het opstaan (dag 80) nog tot iets over 7 uur uit te stellen. De duizeligheid is vandaag (zoals inmiddels verwacht) weer iets minder.
De motorkop, het dak, de dakkist, de tafel op het dak en de tent liggen VOL met vijgen en delen daarvan. De hele omgeving ruikt inmiddels ook naar vijgenjam en de opgedroogde vijgenprut en vogelpoep op genoemde zaken zijn maar moeilijk te verwijderen. Ik beperk me dan ook tot het meest noodzakelijke.
Rond 9:30 rekenen we af en nemen afscheid van Kim, Mebratu, het personeel, de honden en de kat (die sinds aankomst alleen nog maar op de boekenkast heb zien liggen). De Vossebergen hebben wat moeite om de truck van zijn plek te krijgen, maar even later zijn we op weg. We leggen dezelfde weg af als bij aankomst (er is nagenoeg maar 1 weg), maar gelukkig nu wel met daglicht en dat scheelt! Niettemin is het een aardige piste, gevolg door een 20 km lange beproeving en vervolgens (stukken) asfalt; het geheel bekleed met een constante stroom aan mensen en vee op de weg. We doen uiteindelijk ruim 2,5 uur over de pakweg 54 km.
Gonder is de eerste stad van betekenis waar we doorheen rijden in Ethiopië, dus het is even aftasten hoe de zaken hier in elkaar steken, qua verkeer, mensen en wegcondities. Bij de piazza, de oude, Italiaanse rotonde, dat het hart van de stad vormt stoppen we om te oriënteren. We zouden langs een supermarkt moeten zijn gereden, maar die hebben we blijkbaar gemist. Er komen direct na het stoppen mensen op ons afgestormd die ons willen ‘helpen’. Een jongeman ziet er betrouwbaar uit en we besluiten met hem in zee te gaan. Hij regelt een parkeerplek met bewaking even verderop (je overlandvoertuig onbewaakt neerzetten hier betekent bijna gegarandeerd inbraak) en neemt ons de komende uren mee naar de winkels en bedrijven die we zoeken. Om te beginnen willen we de Comesa Yellow Card aanschaffen, net als in Khartoum. We hadden van Kim begrepen dat dat hier ook kan. Helaas blijken 4 verschillende verzekeringsbedrijven de Comesa wel te verkopen, maar alleen voor reizen naar 1 of 2 landen, of met een compleet verzekeringspakket dat meer dan 500 euro moet kosten. De supermarkt blijkt goed verstopt achter een palm en doet zijn naam (Best Supermarket) bepaald geen eer aan, wat de Lonely Planet ook mag zeggen. Toegegeven, ze hebben er zelfs cornflakes en pindakaas, maar geen groente, fruit, brood, vrijwel geen melkproducten of andere verse waren. Het is vooral snoep, koek, chocolade, noedels, pasta, rijst en alles daar omheen. Bovendien blijken de prijzen van Europees niveau te zijn.
De bakker verkoopt zijn broodjes wel erg goedkoop: 5 flinke broodjes voor 9 birr (50 cent). Een sim kaart zou volgens Kim slechts 15 birr moeten kosten, maar waar we het ook proberen, we krijgen hem niet goedkoper dan 250 birr! Er zit dan wel 300MB credit op, maar ik moet de sim kaart wel eerst zelf bijsnijden om hem in mijn telefoon te laten passen. De Vossebergen krijgen internettoegang met hun sim kaart met geen mogelijkheid voor elkaar. Ik heb nu gelukkig wel eindelijk weer internet. Het was wel heerlijk rustig, bijna 4 dagen zonder, maar het is toch fijn om weer contact met de buitenwereld te hebben. Zij het dan erg beperkt, want heel veel webdiensten, zoals Facebook, WhatsApp, maar ook WordPress en zelfs websites van de Nederlandse overheid worden geblokkeerd.
De darmproblemen nopen mij om de lunch vandaag over te slaan, maar ik bestel wel een groot glas ananassap bij één van de vele juicebars waar ik al zoveel over gelezen had (Ethiopië-breed dan, welteverstaan).
Ondanks de bewaker bij de auto’s is er altijd iemand van ons bij gebleven, want de bewaker bleek er geen punt van te maken dat omstanders aan de voertuigen zitten. Volgens de kinderen heeft er zelfs iemand getest of mijn achterportieren open waren en is er met de ruitenwissers van de Vossebergen gespeeld. Niettemin betalen we de bewaker 20 birr en geven de behulpzame jongeman 200 birr (9 euro). Daarna rijden we richting het Belegez Pension, waar we hopelijk op de binnenplaats mogen kamperen. Het ligt in een rustige buurt, vlakbij de beroemde kastelen van Gonder en blijkt met 80 birr per nacht behoorlijk goedkoop. Maar helaas is de truck van de Duitsers te groot. En dus nemen we afscheid. Ik wil naar de kastelen toe en blijf dus liever hier. Zij gaan morgen de andere kant op rijden, zonder de kastelen te bezoeken, en beproeven hun geluk liever bij het Goha Hotel, een duur hotel met een – naar verluid – prachtig uitzicht over Gonder en met een heerlijk zwembad. Met name dat laatste geeft de doorslag voor de kinderen. Ik geef de kinderen een knuffel en schud Jochen en Judith de hand. We gaan elkaar vast nog wel ergens tegenkomen en spreken losjes af dat we elkaar begin juni in Zuid Afrika op zullen zoeken om de verjaardagen van Jochen, Lea (beide 2 juni) en mij (1 juni) te vieren.
