Dag 66 is er weer eentje in de categorie ‘Je wil avontuurlijk? Dan krijg je het ook!’.
Ik word wakker van een geit die naast mijn auto begint te blèren. De zon is nog niet eens op, dus probeer ik onsuccesvol om weer in slaap te komen. Zodra het licht is stap ik uit en begin mijn ochtendritueel. In het dorpje komt het leven ook weer een beetje op gang, hoewel je je daar niet te veel bij voor moet stellen.
Ik ben ongeveer tegelijk klaar met de Amerikaanse dames. Zij gaan eerst naar het Sai eiland. Een archeoloog uit Khartoum komt zich voorstellen aan mij en nodigt me uit om mee te gaan. Omdat ik er gisteren al geweest ben sla ik zijn aanbod beleefd af.
Nog geen 5 minuten na hun vertrek rij ook ik weg, nadat ik het oude baasje hartelijk bedankt heb. Ik doe geen moeite om te proberen sporen te volgen naar de asfaltweg en rij gewoon rechtdoor. Dat blijkt ook te werken en even later rij ik weer op asfalt. Een kilometer of 8 verderop rij ik er weer vanaf en hobbel door zand en stenen naar de ruïne van Sedeinga. Ik parkeer er weer vlak naast en geniet van een totaal ongestoord bezoek. Verderop staan huizen en zie ik twee jongens op ezeltjes voorbij rijden, maar verder ben ik helemaal alleen. De ruïne zelf stelt niet veel voor: 1 zwaar gerestaureerde zuil en een heleboel verweerde blokken er omheen. Ook is er een blokkentuin met lage podia waarop de mooiste blokken zijn uitgestald. Hier en daar is decoratie te onderscheiden en onderscheid ik de naam van Amenhotep III. De tempel is gewijd aan zijn echtgenote Tije, dus dat klopt wel aardig.
Ik neem ruim de tijd, maar na waarschijnlijk een half uurtje heb ik het echt wel gezien. Net als ik in wil stappen komt de LandCruiser met de Amerikaanse dames aanrijden. Ze gaan vanmiddag naar Sai, en zijn zojuist naar Gebel Dosha geweest. Ik krijg wat aanwijzingen van hun gids hoe ik er kan komen. Er is geen weg naar toe, maar het moet makkelijk te vinden zijn, want de gebel (berg) is een lange bergkam die haaks ligt op de Nijl, dus als je de die volgt, rij je er vanzelf tegen aan. Zo gezegd, zo gedaan. Ik volg de sporen naar het zuiden en rij zodoende tegen een bergkam op waar ik niet langs kan. Het is een fantastische rit over rotsen en diep, los zand met aan de ene kant meer woestijn en aan de andere kant de Nijl, omgeven door palmen en struiken. Een idyllisch plaatje. Ik heb mijn GoPro gemonteerd op de voorbumper en denk een time lapse te maken, maar helaas blijkt bij aankomst dat de batterij door de hitte in no time uitgeput is.
Het laatste stukje doe ik te voet. De rotskapel ligt écht vlakbij de Nijl, want ik moet oppassen om er niet in te vallen als ik naar de kapel loop. Er is niet veel meer te zien dan een hoekige ruimte met achterin de vage resten van een stel beelden, maar boven de kapel is een stèle in de rots uitgehakt en die ziet er nog intact uit. Ik besluit om de kapel niet in te gaan want dat vergt wat klauter werk en aangezien ik hier ver van alles en iedereen ben, wil ik niet riskeren om te vallen. Bovendien lijkt het me niet de moeite waard.
Het waait nog steeds hard en dat is ook te zien aan het water in de Nijl, dat kolkt en golft alsof het een zee is. Zo heb ik de doorgaans zo gemoedelijk stromende rivier nog nooit gezien! Het is een prachtig plaatje: de kolkende rivier, gevangen tussen 2 hele smalle stroken palmgroen, met aan beide kanten niets anders dan woestijn. De offroad rit terug naar de weg maakt het alleen maar mooier. Dit is echt genieten.
De gids van de Amerikaanse dames had me verteld dat ik bij een truckstop de weg af moet en een pijplijn moet volgen om de tempelruïne van Sesibi te bereiken. De truckstop vind ik, maar geen pijplijn. Dus voer ik de GPS coördinaten in die in mijn reisgids staan en volg de aanwijzingen van mijn GPS. Een eind verderop leidt die me de weg af, en over een spoor. In het begin ben ik nog zo naïef te denken dat ik verderop wel weer op een verhard pad zal komen, maar niets is minder waar. Het spoor gaat over in een ander spoor en voor ik er erg in heb ben ik tientallen kilometers verwijderd van elke spoor van beschaving. Het landschap is betoverend en hoewel het spoor onder geen enkele omstandigheid een pad genoemd kan worden, is het op enkele stukjes na prima te doen in 2WD. Wel moet ik op de echt zanderige stukken terugschakelen naar 2 en vooral tempo blijven houden. Omdat ik voornamelijk zuidoost rijd en de harde wind ongeveer in dezelfde richting staat, blijf ik mijn eigen opgewaaide stof inademen. Ik draag een buff (soort sjaal) over mijn neus en mond om het stof enigszins buiten te houden en af en toe probeer ik met het raam dicht te rijden, maar dat houd ik maar een paar minuten uit, want buiten is het tegen de 50 graden in de zon en met het raam dicht stroomt het zweet in dikke stralen van mijn gezicht en armen af. Daar komt bij dat ik de verwarming aan laat staan om de motor zoveel mogelijk te koelen. Het is zelfs zo erg dat het stuur glibberig begint te worden van het mengsel van stof en zweet. Dus dan maar raam open. Dat helpt afdoende tegen de zinderende hitte, maar in mum van tijd zit alles onder een dikke laag stof. Alles, maar dan ook ECHT alles.
Meer dan 50 km hobbel ik over wat vooral wasborden zijn voordat ik in de verte de groene strook van de Nijl zie opdoemen. Het is geen fata morgana, want de GPS bevestigd het. Ik moet een stukje omrijden om een soort verhoogde greppel over te steken, maar dan zie ik ook direct de 3 zuilen van de tempelruïne waar ik zoveel moeite voor heb gedaan om te bereiken! Ik juich en lach. YES, ik heb het gered!
De ruïne ligt aan de rand van een dorpje en nu is dat vrij gebruikelijk, maar in dit geval betekent het helaas dat er een golf van kinderen op me af komt stormen zodra ik de auto uit stap. In het begin is het nog wel leuk, maar na een minuut of 5 ben ik ze al aardig zat. Ze maken het me bijna onmogelijk om de tempel te bekijken. Niet dat ze kwaad lijken te willen doen, maar ze lopen vreselijk in de weg en bedelen om op de foto te worden gezet en om voedsel. Niettemin zien ze er absoluut niet ondervoed of bijzonder arm uit. Ik heb bijvoorbeeld in Cairo veel armere kinderen gezien. Hoe dan ook: ik houd mijn bezoek aan de tempel dus erg kort. Dat is ook weer niet zo’n ramp, want er is nauwelijks iets van over. Maar om nu te zeggen dat het de moeite van de enorme omweg waard was? Nee. En ik ben er nog niet! Want ik moet nu weer terug naar de weg!