Ik parkeer de auto in de schaduw en vul vervolgens een register in met – in mijn ogen – vragen die ze geen moer aan gaat, zoals mijn beroep, mijn telefoonnummer, waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. Ik vul maar wat in en betaal de 80 birr, waar ik netjes een bonnetje voor krijg.
Een man waarvan ik aanvankelijk denk dat hij bij het pension hoort steekt een heel verhaal tegen me af over hoe hij als straatjochie gevraagd werd om te schitteren in een documentaire over Ethiopië en hoe dat er toe geleid heeft dat hij 10 jaar lang onderwijs heeft kunnen volgen. Ook vertelt hij over een verdwenen familielid in Italië en andere, dergelijke verhalen. Ik slik het als zoete koek, tot hij me half om half uitnodigt om de documentaire bij hem thuis te bekijken en hij mijn hulp vraagt bij het regelen van wat dingen in Brussel (het is me niet duidelijk wat precies) en het zoeken naar het verloren familielid. Ineens daagt het me: dit is waarschijnlijk één van de vele oplichters in Ethiopië die proberen om toeristen met (vrijwel altijd verzonnen) tranentrekkende verhalen over te halen hun portemonnee te trekken. Niet lang nadat hij weg is komen er om beurten nog 2 mannen naar me toe die proberen in te spelen op (lees: misbruik te maken van) mijn sympathie.
Het is al over 15 uur als ik de auto op de binnenplaats parkeer, en eigenlijk te laat om nog naar de kastelen te gaan, dus dat stel ik uit tot morgenochtend. Daarna rij ik door naar Debark. Tegen 18 uur loop ik naar restaurant ‘The Four Sisters’ dat ook daadwerkelijk door 4 zussen gerund wordt. Het restaurant heeft een goede reputatie en doet die zeker eer aan! Het ligt verscholen tussen de bosjes, langs een donker zandpaadje, maar binnen staan overal sfeervolle lampjes, is de decoratie erg leuk en is alles schoon en netjes. Ik word uiterst vriendelijk ontvangen en kan kiezen tussen de kaart of het buffet. Aangezien ik erg vroeg ben (ik ben nagenoeg de enige gast), is het buffet nog niet helemaal klaar en dat vind ik wel zo prettig; het betekent dat het niet de hele dag heeft staan pruttelen. Er is keuze uit een groot aantal gerechten. Enkele Europese, zoals lasagne en zelfs spinazie, maar de meeste zijn Ethiopisch. Uiteraard probeer ik die zoveel mogelijk uit. Er bij worden heerlijke verse broodjes en Ethiopische pannenkoeken (injera) geserveerd. Die laatste zien er uit en smaken waarschijnlijk net als de rubberen matjes die je bij de Blokker kan kopen om te voorkomen dat voorwerpen gaan schuiven op een glad oppervlak. Enkel de kleur wijkt af: die is grauwgrijs. Het smaakt even smerig als het er uit ziet. En toch is dit zonder twijfel de belangrijkste maaltijd voor Ethiopiérs. Kim zei het als volgt: ‘Als de Ethiopiërs geen injera meer kunnen maken, gaan ze dood.’
Ik doe mijn best, en misschien ligt het aan de darmproblemen, maar het Ethiopische voedsel smaakt me niet erg goed. Ik mag ook gratis proeven van de sterke drank die ze hier zelf fabriceren, gemaakt van onder meer honing en hop. De live muziek die om 20 uur verwacht wordt wacht ik niet af, daar ik voor 19 uur al klaar ben met eten. Op de terugweg word ik aangesproken door iemand die meteen weet te vertellen dat ik Nederlander ben… het nieuws gaat hier als een lopend vuurtje, blijkbaar. Ook hij staat op het punt me een tranentrekkend verhaal op te hangen als ik gelukkig al voor het pension sta. Nadat ik hem daardoor heb afgeschud komt de eerste oplichter weer naar me toe. Ik had hem beloofd te bellen zodra ik gesetteld was, zodat hij me zijn documentaire kon laten zien. Dat heb ik niet gedaan. Hij lijkt totaal niet beledigd of teleurgesteld en probeert het nu gewoon opnieuw. Gelukkig weet ik hem nu snel af te wimpelen. Ik wacht nieuwe profiteurs niet af en trek me direct terug in de auto, waar ik aan mijn verslag werk en een film kijk.