Ik heb een vreselijke hekel aan terugkeren over dezelfde route, en bovendien vind ik het niet erg verstandig om opnieuw in mijn eentje die woestijn te doorkruisen. Dus negeer ik het advies van mijn GPS en neem het spoor langs de Nijl. Dat voert immers telkens door dorpjes, zodat als er iets mis gaat, er altijd wel iemand in de buurt is om me te helpen. Het betekent echter wel dat in in plaats van ca. 50km, nu zo’n 130km moet offroaden! Toch blijf ik hopen dat het spoor ergens wel over zal gaan in een (verhard) pad, want ik had op de heenweg al gezien dat het uiteinde van deze route geasfalteerd is. En dus ga ik weer op weg. Mondkap (buff) voor, waterflessen in de aanslag. Het loopt tegen lunchtijd, maar hoewel ik vanmorgen enkel een broodje en 2 appels op heb, heb ik geen trek. Bovendien is het veel te warm om te stoppen. De rijwind koelt tenminste nog wat af.
Mijn trouwe kanarie vreet kilometer na kilometer over de ergste wasborden die ik me ooit kon voorstellen. Alles trilt en schud en beeft. En dan zijn er natuurlijk nog steeds het stof en het zand. Maar het landschap langs mooi verzorgde Nubische huizen, vriendelijk zwaaiende mannen en spierwitte gewaden, de eindeloze strook palmen langs de Nijl en de kleine akkertjes vol fris groen, dat zo mooi afsteekt tegen het bruingrijze zand maakt het alleszins waard.
Op een gegeven moment, en eigenlijk veeeeeeeel te laat, besluit ik om mijn bandenspanning te verlagen. Dat wilde ik al eerder doen, maar ik had geen zin om mijn tire deflator op te graven achterin de auto. Maar nu ben ik de wasborden zat en vrees tevens voor de gezondheid van mijn auto, dus geef ik me gewonnen, graaf de tire deflator op en laat de banden een stukje leeg lopen. Ik durf niet verder te gaan, want onervaren als ik ben, ben ik veel te bang dat ik straks met lege banden zit of, erger nog, een band die van de velg af is gelopen. Het resultaat is echter duidelijk merkbaar! Ik kan zo’n 10km/u sneller rijden en rij een stuk comfortabeler. Dat had ik uiteraard veel eerder moeten doen!
Na zo’n 60km hobbelen bereik ik een punt waar het spoor recht zuidwaarts gaat, maar de asfaltweg ligt dichterbij dan ooit, op slechts een kilometer of 10. Mijn GPS kent het spoor niet, maar ik zie wel een duidelijk spoor naar het westen lopen, recht op de asfaltweg af. En dus negeer ik opnieuw mijn GPS en neem de gok.
Wanneer ik na een eind klunen in de verte de paaltjes langs de asfaltweg kan onderscheiden van de horizon, barst ik in juichen uit. Wat een waanzinnig avontuur! Tamelijk onverantwoordelijk, zo in mijn eentje, maar WAT een avontuur!
Het asfalt heeft nog nooit zo lekker gereden als nu en de eerste kilometers is het echt genieten van de vaart en het soepele rijden. Daarna wordt het alweer gewoon en ben ik kilometers aan het vreten. Ik heb onderweg wonderbaarlijk genoeg regelmatig enigszins mobiel internet signaal gehad, dus ben ik in contact gebleven met de Vosseberg-en. Zij zijn doorgereden naar Karima en zullen daar een wildkamperplek zoeken. Het idee om min of meer in een gespreid bedje aan te komen spreekt me wel aan en dus besluit ik om ook maar door te rijden. Het betekent wel dat ik nog eens zo’n 250km door de woestijn moet, maar het is in elk geval over asfalt en als het goed is kom ik net voor het donker aan.
Onderweg stuit ik weer op verschillende checkpoints. Bij één ervan kom ik de dikke man weer tegen die mij gisteren zijn hulp aanbood toen ik langs de weg stond te lunchen. We begroeten elkaar hartelijk en hij helpt me met het vertalen van de agent, zodat ik lekker snel weer door kan rijden. Wat een toeval! En wat een gastvrijheid.
Net over de Dongola Bridge, dus eindelijk weer aan de oostkant van de Nijl, vul ik de dieseltanks weer bij. Theoretisch zou ik Karima wel moeten kunnen halen, maar dat risico wil en hoef ik gelukkig niet te nemen. De prijs is 56 eurocent/l. Niet slecht dus.
Daarna geeft mijn GPS terecht aan dat ik immer geräde aus moet voor de komende 250km. Er is ook maar 1 weg, dus het kan niet missen. Onderweg zijn wel masten voor (waarschijnlijk) mobiele telefonie, maar verder is er niets. Geen truckstops, geen tankstations, niets.
Bij aankomst wacht de familie me op bij de politiepost aan het einde van de woestijnweg. Het begint te schemeren, maar ze hebben nog steeds geen kampeerplek gevonden. Wel hebben ze de tempels van Gebel Barkal bekeken. Dat vind ik niet erg slim, want nu moeten we beide in het donker gaan zoeken naar een slaapplek! Op mijn aanwijzingen proberen we om op z’n minst te douchen bij het enige hotel in de stad, dat meteen een zeer luxe hotel is; het Italian Nubian Guest House. Onderweg zie ik tot mijn stomme verbazing de 2 Japanners lopen die ik dagen geleden in de Sudanese ambassade in Aswan had ontmoet!
Aangekomen bij het hotel wordt de (Europese) manager er bij gehaald, die van alles een probleem maakt en ons niets gunt. Het hotel is vol en we kunnen zelfs de douches voor het personeel niet gebruiken, omdat er vanwege al die gasten erg veel personeel is. Een drogreden, lijkt mij. Maar ze is onverbiddelijk. Wel wordt ons onder begeleiding van een auto een ‘kampeerplek’ getoond in de woestijn aan de overkant van de weg langs de piramides. Het is waarschijnlijk de minst handige plek om te kamperen, maar het is al erg donker, laat en ik ben vreselijk moe, dus ik voor nu vind ik het best. We zijn hier gedumpt door dat arrogante mens, maar we doen het er maar mee.
In het hotel zag ik ook de archeoloog uit Khartoum weer terug die ik vanmorgen in Soleb ontmoet had. Volgens hem moet het mogelijk zijn om morgen na 9 uur te komen douchen en water tappen, want dan is iedereen weg.
De familie eet snel wat brood en ik warm een blikje Frankfurters op die ik in Aswan gekocht had. Het blijken roze worstjes en roze water te zijn en ze smaken absoluut nergens naar. Maar omdat ik vandaag bijna niets gegeten heb, vul ik er mijn maag toch maar mee.
Gisteren heb ik de waston weer gevuld met wasgoed, waspoeder en Nijlwater. Toen ik vanmorgen de was ophing om te drogen stonk het vreselijk. Het zal wel door het Nijlwater komen, maar iets anders had ik niet (ik ga voor de was geen flessenwater gebruiken). De waslijnen in de auto doen het uitstekend, want nu is mijn was kurkdroog, maar door al het stof van het offroaden is de was al meteen weer vies (en stinkt nog steeds)…
In het staartje van de avond probeer ik nog wat aan mijn verslag te typen maar ik geef het al gauw op. Ik kijk nog even tv en probeer dan te slapen.
Dat lukt echter niet zo best, want ik heb door de flinke temperatuursverschillen tussen dag en nacht een lichte verkoudheid opgelopen en door al het stof in mijn longen hoest ik de hele nacht kroppen dik slijm op. Op dag 67 word ik dus niet erg uitgerust wakker. Toch voel ik me goed.
Voor en tijdens het gezamenlijke ontbijt bespreken we onze opties voor de komende dagen. Er is hier veel te zien: de piramides van Nuri, die van Kurru, uiteraard Gebel Barkal en de monumenten daar omheen en er moet hier ook nog ergens een versteend bos zijn, maar daar kan ik geen informatie over vinden. Toen in 2010 in Sudan was ben ik al in Karima geweest en heb toen vrijwel al deze genoemde sites al gezien, dus besluit ik om me dit keer te beperken tot de monumenten rondom Gebel Barkal. De familie wil wel iets meer weten over de tempels en dus gaan we samen.