Zonde van die heerlijke vijgen Bjorn, daar zou ik hier een moord voor doen! Nu zonder de Vossebergen verder zal toch wel even wennen zijn ook voor hen. Hopelijk lukt het straks met de voorstoel want dat lijkt mij nu heel erg ongemakkelijk. Ben erg benieuwd naar de rotskerken van Tigray en ook in hoeverre die verschillen van de kerken de wij samen in Turkije hebben gezien. Gelukkig lees ik pas achteraf over die gevaarlijke weg die jullie gereden hebben, maar dan is het wel weer erg boeiend. Sterkte met de duizeligheid!
Hahaha, ik moest inderdaad wel aan je denken pap, toen ik al die vijgen zag!
het is zeker weer even wennen om zonder de Vossebergen te reizen, maar het is ook wel weer goed zo.
De bestuurdersstoel is toevallig vandaag gerepareerd! Ik zit weer helemaal recht! Was inderdaad tamelijk oncomfortabel en erg slecht voor m’n rug.
De rotskerken van Tigray heb ik laten schieten. Ik heb (samen met Lalibela, zie volgende blog) genoeg kerken gezien en het is een heel gedoe om de rotskerken van Tigray te bezoeken. Kost veel tijd, geld en vereist vaak veel klauteren en dat durf ik nog niet zo heel goed aan met die duizeligheid.
wat vervelend dat je je (nog steeds) zo rot voelt! kun je niet (online) contact zoeken met de GGD om te vragen wat je kunt doen indien het om bijwerkingen gaat? Beterschap in ieder geval!!
Daar had ik eerlijk gezegd zelf nog niet aan gedacht, maar ik betwijfel of het zin heeft. Er is volgens mij maar 1 remedie tegen bijwerkingen: stoppen met Lariam. Niettemin is het het proberen waard. Dank je!
Daar had ik eerlijk gezegd zelf nog niet aan gedacht, maar ik betwijfel of het zin heeft. Er is volgens mij maar 1 remedie tegen bijwerkingen: stoppen met Lariam. Niettemin is het het proberen waard. Dank je!
Weer geweldig om te lezen, het is iedere keer weer een leuke verrassing als je een nieuwe blog hebt geplaatst!
Jammer dat je niet meer met de familie Vosseberg optrekt, maar wellicht zal je andere leuke en betrouwbare mensen tegenkomen op je reis. En wie weet kom je de familie Vosseberg toch weer tegen onderweg.
Ik vind het erg vervelend voor je dat je darmproblemen hebt en al lang verkouden bent, hopelijk gaat dat snel weer beter!
De darmproblemen waren gelukkig maar van korte duur en de verkoudheid… ach, thuis ben ik ook heel vaak verkouden, dus ik trek er niet zo zwaar aan. De duizeligheid is het meest vervelend. De familie Vosseberg zal ik vast nog wel tegen komen onderweg! Zij willen veel tijd besteden in Kenya, dus ik denk dat ik ze daar al weer inhaal. 🙂
Bjorn, wat een geweldige avonturen maak je mee. Maar vervelend dat je je soms zo beroerd voelt! Ik heb zelf een aantal keer Lariam geslikt en nooit problemen gehad, maar de periode was dan korter.
Afgelopen 17 november ben ik naar de opening van de Egypte-collectie en de nieuwe tentoonstelling ‘Koninginnen van de Nijl’ in het RMO geweest. Beide waren echt prachtig en toevallig viel de voor-opening net op Hans’ verjaardag! Bizar.
Iets anders is: ik ontvang je blog niet meer via mijn mail, gelukkig kan ik hem nog lezen als ik een oudere mail open. De laatste die ik op mijn mail ontving was van 7 november… Dus ik maakte mij een beetje zorgen om je, maar gelukkig gaat alles goed.
Het allerbeste toegewenst en ik probeer nog een mailtje te sturen met wat foto’s uit het RMO.
Monique
Sorry voor mijn late reactie, Monique! Internettoegang is nog altijd erg schaars en zwak.
Inmiddels lijtk duidelijk dat Lariam geen blaam treft, wat betreft mijn duizeligheid. De duizeligheid is nu al bijna 3 weken weg en ik ben nu enkele dagen verder met het slikken van Lariam als toen de duizeligheid begon, en ik heb dit keer nergens last van.
Bedoel je soms dat je mijn nieuwsbrieven niet meer ontvangt? Misschien staan ze ergens in een spammapje of zo?
Bedankt voor de foto’s van het RMO! Ik vind het jammer dat ik de tentoonstelling moet missen, maar het is voor een goede zaak! 😉
Bjorn, fijn om weer iets van je te horen.
Afgelopen week begin ik me een beetje zorgen te maken, voor m’n idee had ik al zo’n tijd niets gelezen.
Vervelend dat je niet topfit bent.
Geniet van je reis, wij genieten op afstand mee!
Groet, Karin