Na het ontbijt pakken we alles in en rijden met enige moeite door het losse zand naar de weg en vervolgens naar het Gebel Barkal museum. Dat is gesloten, maar de 2 dames die onder een boom zitten te keuvelen willen het best voor ons openen. Eén van de dames belt even na hoeveel de entree kost voor een bezoek aan de hele site. Dat blijkt 10 US dollar pp te zijn (kinderen gratis); een fikse prijs, maar alles in Sudan is duur tegenwoordig, dus vooruit maar. Het museum raad ik af, want dat stelt bijzonder weinig voor. Dus lopen we naar de tempels en geef ik een rondleiding. Er is nog maar weinig over van de tempels dus erg veel kan ik er niet over vertellen, dus houd ik het maar algemeen. Aan de kinderen gaat het allemaal voorbij. Ze azen wel op gliefjes, die ik voor ze vertaal, maar verder is er niet veel aan voor kleine kinderen dus hebben we niet veel tijd nodig. We beginnen bij tempel 500 en werken terug tot tempel 100. Tempel 200 is deels in de Gebel Barkal uitgehouwen en afgesloten met een stalen deur. De ghaffir, die ons al eerder opgezocht had, maar verder met rust gelaten, staat in de ingang en wil onze ‘Travel & Photo Permit’ zien. Die hebben we niet, want ons was verteld dat die niet meer nodig zijn in Soedan. Nadat we hem dat een aantal keer vertellen is het in orde en mogen we naar binnen. Na betaling van de entree, welteverstaan. Binnen is het nog warmer dan buiten. Het zweet stroomt als een waterval van je lichaam. Desalniettemin vertel ik over de bijzondere voorstellingen die in de rotstempel te zien zijn.
Eenmaal buiten lopen we naar de dichtstbijzijnde piramide en lopen daarna terug naar de auto’s, waar we lunchen in de schaduw. Daarna rijden we terug naar de weg en gaan op zoek naar een slaapplaats voor komende nacht. Die vinden we vlakbij de plek waar we gisteren overnacht hebben, maar wel achter een lage rots, zodat we uit het zicht van de weg staan. Om er te komen moeten we de rots echter wel oprijden. En die is bedekt met een dikke laag los zand. Maar gelukkig komen we beide niet vast te zitten en staan in mum van tijd op de gewenste plek. Mijn thermometer geeft ruim 40gr in de schaduw aan. We spannen 2 luifels maar als we eenmaal geïnstalleerd zijn zitten we toch het eerste uur voor apegapen. Mijn hart gaat als een gek tekeer, ik heb een lichte hoofdpijn en ik voel me flauw; de eerste verschijnselen van een zonnesteek. Maar ik heb nog wel het een en ander te doen. Ik heb erg veel van de auto gevergd, de afgelopen dagen, dus ik moet echt het een en ander nakijken, en de banden weer bijvullen. Gelukkig heeft Jochen een compressor aan boord die op de motor werkt en hij heeft een spuitpistool voor de compressor, dus daar maak ik dankbaar gebruik van. Mijn compressor put mijn accu’s in no time uit, maar met Jochens compressor kan ik uitgebreid mijn 2 meestgebruikte kisten enigszins ontdoen van het zand en stof, en Jochen is zo vriendelijk om mijn motorblok schoon te spuiten, mijn banden bij te vullen en vervolgens mijn luchtfilter uitgebreid uit te spuiten. Er komt heel wat stof uit, dus ik ben erg blij met zijn hulp! Ook check ik de vloeistoffen en spuit ik de auto van binnen enigszins uit. Het is een druppel op de gloeiende plaat, maar alle beetjes helpen.
Terwijl ik aan mijn verslag werk en we wachten tot het tijd is om de Gebel Barkal te beklimmen om de zonsondergang te zien, zien de kinderen dat er 2 buitenlandse motorrijders naar de piramides staan te kijken en lopen naar ze toe. Wanneer we even later op pad gaan richting de Gebel Barkal, lopen we er allemaal even langs en maken kennis. Het zijn 2 mannen uit Zuid Afrika die in Londen wonen en nu in 2,5 maand(!) van Engeland naar Zuid Afrika rijden om voor kerst bij hun familie te zijn. Vanmorgen waren ze nog in Wadi Halfa!
We beklimmen de Gebel langs de meest vlakke zijde, maar de klim is een stuk zwaarder dan ikme herinner van 6 jaar geleden. Het zal vast met m’n conditie te maken hebben, maar ik wijt het aan de hitte. Eenmaal boven laat ik de familie de tempels van boven zien en vervolgens nemen we plaats op een comfortabele rots om de zon onder te zien gaan. We zijn bepaald niet alleen; alle toeristen in de omgeving en een aantal locals zijn er ook bij, maar het is absoluut niet storend. In de verte zien we hoe de motorrijders de rots proberen te beklimmen om naar onze kampeerplek te komen (waar we ze voor hadden uitgenodigd). Eentje is zo boven, maar de ander zakt diep weg. Het kost ze een kwartier om weer los te komen.
Zodra de zon weg is klauteren we naar het begin van de zandhelling en rennen 1 voor 1 naar beneden door het zand. Het blijft leuk! Jochen legt alles zorgvuldig vast. Tijdens de wandeling naar onze kampeerplek lopen we langs een van de vele pickups die staan te wachten op de toeristen die de Gebel hebben beklommen. De chauffeur geeft ons spontaan elk een flesje ijskoud water. Zomaar. En ‘nee’ wilde hij niet horen. Wat een gastvrijheid!!!
Terug bij de auto’s praten we even met de mannen uit Engeland (Koen en Peter), die net bezig zijn hun tentjes op te zetten. Ik kook een (al zeg ik het zelf) lekkere verse pastamaaltijd, maar zodra we willen eten steekt er een felle wind op die veel zand mee neemt. Gelukkig mag ik ik bij de familie in de auto mijn prakje op eten, maar de arme mannen eten hun bakje leeg in de luwte van mijn auto. Ze vragen zelfs of ze hun tentjes naast m’n kanarie mogen zetten, waar ik uiteraard geen enkel bezwaar tegen heb. Het waait veel te hard om buiten te blijven en het is al aardig laat, dus zet ik maar even geen thee. Ik die de afwas in de zanderige wind, ruim alles zo goed en zo kwaad als dat kan en zo snel mogelijk op en kruip de auto in, die de hele nacht blijft schommelen in de wind. Buiten hoor ik Koen en Peter vechten tegen de wind terwijl ze hun tentjes verplaatsen. Binnen is het een sauna en hoewel mijn accu;s aardig leeg zijn, maak ik toch dankbaar gebruik van mijn ventilatortje. Ik ben vreselijk vuil, mijn kleren zijn nog vuiler, mijn auto is nóg vuiler, ik ben moe en de weeë stank van geprakte bananen hangt in mijn auto. Maar ik ben gelukkig. Ik geniet. Ik hunker naar wat eenvoudig comfort, zoals een warme, schone douche, een schoon bed en een koud glas verse sinaasappelsap, maar tegelijkertijd geniet ik met volle teugen. Wat een reis! Wat een avontuur!
De huilende wind, de schommelende auto en het verstikkende stof maakt het lastig om te slapen en dus sta ik op dag 68 opnieuw gebroken op. Maar geloof het of niet: ik geniet nog steeds! Gelukkig is de wind een beetje gaan liggen, zodat we rustig buiten kunnen ontbijten. De Zuid Afrikanen vergezellen ons en het is heel gezellig. Ze bedanken ons uitbundig voor onze gastvrijheid en geven zelfs een doos snoepjes voor de kinderen. Absoluut overbodig natuurlijk, maar wel erg leuk.
Even later nemen we hartelijk afscheid en zwaaien ze uit. Zij willen vandaag nog aankomen in Khartoum. Wij mikken niet verder dan de beroemde piramides van Meroë, waar we willen overnachten op een mooie wildkampeerplek. De truck van de familie Vosseberg gaat niet harder dan 80-90 km/u dus verder kunnen we vandaag ook niet echt komen.
Om een uur of 9 vertrekken we. Zonder problemen bereiken we de weg en rijden eerst naar Karima om water en brood in te slaan. Het water kost zo’n €4,50 voor een tray van 6 1,5 liter flessen. In Griekenland betaal je daar nog geen €2 voor! We proberen het elders, maar het is overal even duur.
Dan begint de ca. 400km lange rit richting Begrawiya, de plaats vlakbij de piramides van Meroë. We steken eerst de Nijl over en de eerste 20km zijn nog langs akkertjes en dorpjes, maar dan (na een checkpoint) begint de weg door de Bayuda woestijn. Ik heb nu al heel wat woestijnwegen bedwongen, maar deze is toch anders. Naarmate de dag vordert, ondergaat het landschap een voorzichtige transformatie. Het begin met hier en daar wat lage struikjes. Dat worden er steeds meer en er komen ook lage boompjes bij. Meloenachtige planten bedekken op sommige plekken hele lappen woestijnbodem en kleuren die daardoor groen. Regelmatig ie ik ezeltjes en dromedarissen vrij rondlopen. Een paar keer moet ik stoppen voor overstekende dromedarissen. Langzaam maar zeker komen we in een savanne-achtig landschap terecht. Mensen zien we ook veel. In armoedige hutjes van riet, plastic en golfplaat, maar ook trots geklede mannen en vrouwen die op hun geiten of dromedarissen passen. Er wordt zowaar gegraasd in deze woestijn. Het is een verkwikkend levendig beeld na wekenlang eindeloze, lege woestijnen te hebben doorkruist. Begrijp me niet verkeerd: die zijn ook schitterend, maar wat afwisseling is best prettig.
Zo nu en dan stuiten we op een checkpoint. Ze zijn doorgaans heel nieuwsgierig naar ons en willen soms alleen maar weten wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Daarna mogen we doorrijden, Maar vaker nog moeten we ons paspoort laten zien. Tot mijn grote verbazing is er ergens, in the middle of nowhere, zelfs een heus zebrapad aangelegd, compleet met de bekende witte strepen en een begeleidend verkeersbord. Je zit midden in de woestijn: wie heeft hier nou een zebrapad nodig?! Andere opmerkelijke verkeersborden zijn driehoekig en hebben een plaatje van een kabel en de tekst ‘Fibre optic cable’ er boven. Geen idee wat je daar mee aan moet, want er is geen kabel te zien.
Op ca. 90 km van het einde van de woestijnweg staan een aantal vrouwen driftig te zwaaien met jerrycans. Ik rij voorop en besluit te stoppen. Ze hebben vast hulp nodig. Als ik in het Arabisch vraag of ze water nodig hebben is antwoord ja. Ik geef ze de helft van mijn watervoorraad. Judith en Jochen geven ook enkele flessen, een zak brood, wat groente, fruit en snoepjes. Maar de dames vinden het blijkbaar niet genoeg, want ze blijven ons aanklampen en tegen ons aan praten. Niet zeurderig of wanhopig, maar meer hebberig van toon. Enige dankbaarheid is niet te herkennen in hun houding. We vinden het wel mooi zo en rijden verder.
Aangekomen aan het einde van de weg steken we opnieuw de Nijl over en slaan diesel in vlak voor de weg naar Khartoum. Ditmaal kost de diesel zo’n 50 cent/l. Daarna slaan we af richting het stadje Ad Damir, om opnieuw water en brood in te slaan, daar we die aan de dames onderweg hebben uitgedeeld. In het stadje is een markt gaande. Een erg stoffige markt, mag ik wel zeggen. Er zijn kraampjes waar van alles te koop is, maar de lucht is zo stoffig dat Jochen en ik gauw weg vluchten. Water en brood is hier ook niet te vinden. Brood vinden we wel even verderop. Het zijn dit keer zelfs stokbroodachtige broden! Na anderhalve maand plat, ongerezen brood is dat een feestje! Een hele zak vol kost slechts 5 pond (60 cent). Water is lastiger. We lopen 5 winkeltjes af, maar meer dan een paar flessen hebben ze niet, op de vijfde na. Overal vraagt men ongeveer dezelfde prijs, dus betalen we niet te veel, maar 5 euro voor een tray is toch erg veel. Ik koop er 2, want hoewel ik zeer waarschijnlijk nog genoeg water heb tot Khartoum, wil ik het risico niet nemen.
Terug op de hoofdweg richting Khartoum komen we aan bij een tolpoort, waar mij 13 pond gevraagd wordt. Ik geef 15 en de man loopt er mee weg. Dan, ineens, roept een oudere man de eerste man iets toe en hij keert direct om en geeft mijn geld terug. De oudere man lacht en zwaait naar me. Ik lach en zwaai dankbaar terug. Ook de Vosseberg-en hoeven niets te betalen. Had ik al gezegd dat dit een gastvrij land is?
Verderop, bij de zoveelste politiepost, vraagt de agent mij om de paspoorten van de familie in de truck achter mij. Blijkbaar zie ik er voor hem uit als een gids of zo. Bij weer een ander checkpoint mag ik doorrijden, maar heeft de familie wat problemen. De agent wil geld hebben, maar die weigeren ze (terecht) om te betalen. Helaas word ik door het drukke (vracht)verkeer gedwongen om door te rijden en verliezen we elkaar uit het oog. De laatste 30 km zijn het meest vermoeiend omdat het vooral sukkelen achter lange vrachtwagens inhoudt, wachtend op een kans om te passeren.
Op het punt waar we offroad moeten blijf ik wachten op de familie, die een minuut of 10 later arriveert. Intussen zijn er al 3 kamelen met berijders aan komen sjokken en ze vragen onophoudelijk of we een ritje willen maken. De familie wil wel, maar niet nu. Morgen, zeggen ze. Maar het schijnt lastig te begrijpen te zijn, want als we even later aankomen op onze kampeerplek, komen er wel 10 kamelen aansjokken. Ook 2 kinderen met souvenirs, die het nog tot zonsondergang volhouden.
De wildkampeerplek op iOverlander ligt in een erg zanderig stuk van de woestijn, dus stel ik voor om iets ervoor te blijven staan. Nog steeds uit het zicht van de weg, op een stenige en stevige ondergrond, en vlak naast een mooie zandduin, waar de kinderen eindeloos van af kunnen glijden. Een prachtplek! Het duurt een tijdje voor de kamelendrijvers het opgeven (ik snap niet waarom ze het blijven proberen, terwijl we ze beloven dat we morgen om 9 uur van hun diensten gebruik willen maken), maar dan zijn we alleen. Vanaf de top van de zandheuvel bekijk ik amen met Jochen de bijna legendarische piramides van Meroë bij het vuurrode licht van de ondergaande zon. Wat voel ik me bevoorrecht!
In de avond is het heel prettig buiten zitten. Er zijn veel sprinkhanen, kevers en andere vliegende insecten, maar de wind is gaan liggen en de temperatuur is zeer aangenaam. We maken het dus redelijk laat (ca. 22 uur). Als diner maak ik weer wat roze, smakeloze worstjes klaar die verkocht werden onder de naam hot dogs.
Zodra ik de volgende ochtend (dag 69) tijdens zonsopkomst de portieren open, zie ik de zelfde 3 lokale kinderen van gistermiddag met hun souvenirs aan komen lopen en zich op dezelfde plek installeren. In de verte komen de kamelendrijvers ook weer aansjokken. * ZUCHT * Daar gaat onze rust… Het enige verschil met Egypte is dat ze doorgaans wel een klein beetje op afstand blijven.
Na het ontbijt pakken we alles weer in en rond een uur of 9 bestijgen de 4 Duitse kinderen elk een kameel en zetten koers naar de ingang van Meroë, op ca. 2-3 km afstand. Wij leggen de afstand per auto af, zodat we direct door kunnen rijden zodra we hier klaar zijn.
We zijn bepaald niet de enige bezoekers aan deze beroemde monumenten. Er staan een stuk of 6 LandCruisers op een rij te wachten, terwijl de toeristen zich laten verleiden bij de souvenirsstalletjes. We schrikken ons wild als we de entreeprijs horen: 25 US dollar pp! Er wordt ons zelfs een gelamineerde brief getoond waarin in het Engels geschreven staat dat dit vanaf heden (de datum ben ik helaas vergeten) de nieuwe entreeprijs is. Dit is echt krankzinnig duur! We weigeren dan ook om dit te betalen en na wat discussie en afdingen komen we uit op 10 US dollar pp. Dat hebben we bij Gebel Barkal ook betaald, dus dat lijkt ons een redelijker bedrag.
Eenmaal binnen zijn we al gauw alleen. De andere toeristen waren schijnbaar al bijna klaar met hun bezoek, ondanks het vroege uur van de dag. Ik wijs de familie op de piramide van Amanisacheto, waarin de beroemde goudschat is gevonden door de Italiaanse schatgraver Ferlini. We bekijken verschillende kapelletjes voor de piramides en ik vertel ze over de figuren die afgebeeld zijn. De Vosseberg-en zijn niet zo heel erg geïnteresseerd in de oudheid (met name de kinderen uiteraard), dus veel meer kan ik hen niet vertellen. Wel genieten we samen van de prachtige setting waarin de piramides zich bevinden: goudgele zandduinen, glanzende, zwarte rotspartijen en rood-geel gestreepte rotsblokken, onder een strak blauwe hemel.
Terug bij de ingang nemen we weer even afscheid van elkaar. De Duisters gaan direct door naar Khartoum en ik rij naar de tempelruïnes van Naqa. Morgen rij ik door naar Khartoum, waar we elkaar weer zullen zien. We vertrekken onder luid protest van de souvenirverkopers die zich inmiddels en masse om ons heen verzameld hebben.
Om Naqa te bereiken moet ik eerst een kilometer of 50 zuidwaarts rijden en dan 35 km off road. Dat valt gelukkig nog wel mee, want het spoor is goed te volgen en over redelijk makkelijk terrein. Het landschap heeft nu echt een savanne-achtig karakter met veel laag, geel gras en boompjes die op ee 1 a 2 meter hoogte breed uitwaaieren. Het is een prachtige rit. Mensen zijn er ook. Bijna altijd zie ik wel iemand lopen in de verte en overal grazen geiten, kamelen en koeien.
Aan het einde van het spoor tref ik de tempels aan zoals ik ze in 2010 ook gezien heb. Wel is het opnieuw een stuk drukker. De toeristen die vanmorgen in Meroë waren zijn nu hier, maar niet veel later ben ik alsnog de enige toerist. De entreeprijs is opnieuw 25 US dollar. Dat weiger ik te betalen en loop om het hek heen waarachter zich de tempel van Apedemak bevind. Ik ga geen 25 dollar betalen, zeker niet voor iets wat ik al gezien heb. Dan komt ineens de archeoloog uit Khartoum naar me toe lopen. Die kom ik ook overal tegen! Hij onderhandelt met de ghaffir over mijn entreeprijs en we komen uit op 100 pond (15 euro). Nog steeds teveel, maar ik wil de archeoloog niet beledigen, gezien zijn hulp, dus betaal ik.
Helaas is de tempel van Apedemak niet meer van binnen te bekijken; er is zelfs een muurtje voor de ingang gemetseld. Als ik naar de Amontempel verderop loop, wordt me door een politieagent gevraagd om het hekje achter me dicht te doen als ik klaar ben. De eerste 10 minuten heb ik de tempel voor mezelf, maar dan verschijnt er ineens een jochie dat continue 10 passen achter me aan blijft lopen. Hij zegt niets en doet niets, maar ik vind het hoogst irritant en probeer van alles om van hem af te komen; tevergeefs. Dus berust ik me er maar in en maak mijn bezoek aan de tempel af. Hij doet het hekje dicht zodra we beide buiten zijn en even denk ik dat ik nu van hem af ben, maar nee hoor: hij loopt met me mee naar de auto en gaat tegen de boom aanzitten waar ik onder geparkeerd sta, terwijl ik rustig een fles koud water achterover sla. Nog altijd zegt en doet hij niets.
Ik sluit mijn portier, start de motor en rij weg. Volgens iOverlander en volgens de archeoloog is er een mooie kampeerplek achter de Amontempel, maar ik kan niet direct een spoor er naartoe vinden en er lopen hier zoveel locals rond dat ik eigenlijk niet veel zin heb om hier te blijven. Ik trek nu al ruim een week met een familie van 6 op en hoewel het hartstikke leuke mensen zijn merk ik dat ik er veel behoefte aan heb om alleen te zijn. Dus rij ik terug richting de asfaltweg. Ergens langs de 35km lange rit daar naartoe moet toch wel een rustig plekje te vinden zijn?
Dat valt tegen. Op de heenweg zag ik hier en daar nog wel een potentieel rustig plekje, maar telkens wanneer ik het spoor verlaat en door de bush rijd, kom ik een eindje verderop weer hutjes of een kudde geiten tegen. Hoe moeilijk kan het zijn om afzondering te vinden in een woestijn?!
Tijdens 1 van mijn pogingen rij ik mezelf klem in een ondiepe maar zanderige greppel. Ik kan niet meer voor- of achteruit. Ik maak me geen zorgen, want ik verwacht niet dat het moeilijk zal zijn om hier uit te komen, maar net als ik die gedachte heb laten passeren komt er een vrachtwagen vol mannen aanrijden! Ze toeteren, stoppen en stappen allemaal uit. In mum van tijd staat mijn kanarie weer op stevigere grond. Ik bedank ze hartelijk, schud ze allemaal de hand en geef ze desgevraagd een fles met water. Enkele mannen beginnen een heel verhaal tegen me en duwen een klein, oud mannetje naar voren. Naamplaatsen herken ik: Naqa, Khartoum en Mussawarat es Safra passeren de revue. Ik weet niet waar ze het over hebben, maar ik maak op verschillende manieren met gebaren duidelijk dat ik afkomstig ben van Naqa en op weg ben naar Khartoum (ze uit te leggen dat ik op zoek ben naar een stille kampeerplek lijkt me een onmogelijke opgave). Telkens wanneer ze Mussawarat es Safra noemen, schud ik duidelijk mijn hoofd: Khartoum, dáár ga ik heen. (Mussawarat is de locatie van nog meer Meroïtische tempels, maar ook die heb ik in 2010 al gezien en zeker gezien de hoge entreeprijzen heb ik er geen behoefte aan om dit opnieuw te zien. Bovendien ben ik moe en heb ik eigenlijk alleen nog maar behoefte aan rust.)
Mijn zoektocht naar afzondering en rust wordt echter genadeloos afgestraft, want even later zit het oude mannetje naast me in de auto. Ik begrijp namelijk dat de mannen willen dat ik hem een lift geef naar Mussawarat. Dat kan en wil ik natuurlijk niet weigeren, gezien hun hulp. En dus rijden we samen die kant uit, op zijn aanwijzingen. Het is een lange en soms best moeilijke rit. Twee keer moet ik een smalle greppel door en ben ik bang dat de auto weer klem komt te zitten, maar mijn trouwe kanarie baant zich overal een weg doorheen.
Moe en opgelucht kom ik aan in Mussawarat en doe de portier voor hem open, maar de man blijft zitten. Een politieagent komt op me af lopen en vraagt om papieren. Even later komt er nog een man aanlopen die gelukkig wat Engels spreekt, want ik kan de politieagent maar niet duidelijk maken wat ik hier doe met deze man naast me. Ik vertel over de situatie en iedere keer als me gevraagd wordt of ik de monumenten hier wil bezoeken, antwoord ik resoluut: ‘No’. Ik kom alleen deze man afleveren. De Engels sprekende man begint te lachen en spreekt met de oude man naast me. Het lijkt er op dat er sprake is van een misverstand. De oude man is waarschijnlijk met me meegereden om me de weg naar Mussawarat te tonen, zodat ik de monumenten kan bezoeken! Hijzelf hoeft hier helemaal niet te zijn! Een komische vergissing natuurlijk, maar ik kan er op dat moment niet om lachen. Ik heb tientallen kilometers omgereden door ruw terrein om hem hier te brengen uit dankbaarheid en het blijkt allemaal voor niets te zijn geweest! De Engels sprekende man legt me uit dat ik de oude man kan afzetten bij het bord op de splitsing richting Mussawarat en Naqa. En dus rij ik weer vele kilometers terug over het zelfde spoor, neem ergens een afslag en sta enige tijd later naast het bord op de splitsing. Ik stop de auto, maar opnieuw stapt de man niet uit. In plaats daarvan begint hij (net als tijdens de rit) hele verhalen tegen me, waar ik uiteraard niets van begrijp. Keer op keer probeer ik hem dat duidelijk te maken maar hij blijft praten. Uit zijn gebaren kan ik ook niets opmaken dus ik heb geen idee wat hij nu wil. Er is hier niets anders dan woestijn, dus ik snap ook wel dat hij hier niet achter gelaten wil worden, dus probeer ik duidelijk te maken dat ik hem wel mee wil nemen naar de asfaltweg richting Khartoum, maar dat lijkt niet te landen bij hem. De discussie is zwaar frustrerend en op een gegeven moment weet ik niet meer wat ik moet doen. Ik herhaal een aantal keer, al gebarend: ‘In or out?’ De man stapt uit! Maar hij loopt voorlangs de auto en klemt zijn handen aan mijn portier en spiegel. Opnieuw herhaalt hij zijn verhaal weer en met name 1 woord, dat ik niet ken. Opnieuw kan ik uit zijn gebaren niets opmaken, dus herhaal ik maar weer: ‘In or out?’ Dit gaat zo minuten lang door en op een gegeven moment ben ik het zat. Ik open de passagiersportier en nodig hem uit om weer te komen zitten. Ik wil hem hier niet achter laten als hij hier niet wil zijn. Maar hij stapt niet in en herhaalt keer op keer het woord. Ik zeg gedag en trek langzaam op. Hij klemt zich nog vaster aan het portier en loopt mee met de auto. Hij wil duidelijk niet dat ik ga, maar wat hij wel wil is mij een raadsel. Mogelijk dat hij geld of iets anders wil als compensatie voor zijn ‘dienst’, maar voor mijn gevoel was ik heel erg duidelijk dat ik niet naar Mussawarat wilde gaan en heb ik absoluut niet gevraagd om zijn hulp om me daar naar toe te begeleiden. Bovendien had de Engels sprekende man me vertelt dat ik hem hier af kan zetten en dus geef ik hem nog 1 kans om in te stappen en rij dan resoluut weg. Hij loopt nog een aantal passen achter me aan maar geeft het dan op. Ik voel me vreselijk om zo’n oude man hier achter te laten, maar ik weet echt niet meer wat ik anders moet doen. Bovendien rijden er nog regelmatig auto’s langs waar hij mee kan liften, want tijdens onze discussie komen er al 2 voorbij.
Doodmoe, verkouden, hoofdpijn, zwaar geïrriteerd, een auto en lichaam vol zand, schaamte, woede, hitte. Alles komt nu tegelijkertijd en ik voel me ellendig. Rust! Alles wat ik wilde was rust! En in plaats daarvan krijg ik dit. Ik besluit door te rijden naar een andere wildkampeerplek langs de weg naar Khartoum. Gedurende de dag had ik al gemerkt dat ik de auto niet meer uit 4WD krijg, wat ik ook probeer. Vlak voor ik de asfaltweg op rij probeer ik het nog een keer, zonder succes. Dus ontkoppel ik de voorste assen en zet ik de versnelling in 4H (4WD, hoge gearing), zodat ik in elk geval normaal over het asfalt kan rijden zonder risico mijn assenstelsel zwaar te beschadigen. Maar ideaal is het niet, want omdat nu wel vrijwel alle assen meedraaien, durf ik niet al te hard te rijden, omdat ik bang ben op die manier alsnog iets te beschadigen.
‘Gelukkig’ hoef ik me daar niet zo’n zorgen om te maken, want tijdens de rit van ca. 50 km krijg ik vrijwel nergens de kans om snelheid te maken. Het is een enkelbaans weg en is vol met vrachtwagens die niet sneller gaan dan 30-40 km/u. Je bent dus continue bezig met inhalen. Daarnaast is het wegdek slecht en moet ik telkens oppassen voor diepe kuilen of afgebrokkelde randen. En dan zijn er natuurlijk nog de checkpoints…
Ik ga de weg af bij een mooie rotspartij van granieten blokken. Het is een paar kilometer rijden er naar toe, maar wanneer ik eenmaal aan de andere zijde van de rotspartij ben, sta ik op een heerlijk rustig plekje. Behalve een enkele koe en wat geiten in de verte zie ik geen levende ziel. De zon staat op het punt om onder te gaan, dus snel zoek ik het mooiste plekje uit en zet dan – eindelijk! – de motor uit. Wanneer ik de achterportieren open zie ik opnieuw een dikke laag stof op alles liggen, dus ondanks mijn ellendige staat begin ik die snel te verwijderen, zolang het nog licht is. Zodra ik genoeg stof verwijderd heb om weer enigszins fatsoenlijke te kunnen liggen trakteer ik mezelf op wat geperste sinaasappels, een grapefruit en wat bananen. De avond valt en ik de schemering hoor ik verschillende keren en eigenaardig lachend geluid. Ineens herinner ik me dat er hyena’s voorkomen in Sudan! Ik heb een zwak internetsignaal en probeer te achterhalen of ze ook hier voorkomen, maar behalve een nieuwsartikel uit 2014 over een hyena aanval op 4 dorpen, waarbij 2 mensen omgekomen zijn en 12 zwaar gewond zijn geraakt kan ik niets vinden. Het nieuwsartikel bezegeld echter mijn (waarschijnlijk ongegronde) angst en snel pak ik alles in en trek me terug achterin de auto, waar ik nog een broodje eet. De auto is door de hete zon overdag flink opgewarmd en laat die hitte nu los, waardoor het vreselijk benauwd is in de auto. Ondanks deels open ramen, roosters en een ventilator gutst het zweet van mijn lichaam. Ik laat aanvankelijk de portieren nog een tijd open staan, maar dan kan ik geen licht maken, vanwege de insecten. Het wordt tijd dat ik mijn klamboe voor de dag ga halen, geloof ik. Maar dat kan nu even niet. Snakkend naar de spaarzame zuchtjes koele wind die de auto in komen probeer ik de slaap om 21 uur al te vatten.
Dag 70 breekt voor mij aan om half 6 wanneer het licht genoeg is om naar buiten te gaan. Ik ben gebroken, want veel slaap heb ik niet gehad. Het is een heerlijk stil plekje, maar de klamme hitte maakte slapen erg moeilijk. Bovendien maalde de herinneringen aan de bewogen afgelopen dag de hele nacht door mijn hoofd.
De ochtend is zalig. De koele wind, de stilte, af en toe fluit een vogeltje, het uitzicht is prachtig, de zon komt op. Ik breek mijn bed af, maak ontbijt, zet thee, doe mijn behoefte in een kuiltje en werk aan mijn verslag.
Ik werp nog een laatste blik op deze heerlijke plek en rij vervolgens weer terug naar de weg. Daar vervolgt het lange gevecht tegen de kuilen, de langzame trucks en de krankzinnig hard rijdende toerbussen (die hier als lijnbussen gebruikt worden). Eigenlijk is het verkeer hier levensgevaarlijk en het is dan ook geen verrassing dat ik een aantal verongelukte vrachtwagens in de berm zie.
De laatste 20 km zijn door de voorsteden van Khartoum, met alle drukte van dien. Het voelt weer een klein beetje als Cairo, maar dan veel Afrikaanser. Het lijkt meer op een eindeloze ketting van kleine dorpjes. De helft van de toch al zeldzame stoplichten werkt niet en ik moet nog bekend raken met de ‘verkeersregels’ in dit land. Dit is de eerste (en waarschijnlijk enige) grote stad die ik doorkruis in Sudan dus het is echt weer even wennen. Ik ben liever aan het offroaden!
Om 11:20 rij ik de smalle straat in waarin het German Guesthouse is gelegen en herken direct de Duitse truck. Jochen staat te klussen en we praten even bij. Dan gaan we naar binnen, begroet ik de familie en de eigenaar, Norbert. Het guesthouse is een klein paradijsje in deze hete, stoffige stad. Er is een klein zwembad, een grote schildpad(!) en voor 20 US dollar per dag kun je van alle faciliteiten gebruik maken, inclusief: wifi, wasservice, zwembad, ontbijt, lunch, diner en de badkamer van een hotelkamer. Slapen moet je voor die prijs wel in je eigen auto doen. De auto blijft op straat staan, maar gelukkig is het er rustig.
Nadat ik een korte rondleiding heb gehad van Judith ga ik naar mijn kamer om de badkamer te inspecteren. Er ligt een man in het bed. Ik doe snel de deur weer dicht en loop naar de auto. Ik verplaats hem wat naar achteren, zodat hij wat meer in de schaduw staat. Wanneer ik terug naar de kamer loop met schone kleding, een washandje, handdoek, shampoo en douchegel is de man verdwenen en liggen er een handdoek en een blokje zeep op het bed.
Het is een heel klein slaapkamertje maar er is een airco. De eerste airco sinds Cairo! De badkamer doet erg Egyptisch aan: simpel, kapot en alle voegen zijn vies, maar op dit moment zie ik dat allemaal niet. Ik zie alleen een toiletpot (de eerste in anderhalve week) en een douche (de eerste warme douche in 2 weken en de eerste douche überhaupt in een week). Het enige wat nog tussen mij en deze traktatie staat is de extreem lekkende doucheslang, maar dat heb ik gauw gefikst.
Waaaaaaaaaaauuuuuuw, wat is die douche heerlijk! Ik geniet van elke druppel. Een stroom modder verdwijnt in het doucheputje en ik begin mijn eigen lichaam weer te zien. De kleding die ik heb meegebracht zijn de schoonste die ik kon vinden en als ik weer buiten loop voel ik me prinsheerlijk. Wat is dat genieten!
Vlak daarna kunnen we lunchen. Er zijn nog wat stukje vlees van de barbecue die het Duitse gezin gisteravond heeft meegemaakt, er is vers (plat) brood en er is een heerlijke, goed gevulde en goed gezouten soep. Nog meer genieten! Ik kom helemaal bij.
In de middag ben ik vooral bezig met het bijwerken van alle internetactiviteiten, nu ik eindelijk weer eens wifi heb. Judith werkt ook aan hun blogs, Jochen werkt aan de truck en de kinderen spelen in het zwembad. Tegen 16:30 huren we een microbusje waar we ons alle 7 in proppen en zetten koers naar de andere kant van de Nijl om in Omdurman de wervelende derwisjen te bekijken. Elke vrijdagavond hebben die een soort open lucht seance waarbij ze toenadering tot Allah zoeken middels opzwepende muziek en dans.
De microbus is in uiterst slechte staat. Alle hangt met verroest ijzerdraad aan elkaar en de chauffeur moet zijn eigen portier vasthouden om te voorkomen dat hij open gaat. Ook maak ik me zorgen over de remmen. Gelukkig komen we heelhuids aan op het kerkhof waar de ‘Sudanese Disco’ (zoals de Sudanezen het zelf noemen) zal gaan plaatsvinden. Het is vrij morbide om tussen de lage hoopjes zand en stenen met vaak niet meer dan een klein houten bordje of zelfs enkel een autoband als grafsteen door te lopen. Aan het einde van het pad is een mausoleum waar zich al een kring van mensen gevormd heeft. In het midden lopen 3 muzikanten rondjes met trommels en zang. Een charismatische man met geweer over de schouder en een zeer uitbundige uitgedost luipaardvel om zijn lijf danst en verwelkomt bezoekers. Er staan zeker 10 niet-Soedenese toeristen tussen het publiek. Op een gegeven moment worden er enkele van naar voren getrokken en derhalve ‘gedwongen’ om mee te dansen, waaronder Jochen en ik, onder grote hilariteit van de omstanders. We worden geacht wat kleingeld aan de muzikanten te geven, maar Jochen en ik hebben geen geld op zak (mijn rugtas met geld heeft Judith), dus als ik probeer om naar Judith te lopen word ik door verschillende mensen terug in het midden geduwd (niet hardhandig, iedereen is vriendelijk) en moet verder dansen. Na enkele rondjes word ik ontslagen. Na een tijdje komen de echte dansers en wordt de kring aanzienlijk vergroot. Er zijn zangers die uitgerust met microfoons en enorme speakers de trommelvliezen uit je oren blazen, een man met een soort clownsmuts op achter één stuk door aan het springen is en nog veel meer kleurrijke figuren. Een aantal ervan gaat zo nu en dan helemaal los. Ze beginnen rondjes te draaien om hun as, bewegingen met hun armen te maken of laten zich op de grond vallen. Onderwijl worden we allemaal wel minstens 2 of 3 keer vriendelijk aangesproken door omstanders. Ze heten ons hartelijk welkom, zijn nieuwsgierig naar waar we vandaan komen en wat we van Sudan vinden. Eentje steekt een onsamenhangend verhaal af over een leeuw die op reis gaat. Het is een ontzettend leuke happening. Dan ineens, om een uur of 18:30 is het afgelopen en breekt de cirkel. Iedereen zet zich in beweging; ofwel naar de ‘artiesten’, ofwel naar huis. Opnieuw worden we aangesproken en korte tijd vormt zich een cirkel van toeschouwers om ons.
Als de nieuwsgierigheid van de omstanders bevredigd is, lopen we terug naar de weg om een microbusje te zoeken, die we na een minuut of 10 vinden. Voor hetzelfde geld (100 pond) brengt die ons weer terug naar het hotel. Daar is het diner al geserveerd: stoofpotjes met vlees, aardappelen of groente. Het is helaas wat koud, maar smaakt prima. Te meer omdat ik het zelf niet heb hoeven koken en geen afwas hoef te doen!
In de avond speel ik wat geïmproviseerd biljart met de kinderen en werk mijn foto’s en blog bij. Als ik in mijn auto kruip voor de nacht en ga liggen, begint de wereld te tollen. Wanneer het even later ophoud en ik rechtop ga zitten, gebeurt het opnieuw. Zou het de intense hitte zijn? De auto heeft bijna de hele dag in de brandende zon gestaan en anders dan normaal heb ik de portieren nauwelijks open gehad, omdat ik nu immers all inclusive leef en dus nauwelijks bij de auto hoef te zijn. Hoe dan ook lijkt de relatief koele lucht buiten wel wat te helpen tegen de duizeligheid, maar niet veel. En ik kan de deuren niet open laten staan, want ik sta immers op straat geparkeerd en de muggen zijn ook geen pretje. Ik maak dus veel gebruik van mijn ventilator, maar zodra ik die uitzet breekt het zweet me onmiddellijk weer uit. Bovendien durf ik me niet te bewegen, bang dat ik ben om weer duizelig te worden of zelfs flauw te vallen.
Rond 1 uur word ik wakker; ik houd het echt niet meer uit in deze hitte. Daarnaast zitten mijn neus en mond vol met het stof dat nog altijd massaal in mijn auto ligt en rond dwarrelt. Snel open ik de portieren, ook al tolt de wereld opnieuw. Ik hap gretig naar de koele buitenlucht en even voel ik me wat beter, maar niet lang. Een half uur blijf ik zo zitten. Dan doe ik de portieren op een kier en bind ze aan elkaar vast met een spanbandje, zodat niemand zo maar de portieren kan openen. Op deze manier kan ik in elk geval weer adem halen, maar de muggen maken me het leven zuur. Ik heb een klamboe, maar die ligt onder mijn bed, dus daar kan ik nu niet bij. Toch slaap ik in tot een uur of 6.
Het lijkt wel of je avonturen telkens heftiger en indringender worden Bjorn. Met stijgende verbazing heb ik gelezen wat je allemaal hebt doorgemaakt en beleefd! Ongelooflijk spannend op diverse onderdelen en weer veel gluksmomenten. Hopelijk kom je in Khartoum bij van alle vermoeienissen, stof, zand en hitte. Is het nog gelukt bij de tandarts je kies te repareren? En heb je de 4D al kunnen herstellen naar 2D?
Ja, de avonturen worden naar mijn idee ook steeds heftiger! Maar die trend zal denk ik niet continue doorzetten. Er zijn ook saaiere dagen, zoals gisteren.
In Khartoum is het inderdaad goed bijkomen! Maar het begint alweer te kriebelen, dus waarschijnlijk gaan we morgen weer door!
De tandarts is nog niet gelukt. Misschien vandaag, en anders stel ik het uit tot Nairobi. Ik heb er (nog) geen last van en de gezondheidszorg in Nairobi is waarschijnlijk aanzienlijk beter dan hier.
Het verhaal met de 2WD/4WD had ik achteraf gezien uit het blog moeten halen, want dat bleek een domme fout van mij te zijn! Een dag later bleek namelijk dat het kleine pookje dat dit regelt ook nog een kant op kan bewegen die parallel loopt aan de 4WD stand. Ik dacht dus dat ik in 4WD zat, maar in werkelijkheid zat ik gewoon in 2WD. Gelukkig maar! 😉
Tijdens de lunch vanmiddag weer genoten van je reisverhaal. Het wordt spannender, krijg steeds meer respect voor je, wat een avontuur zeg.
Samen hebben wij met bewondering je reisverslagen gelezen, spannend, ook over dat oude mannetje in de auto is een leuk verhaal, wat er kan gebeuren als je elkaar niet kan verstaan.
Wij gaan je zeker verder volgen , ook de foto’s zijn geweldig mooie.
Veel reis plezier verder, het ga je goed ,lieve groetjes
Nou nou, je maakt nog ‘ns wat mee, zeggen ze dan, haha ! Jeetje Bjorn, wat een belevenissen en avonturen allemaal ! En bizar ook (en zeer herkenbaar) om die uiteenlopende emoties te lezen, van aan de ene kant de euforie als alles op rolletjes gaat en je intens geniet en aan de andere kant de totale wanhoop en uitputting als het tegenzit. En dat soms binnen een paar uur. Maar wat fijn dat je samen met de Vossebergjes lastige hordes als die grensovergang van Egypte naar Sudan kan nemen. Ik zou er, als ik in m’n eentje was, serieus ook een zenuwinzinking van krijgen. Wat een gedoe ! Het levert in elk geval prachtige verhalen op, dus ik zou willen zeggen, maak het jezelf niet te makkelijk, haha ! 😉
In elk geval veel succes weer en enjoy !
Dank je wel, Sander! Ja, ik ben met name heel erg blij dat ik de grensovergang naar Sudan met hen heb kunnen doen. In mijn eentje had ik het misschien niet getrokken! Maar inderdaad: dit soort dingen maakt wel de mooiste verhalen. En stiekem ook wel de meest boeiende herinneringen.
Weer genoten van de verhalen, nu is het wachten op de nieuwste aflevering!! Fijn dat je kies niet opspeelt zeg.
Toen ik in 1991 in Assouan ziek werd en naar de dokter moest was er een skyrill voorval:
. Alles goed hoor en een bijzondere ervaring als een assistent zegt dat hij de dokter voor je gaat halen en blijkt dat die in de tuin onder een boom ligt te slapen haha.
Verder was het interessant dat ik als begeleiding een Egyptenaar bij me had en de dokter me eigenlijk niet wilde onderzoeken zonder dat hij erbij was. Maar dat vonden mijn begeleider en ik geen goed idee dus stonden we elkaar een poosje vreemd aan te kijken van wat doen we nu?
Ik heb hem er wel van kunnen overtuigen dat alleen “no problem” voor me was.
Nou Bjorn, succes verder, we volgen je!!!!!!
Hahaha, dat klinkt inderdaad als een avontuur! En typisch Afrikaans! 😀
Geweldig leuk om je verslagen te lezen Bjorn, ik heb de periode vanaf kerst gebruikt om alles vanaf dag 1 te lezen tot hier, en zal komende tijd de rest ook met plezier lezen. Respect voor wat je daar doet hoor! Wat me opvalt overigens dat er zoveel piramides in Sudan zijn, viel dat land vroeger onder Egypte of zo? En ze zijn een stuk kleiner, hoe komt dat dan? Is er ook een reden dat ze allemaal rond de Nijl zijn gelokaliseerd?
Veel plezier op je reis en hartelijke groeten.
Hoi Arjan, wat leuk dat je mijn verslagen ook leest.
Wat betreft je vraag. Een groot deel van het huidige Sudan viel ooit onder de regering van de farao’s. Daardoor is er in de loop van honderden jaren veel cultureel en religieus goed blijven ‘hangen’ in dat deel van Sudan, waardoor men ook piramiden is gaan bouwen. Maar ze hebben er wel hun eigen twist aan gegeven. Dat is één van de redenen waarom ze een stuk kleiner zijn dan de welbekende Egyptische piramides. Het leven concentreerde zich ook in de oudheid al voornamelijk af langs de Nijloevers. Daarom staan de meeste monumenten daar. Maar er zijn ook piramides dieper in de woestijn te vinden hoor.